De impact van het internet of things wordt zichtbaar

Hoe groot is de impact van het internet of things? Afgaand op de soms hoogdravende berichten uit de media lijkt het er op dat bedrijven en instellingen nog even achterover kunnen leunen. Maar schijn bedriegt: alleen toekijken levert het risico op van een achterstand.

De impact is al volop merkbaar en de uitdagingen blijven niet beperkt tot de whizzkids van IT, maar beïnvloeden de gehele organisatie. Het internet of things, of liever gezegd het internet of everything, gaat over sensors, netwerken, de verwerking en opslag van data, applicaties en beveiliging. Het is geen hype meer, zo blijkt uit de voorbeelden van bedrijven die zich voorbereiden op een nieuwe toekomst. Die voorbereiding vergt niet alleen een brede blik – wat staat er voor ons op het spel? – maar ook een transformatie van de complete organisatie. Het internet of things is meer dan het ‘aan elkaar knopen’ van enerzijds objecten en anderzijds IT. Tijdens de tweede Imtech ICT-rondetafeldiscussie onder leiding van Marco Gianotten met als thema het internet of things werd duidelijk: steeds meer bedrijven praten niet alleen over het internet of things, maar implementeren op dit moment concrete toepassingen.

Download verslag Imtech ICT rondetafeldiscussieLees het verslag van de Imtech rondetafeldiscussie met daarin onder meer een nieuw luchtmeetnetwerk in Eindhoven; een nieuw, groen en slim kantoorgebouw van Deloitte in Amsterdam; de kloof tussen IT-organisatie en operationele organisatie; en het kantelen en/of verdwijnen van bestaande business modellen als gevolg van het internet of everything. Download pdf


Meer mogelijk met big data – de keerzijde

Big data wordt big business. Met big data, analytics en het internet of things wint ook het privacydebat weer aan belang. Het uitgangspunt ‘ik heb niets te verbergen’ is daarbij geen houdbaar argument meer.

“All the privacy solutions you hear about are on the wrong track.” In MIT Technology Review van deze maand zet Evgeny Morozov, auteur van The Net Delusion, perfect uiteen waar het mis gaat in het huidige privacy-debat. Hij begint bij 1967, als Paul Baran, een technicus, de blik vooruit werpt en mijmert over een netwerk van computers dat allerlei alledaagse problemen van mensen zou kunnen oplossen. Je zou met zo’n netwerk bijvoorbeeld precies weten wat er wanneer op televisie is en zelfs berichten krijgen wanneer jouw favoriete televisieserie begint. Baran had een vooruitziende blik.

Internet draagt niet bij aan democratie

De afgelopen twintig jaar is er hard gewerkt aan het internet. Soms komen de ideële doelstellingen daarvan nog voorbij, maar Morozov rekent af met degenen die de (digitale) free flow of information associëren met ‘meer democratie’. Een aanhoudende hallucinatie noemt hij dat. Hij wijst daarbij op de honger naar informatie – en dus data, de grondstof – van zowel bedrijven als overheden, die al langer bestaat dan het internet. Bedrijven willen meer weten omdat ze dan beter kunnen adverteren of verkopen; overheden willen graag ons gedrag in goede banen leiden, zodat we niet te veel kosten en voldoende bijdragen aan het in stand houden van de overheid. Morozov wijst op de software die door de Italiaanse overheid wordt gebruikt om verbanden te vinden tussen de opgegeven inkomsten (via de inkomstenbelasting) en de uitgaven van individuen. Wanneer de Italiaanse overheid de mogelijkheden om data over het uitgavenpatroon van burgers te verzamelen ziet inkrimpen, ligt het voor de hand dat Google en Facebook het volgende loket zijn waar deze informatie verkrijgbaar is.

