Web 3.0 is het semantisch web, het internet waarbij het gebruik van natuurlijke taal centraal staat. Het semantisch web is de beoogde opvolger van het sociale web (web 2.0), maar dat semantisch web is nog lang geen bewaarheid. Toch wordt er veel gefilosofeerd over komende varianten en versies. Zo zou web 4.0 het web moeten zijn dat proactief omgaat met onze eigen informatiebehoefte en ons als gebruiker actief benadert. Seth Godin geeft op zijn blog het volgende voorbeeld van web 4.0:
“I’m booked on a flight from Toledo to Seattle. It’s cancelled. My phone knows that I’m on the flight, knows that it’s cancelled and knows what flights I should consider instead. It uses semantic data but it also has permission to interrupt me and tell me about it. Much more important, it knows what my colleagues are doing in response to this event and tells me. ‘Follow me’ gets a lot easier.”
“Google watches what I search. It watches what other people like me search. Every day, it shows me things I ought to be searching for that I’m not. And it introduces me to people who are searching for what I’m searching for.”
Als we Godin moeten geloven denkt web 4.0 met ons mee – of denkt in sommige gevallen voor ons. Dat roept de vraag op wat web 5.0 dan zou moeten zijn. Begin 2010 stelde ik op het IK Blog: “Zou web 5.0 dan gaan over een koppeling tussen ons eigen centraal zenuwstelsel en kunstmatige intelligentie?”
In 2010 bestond het Internet of Things hoofdzakelijk in de kraamkamers en innovatielabs van technologiebedrijven, maar op dit moment is volstrekt duidelijk dat de volgorde voor web 3.0, web 4.0 en web 5.0 is omgegooid.
Al zijn er de nodige aarzelingen, voordat het semantisch web is gerealiseerd, krijgen we eerst te maken met het Internet of Things (IoT). Die aarzelingen hebben vooral te maken met privacy en met het tempo van R&D en toepassingen die business genereren, want de mogelijkheden van IoT zijn in theorie bijna eindeloos.
Nederlandse energiebedrijven zijn op zoek naar de juiste manier om samen met de netbeheerders de smart meter uit te rollen. Early adopters moeten het pad effenen, iets dat ook geldt voor de slimme (connected) E-thermostaat. Dat apparaat communiceert met je persoonlijke webomgeving van je energieleverancier; de beschikbare data van je E-thermostaat worden nog niet ingezet voor verkoopdoeleinden door het bedrijf zelf. Energie is een commodity, leveranciers zullen het daarom steeds meer moeten hebben van excellente service en diensten met toegevoegde waarde.
Het is op dit moment al mogelijk om alle denkbare elektrische apparaten (via een module in het betreffende stopcontact) aan te sturen via het web – met een tweet of via een app. Ook deze technologie biedt grote mogelijkheden voor energiebedrijven. Met de E-inzicht module van Essent kan je zien wat bijvoorbeeld het verbruik is van je oude koelkast; het energiebedrijf kan op basis van die informatie producten aanbieden die zuiniger zijn. Dat is nog eens cross- en upselling.
De connectiviteit van de Hue van Philips genereert veel meer data dan ‘aan’ of ‘uit’. Ook andere apparaten kunnen zelf data genereren, zoals deze connected tandenborstel.
Met andere woorden, het sociale web wordt niet opgevolgd door web 3.0, maar door het IoT. Het gaat de komende jaren niet om natuurlijke taal, maar om het leggen van relaties tussen de fysieke en virtuele/digitale wereld. Het semantisch web is ingehaald door mobiel breedband, apps en big data.
Het kan niet anders: het semantisch web, dat het vooral van statistiek en grote volumes aan (meta)data moet hebben, krijgt een stevige impuls van Big Data. Maar eerst komt het Internet of Things op ons af – met flinke snelheid.