Data = ruilmiddel

Burgers op hun beurt springen nog steeds gewillig door het hoepeltje in ruil voor het afstaan van data. Na het gebruik van honderden websites, tientallen overheidsdiensten, honderden apps en allerlei online en offline acties weet je echter al lang niet meer waar al je datarechten zijn gebleven – of wanneer en aan wie je ze hebt verspeeld. Meestal vinden we dat geen bezwaar, want iedere keer als we gemakkelijk doen over het afstaan van data krijgen we in ruil daarvoor gratis software, gratis content of korting op onze uitgaven.

De data die we afstaan aan derden vormen de basis voor big data analytics. Op basis van algoritmen kunnen bedrijven en overheden vervolgens beslissingen nemen, waarbij het steeds moeilijker wordt om uit te leggen waarom die beslissingen zijn genomen of op basis van welke argumenten. Het betekent dat verantwoordelijkheid steeds vaker aan systemen of constellaties zal worden toegeschreven: ‘het algoritme heeft besloten’.

Hiermee wordt de afstand tussen burger en overheid groter. Het ondermijnt het geloof in een democratie: namelijk dat bestuurders zich relateren tot de acties die zij nemen. Omgekeerd kunnen analytics er voor zorgen dat iemand die niet in patronen past, zonder uitleg in een uitzonderingssituatie kan worden geplaatst. Iemand die afwijkt, trekt de aandacht en kan vragen voorgelegd krijgen.

Laat me met rust

Morozov verwijst in zijn artikel ook naar een ander grondbeginsel van privacy: namelijk het recht om met rust gelaten te worden en zelf beslissingen te nemen, zonder dat iemand zich daar doorlopend mee bemoeit. De zelfredzaamheid, die uiteraard gepaard gaat met een zekere verantwoordelijkheid, zou goed moeten passen bij liberale grondbeginselen. In liberale kringen wordt weliswaar gesproken over een balans tussen fundamentele liberale waarden privacy en veiligheid maar er wordt onvoldoende bij stilgestaan dat het opgeven van delen van privacy een onomkeerbaar proces is, juist doordat informatie bij de overheid belandt. Vrijheid wordt steeds meer ingeperkt door een ‘grens van onzichtbaar prikkeldraad’, aldus Morozov, die bovendien steeds moeilijker doordringbaar wordt: onze mogelijkheden tot onafhankelijk gedrag worden steeds kleiner. Morozov geeft daarbij een praktisch voorbeeld: stel, je wilt een T-shirt kopen, maar je ziet dat het in Bangladesh gemaakt is. Koop je het wel, dan ben je wellicht fout bezig omdat je geen rekening houdt met de slechte arbeidsomstandigheden aldaar. Maar koop je het T-shirt niet, dan betekent dat misschien wel dat je een kind de prostitutie in dwingt. Steeds vaker gaan mensen voor het nemen van zo’n beslissing ‘research’ doen op het web. Met andere woorden, ze maken niet zelfstandig een afweging, maar laten deze over aan dat wat een zoekmachine aan informatie teruggeeft. Die machine is weliswaar afhankelijk van jouw input, maar zeker niet objectief en onthoudt bovendien wat je gevraagd hebt.

Ik heb niets te verbergen

Volgens Morozov gaat het fout wanneer de discussie zich beperkt tot het uitgangspunt dat mensen zelf moeten kunnen beslissen met wie ze wel of niet data delen. De gedachte ‘ik heb niets te verbergen’ – voor velen de meest praktische opvatting over privacy – is problematisch. Het risico zit hem in autonoom gedrag dat ‘afwijkt’ en wijzelf zijn niet degenen die daarvoor de criteria opstellen. Hoe meer informatie we over ons zelf blootgeven, hoe meer dat onzichtbare prikkeldraad zich sluit. Dat heeft tot gevolg dat mensen die in beginsel gelijk zijn, door een overheid op verschillende wijze kunnen worden bejegend. Aan individualiteit kunnen dan negatieve consequenties worden verbonden.

Morozov pleit voor een andere discussie, waarbij ook wordt gekeken naar de keerzijde van het alsmaar willen inperken van risico’s en het zoeken naar zekerheden door overheden. We moeten opnieuw leren accepteren dat in een vrije samenleving ook risico’s schuilen. Het alternatief is dat een overheid die de kans op terreuraanslagen wil minimaliseren, overgaat tot monitoren en beïnvloeden van burgers. In dat opzicht is de overheid al een heel eind de verkeerde weg ingeslagen met het willen weten wat iedereen doet, denkt en zegt. Met democratie heeft het allemaal weinig te maken, met veiligheid nog minder.

Lees ook de berichtgeving op GeenStijl inclusief reacties.

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


Meer mogelijk met big data?

Met big data, analytics en het internet of things lijkt het alsof we er in kennis en inzicht op vooruitgaan. Nieuwe databronnen en -stromen kunnen er ook voor zorgen dat we overzicht en regie verliezen.

Bestaat er nu wel of geen Elektronisch Patiënten Dossier? In Nederland lijkt de slag waarbij de patiënt de laatste zeggenschap heeft over zijn eigen medische dossier, geheel te zijn overgeslagen. Er is een Landelijk Schakelpunt (LSP) ingesteld en wanneer medische professionals medische patiëntgegevens willen uitwisselen, moeten ze daarvoor om toestemming vragen. Maar of die gegevens ergens centraal zijn opgeslagen of dat ze gewoon bij de zorgverlener in een datacenter staan, weet eigenlijk niemand. En of iedereen zich aan de zelfbedachte afspraken rondom het LSP houdt is ook de vraag. Hoe beheren derden jouw gegevens, wat is er afgesproken over opslag en databeveiliging en hoe voorkom je een mogelijke function creep?

De connected car als voorbeeld

Met de opkomst van big data en het internet of things worden deze vraagstukken steeds wezenlijker. Laten we als voorbeeld de connected car nemen. Wanneer je straks een nieuwe auto koopt, kan je wellicht alleen aanspraak maken op nxpconnectsthecar-300x222volledige garantie wanneer je de data die je auto genereert ter beschikking stelt aan derden – het automerk of de dealer. Die data werden normaal gesproken al uitgelezen tijdens onderhoudsbeurten, maar nu gaat dat 24/7 en real time. Die voorwaarde lijkt een nieuwe beperking van je privacy, maar op dat moment sta je er niet bij stil dat je gangen al gevolgd worden door camera’s boven snelweg en in de stad; en dat bij trajectcontroles naast je snelheid ook je identiteit, positie en tijd worden vastgelegd. Zonder dat je het weet, sta je tijdens je rit overigens al locatiegegevens af via je smartphone – rechtstreeks en via apps die daarvoor je toestemming hebben gekregen.

Je nieuwe auto gaat in de toekomst ook data uitwisselen met andere auto’s en met de openbare infrastructuur, uiteraard om je te ondersteunen bij het rijden. Een deel van de sensoren in de openbare infrastructuur is in handen van de overheid, een ander deel in handen van bedrijven. Met ingang van 2014 komt daar het Europese systeem voor eCall bij, dat in iedere nieuwe auto moet zijn ingebouwd. Dat systeem communiceert alleen in noodgevallen met een nooddienst, maar dat is lastig te controleren. Met de geheel zelfsturende auto vallen verkeersovertredingen geleidelijk weg (we worden immers gereden), maar verkeersongevallen zullen vooral een kwestie van data-analyse worden: welk systeem liet het afweten? Hoe groot is de kans dat de discussie dan zal gaan over datastromen die je niet kunt beoordelen en waar je geen regie over hebt? En – recent aangestipt door Evgeny Morozov (auteur van The Net Delusion): als een zelfsturende auto een stel fietsers moet ontwijken, is hij dan slim genoeg om te voorkomen dat hij jou als inzittende niet de dood injaagt omdat hij kiest voor een bocht richting een ravijn? De auto is dan beslisser in een ethisch dilemma.

Datastromen

Wanneer meer voorwerpen via het internet gaan communiceren, ontstaan er twee datastromen: één richting verschillende datacollecties waarmee bedrijven en overheden analyses kunnen uitvoeren om hun acties te optimaliseren, en een tweede stroom richting andere apparaten (al dan niet met software als tussenstation) om ze informatie te geven of aan te sturen. Met meer data verdeeld over meerdere partijen zal het steeds lastiger worden te achterhalen op basis van welke gegevens bepaalde beslissingen worden genomen. Data worden op een hoop gegooid, patronen worden gedestilleerd door mensen of door software. Waarom word je geweigerd voor een creditcard aanvraag of een nieuwe ziektekostenverzekering?

Data-power

Burgers en consumenten zijn het overzicht al lang kwijt: van veel data is niet bekend wat er wordt geregistreerd, waar ze worden opgeslagen en hoe ze worden gebruikt in analyses. Ook doel en methode van analyses zijn vaak onbekend. Bedrijven en overheden hebben elk hun eigen doel in het streven naar meer data-power, maar het overkoepelende doel is voor beide partijen hetzelfde: meer macht. Bij bedrijven zou je nog kunnen spreken over een vrije keuze en een ruilverhouding: in ruil voor het gebruik van diensten van Google mag de zoekmachine informatie destilleren uit je data. Bij de overheid is dat anders: deze kan toegang tot data wettelijk vastleggen en is er geen alternatief.

Achterstand

Burgers staan in relatie tot de overheid op flinke achterstand als het gaat om de macht over data. Dat is niet erg, zo lang die achterstand of onbalans in kaart is gebracht en er systemen (waaronder wetten en regels) zijn bedacht waardoor die achterstand omschreven en geneutraliseerd kan worden. De onbalans wordt echter versterkt door twee tegengestelde krachten: de huidige regering perkt privacy verder in en de rol van data wordt steeds belangrijker. Op basis van het aftapgedrag van de Nederlandse overheid en de opstelling rondom het NSA-afluisterschandaal blijven er weinig redenen over om onze overheid te vertrouwen.

Een bedrijf of instelling is vele malen beter in staat om informatie over jou als individu te verzamelen dan andersom. Laat staan dat je er achter komt welke informatie over jou bekend is bij een bedrijf of instelling. Kate Crawford (verbonden aan Microsoft en MIT) pleit daarom voor een ‘big data due process’, waarbij iemand die met een beslissing wordt geconfronteerd – uiteenlopend van een uitsluiting voor een aangevraagde ziektekostenverzekering, een afwijzing voor een baan of een arrestatie – het recht heeft om te weten hoe big data analytics zijn toegepast. Op dit moment bestaat zo’n ‘data room’ voor burgers niet. De overheid kan nog een puntje zuigen aan het privacy dashboard van Facebook.

Business opportunities

VINT besteedt in ‘Things – internet of business opportunities’ terecht aandacht aan de kansen die het internet of things voor het bedrijfsleven kan opleveren. Natuurlijk kleven er ook enkele risico’s aan het internet of things, aldus VINT: zo zouden connected things gehacked kunnen worden en in smart cities zou de controle van overheden op burgers te strikt kunnen worden. Bij het benoemen van de risico’s stelt VINT dan ook bijna terloops: ‘Safety first comes always afterwards’. Wat mij betreft is dat de belangrijkste boodschap van het VINT-rapport.

 

In deel twee van dit blog ga ik nader in op het privacyvraagstuk rondom big data.

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems

[wp_twitter]

Vet verdienen met big data?

In onze digitale economie zijn – naast een goed concept – vijf onderdelen nodig om tot business te komen: gebruiker, device, connectiviteit, software en data. Waar ligt bij toekomstige digitale verdienmodellen het zwaartepunt?

In digitale business modellen is het de kunst om de klant (vaak aangeduid met ‘de gebruiker’) zo ver te krijgen dat zijn apparaat online beschikbaar wordt gemaakt, zodat er vervolgens apps of software op geplaatst kunnen worden. Die apps en software gaan tot slot data produceren, waarmee de digitale ondernemer waarde genereert. Zie hier een digitale voedselketen.

cropped-DSC_8936.jpgIn plaats van gebruiker, device, connectiviteit, software en data is ook SMAC: Social, Mobile, Analytics en Cloud een veel geziene indeling, maar in die benadering wordt voorbijgegaan aan de economische waarde van communicatie en informatie (in ruwe vorm: data). Businessmodellen beginnen bij de gebruiker, wiens portemonnee natuurlijk het meest interessant is.

De tijd dat we alleen voor software betaalden, is grotendeels voorbij. De tijd dat elektronicabedrijven rijk werden van alleen hardware, lijkt ook voorbij. En wellicht is connectiviteit straks net zo gratis als alle producten en diensten van Google. Kortom, mensen + data, dat is de basis voor veel toekomstige verdienmodellen.

Je kunt natuurlijk ook geld ‘verdienen’ door het niet uit te geven. Angela McIntyre, analist bij Gartner, voorspelt een miljardenbesparing bij de inzet van smart glasses zoals Google Glass, wanneer zo’n device wordt gebruikt door monteurs en veldwerkers in de dienstverlenende sector. Via de bril zou een expert kunnen meekijken met de monteur op locatie om een specifiek probleem op te lossen. Daarmee wordt de bril een interactief, handsfree instructieboek. Ze denkt dat de jaarlijkse besparing in 2017 al kan oplopen tot 1 miljard dollar. Volgens Juniper Research stijgt rond diezelfde tijd (2018) de verkoop van slimme brillen wereldwijd naar 10 miljoen exemplaren. Kortom, iedere bril levert een besparing op van 100 dollar per jaar. Nu maar hopen dat de prijs (nu nog 1.500 dollar voor een Google Glass) snel zakt, want zo’n stukje hardware zal in drie jaar tijd echt in alle opzichten zijn afgeschreven.

In de IT- en technologiesector is wel vaker geroepen dat bedrijven miljarden zouden kunnen besparen. Meestal moeten ze dan eerst veel geld uitgeven het valt niet te ontkennen, de Google bril is een stuk voordeliger dan het eerste het beste doorsnee ERP- of CRM-pakket.
Interessanter is het natuurlijk om omzet en winst te genereren met digitale business modellen. En wat daarbij dan de belangrijkste driver(s) zijn: device, software, dataverkeer of data? Ofwel: wat wordt het business model waarbij je vat krijgt op de portemonnee van de klant?

Het is niet aannemelijk dat het business model van Google alleen op verkoop van de bril zelf gebaseerd is. Op die markt van wearable computing zijn voldoende kapers op de kust. Googles missie is om op alle informatie terGooglewereld te zitten, niet om marktleider in hardware te worden. Andere hardware waar Google aan meewerkt, zoals Chromebooks of Android smartphones, dragen bij aan de marketingdatafabriek die Google is. Ook de Google bril zal moeten leiden tot business modellen waarbij data (en gedragsbeïnvloeding) leidend zijn.

‘Things’ in combinatie met SMAC wordt door Sander Duivestein een nieuwe potentieel disruptieve innovatiegolf genoemd en ik denk dat hij daar gelijk in heeft. Het ‘things’-aspect was het missende puzzelstukje om volkomen alledaagse dingen (sic) te integreren in ons digitale leven. Maar wat ik mis in SMAC+T en wat opnieuw het enige van waarde is in dat samenspel van gebruiker, device, connectiviteit en software, is: data. Alle vijf de onderdelen afzonderlijk hebben geen enkele betekenis in de digitale omgeving: het is de combinatie waarbij data commercieel gezien het eindresultaat is, ofwel de delfstof. Als Google op dezelfde databerg zou kunnen zitten zonder bij de creatie daarvan afhankelijk te zijn van gebruikers, had Google wellicht een andere naam gehad: bijvoorbeeld Encyclopedia Brittannica.

 

In een doorsnee rijtje tech-startups valt op dat het bij de meeste initiatieven zelden gaat om handel in de vorm van e-commerce of om platte games. Meestal staat het uitwisselen van de juiste (of werken met) informatie centraal. Of er geld kan worden verdiend met de onderliggende data is de vraag, maar bij sommige startups is het antwoord volstrekt duidelijk: ja.

  1. VetCloud is een SaaS-gebaseerde oplossing voor CRM die dierenklinieken in staat stelt hun data voor zich te laten werken: geld besparen en omzet verhogen. Verkeert in de betafase, heeft een paar ton nodig. Datadriven.
  2. Het Nederlandse Peerby is een platform voor het lokaal (uit)lenen van materialen. Peerby meldt dat er 3.000 aanvragen voor het lenen van producten per dag binnenkomen en dat 80 procent van de verzoeken binnen een half uur is beantwoord. Aanmelden gaat via Facebook, data vormen de driver.
  3. PayMins is een mobiel betaalplatform waarbij de betalingen direct terechtkomen op factuur van de mobiele operator. Hierbij is het onnodig om alle authenticatie slagen te doorlopen. Informatie over de gebruiker staat centraal in het concept.
  4. QuanTemplate levert web-based tools voor de verzekeringsmarkt. Is een applicatie.
  5. Modabound is een startup uit New York die inspeelt op het feit dat de gemiddelde vrouw voor meer dan 1000 dollar aan ongedragen kleding in de kast heeft hangen. Bij deze online marktplaats voor dameskleding staat het datamodel voorop.
  6. Het platform van Iptvbeat biedt de mogelijkheid real time kijkcijfers te genereren, inclusief het kijkgedrag van mobiele kijkers. Data spelen de hoofdrol.
  7. Osper is een ‘bank’ waar kinderen – op een veilige en speelse manier – met geld kunnen leren omgaan. Twijfelachtig.
  8. Moni is een platform voor het veilig kunnen uitvoeren van internationale geldoverboekingen via de mobiel – een digitale variant dus van Western Union. Online bankieren is in feite meer dataverkeer dan geldverkeer.
  9. PlayCanvas is een cloudgebaseerd collaboration platform bedoeld voor het ontwikkelen van video games. Games kunnen (na ontwikkeling) vanuit PlayCanvas ook worden geëxploiteerd. Het delen van data staat centraal.
  10. OP3Nvoice maakt spraak- en videobestanden doorzoekbaar op keywords of tags. OP3Nvoice ontwikkelt zelf geen apps, maar probeert de eigen software te integreren in bestaande platforms. Ook deze startup moet het hebben van het dataconcept.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


De data spreken voor zichzelf

Discussies over big data beginnen steeds meer te lijken op de discussie over de opwarming van de aarde. Dat de aarde geleidelijk opwarmt, mag als een feit worden beschouwd, bij het nadenken over mogelijke gevolgen zijn we afhankelijk van de betrouwbaarheid van scenario’s – het is immers een vraagstuk over de toekomst. Ook aan de kant van big data wordt de groei van het datavolume niet ontkend, maar wordt het lastiger als je de aandacht op de gevolgen wil vestigen.

DatainOneMinuteDe feiten rondom big data zijn helder. Het datavolume groeit snel en op veel gebieden (denk aan de zorg) explosief. De toekomst biedt weliswaar geen feitelijke zekerheden, maar dat de groei sterk zal doorzetten valt niet te betwijfelen. Alleen al het mobiele dataverkeer neemt tot 2019 met 45 procent toe, aldus het laatste Mobility Report van Ericsson. Wereldwijd zijn er nu twee miljard mobiele breedbandabonnementen, in 2019 zullen dat er 8 miljard zijn. Rond die tijd zal ook het aantal tablets, mobile pc’s en mobile routers meer dan verdubbeld zijn. De exacte impact is niet duidelijk, maar dat vrijwel alle grote brands bezig zijn met het internet der dingen maakt in elk geval duidelijk dat het IoT de komende vijf jaar een enorme ontwikkeling zal doormaken.

Niet alle bedrijven zullen in 2019 (dat is over vijf jaar, de iPad is op dit moment nog maar drie jaar oud!) gelijktijdig in staat zijn met deze databubble om te gaan. Big data staat vooral bij IT-dienstverleners hoog op de agenda en daarnaast zijn er steeds meer CIO’s die inzien dat het tij niet te keren is. Steeds vaker gaat de CIO met de business in gesprek om te bezien wat de kansen, maar ook de uitdagingen zijn bij het aan de slag gaan met big data.

 

hollandse brug tekening - webIn veel gevallen moet de business echter nog tot het inzicht komen dat big data geen hype is. De early adopters van het big data fenomeen hebben nu dus al een voorsprong. Voor de late majority wordt de achterstand straks op twee manieren een probleem: er is minder tijd om een inhaalslag te maken, maar de transformatie naar de cloud zal sneller moeten. Tegen de tijd dat de late majority tot het inzicht komt dat er een begin moet worden gemaakt, wordt de jacht op data-analisten geopend en zullen prijs en beschikbaarheid verder uiteen gaan lopen. Kortom, veel organisaties zullen niet tijdig toegerust zijn – ook op boardroom niveau – om op het vlak van technologie, personeel en processen aan de slag te kunnen met big data. Niet nadenken over big data is dus ernstiger dan alleen uitstel van executie.

Waar te beginnen met big data? – live webcast

Op dinsdag 19 november organiseert Computerworld een live webcast met T-Systems en IDC, met als invalshoek: waar te beginnen met big data?

Tijdens de webcast wordt ingegaan op vraagstukken rondom security; besluitvorming en algoritmes; waarde en ROI van big data en de rol van technologieoplossingen waaronder cloudcomputing.

  • Datum: 19 november 2013
  • Aanvangstijd: 4.00 p.m. CET
  • Deelname is kosteloos
  • Aanmelden kan hier.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


Wat is de beste interface voor het smart home?

Volgens IMS Research zullen er in 2020 meer dan 22 miljard connected devices zijn. Het internet of things wint aan toepassingsmogelijkheden als het energieverbruik van sensors verminderd kan worden en de chips kleiner worden. Ook het smart home krijgt dan een kans. Maar wat is de meest handige interface? Gaan we nog meer doen met onze mobiel of wordt het tijd voor een tweede interface? Dat laatste levert alle kansen op voor de smart watch fabrikanten.

2567381831G Switch
Wandschakelaar met Zigbee chip

Zigbee-chips van GreenPeak kunnen meten en zenden (‘sentrollers’). De Zigbee-chips wisselen data uit met controller-units op basis van radiosignalen. Ze kunnen overal worden ingebouwd, want ze zijn klein, energiezuinig en werken over een afstand die vergelijkbaar is met Wi-Fi. De signalen kunnen worden opgepikt door een centrale unit (bijvoorbeeld de settopbox, die steeds vaker de internet gateway vormt). Vanaf daar kunnen andere apparaten aanhaken via Wi-Fi, zoals laptops, tablets en smartphones. GreenPeak zet zwaar in op het smart home. Waar we nu nog een stuk of tien connected apparaten hebben, zit ons huis straks vol met sentrollers. Hoe gaan we dat allemaal bedienen?

Het besturen van functies in een smart home via de smartphone, een tablet of een pc roept vragen op. Om het smart home geaccepteerd te krijgen is het een voorwaarde dat we niet overspoeld worden door chips, apparaten en apps om alles in de gaten te houden en aan te sturen. De data die verzameld worden, lenen zich prima om geautomatiseerd (en met enige intelligentie) verwerkt te worden. Als er niemand in huis is (te bepalen door een bewegingssensor in combinatie met slotgegevens of geo-locatie van alle bewoners) kan de verwarming worden uitgeschakeld, maar als een van de bewoners vanaf kantoor met zijn vervoermiddel vertrekt met bestemming ‘thuis’, zou de kachel al vast in bepaalde ruimtes kunnen worden ingeschakeld – mits de temperatuur daar om vraagt. Wanneer je door het huis beweegt, kan de verlichting daarop reageren – maar met de nodige intelligentie moet een systeem een geheel andere actie kunnen ondernemen indien het alarmsysteem aan staat.

Gaan we het smart home bedienen vanaf de smartphone of de tablet? Het touch screen biedt mogelijkheden voor het werken met plattegronden en 3D weergaven. Maar waarschijnlijk is het aansturen van functies in een smart home gemakkelijker via spraak. Dat biedt kansen voor Siri, maar ook voor de smartwatch. Voor het geven van gesproken commando’s is een horloge namelijk een stuk handiger dan een smartphone: klein en altijd direct binnen handbereik zonder dat je hoeft te zoeken. En een smartwatch kan je commando’s opvangen terwijl je op hetzelfde moment iets anders doet met je smartphone. Dat biedt kansen voor de wederopstanding van het horloge, dat de laatste jaren van overbodig gebruiksvoorwerp is veranderd in een al even overbodig sieraad.

7896bd21ae8ea94ce076bcf7e58a6747_largeJe zou verwachten dat fabrikanten van smartwatches hierop aanhaken, zoals de Galaxy Gear, de Sony Smart Watch, de CUBIT (niet voor de pols bedoeld) en de Pebble. Maar de smartwatches die nu ontwikkeld worden, zijn vooral bedoeld als verlengstuk van een smartphone en sturen hoofdzakelijk notificaties door van (en naar) apps die op de smartphone staan. Alleen Apple zou met de iWatch (die nog op de markt moet komen) nadrukkelijk inzetten op besturing van elektronica in woonkamer ofwel domotica. Zo zouden bijvoorbeeld de verwarming, airconditioning, lichten, audio en video kunnen worden bediend.

De smart home app zal vermoedelijk op de smartphone belanden, maar ik voorspel dat de besturing van de app via een smartwatch verloopt. Daarmee verdienen de bedenkers van Knight Rider (“Follow that car, Kit”) alsnog de titel ‘visionair’.

 


Het internet van onzichtbaarheden

Het zal niet lang meer duren voordat we Google Glass-dragers in real life op straat tegenkomen. Een goed geïnformeerd mens met een scherpe blik zal deze vorm van wearable computing opmerken. Het internet of everything is een stuk minder zichtbaar.

IT-consumerization heeft zo zijn voordelen: ons leven is een stuk gemakkelijker geworden. Met een app als  Buienradar weten we wanneer het gaat regenen in onze directe omgeving; het gemak van die kennis is vele malen groter dan het nadeel van het delen van onze locatie. Dergelijke gemaksdiensten betalen we met meestal met data als valuta. Data kan je in een zeker opzicht met echt geld vergelijken: het is fijn als je er over kunt beschikken en het is vervelend als het tussen je vingers weg glipt of gestolen wordt.

Privacy is (op)rekbaar begrip

Burgers verwachten van hun overheid steeds meer transparantie, maar hebben er vreemd genoeg steeds minder moeite mee allerlei data af te staan of te delen. Grosso modo wordt er lauw gereageerd op pogingen van derden om informatie te ontfutselen, ongeacht of het nu om de overheid of over bedrijven gaat. In veel gevallen praten we de datahonger goed met argumenten die gaan over winst in kwaliteit en efficiency (denk aan de zorgsector) of tegen winst op veiligheidsgebied (denk aan openbare veiligheid). Dat laatste is overigens opmerkelijk: er is nog nooit aangetoond dat het veiliger wordt wanneer we meer weten. In tegendeel, meer data vergroot de kans op nieuwe ongelukken.

Een overheid of onderneming die echt iets wil weten van consument of burger moet vooral enig geduld opbrengen: de grenzen van burgers en consumenten zijn uiterst rekbaar als het gaat om privacy.

Millennials zijn de CxO’s van morgen

Ook millennials, de grootverbruikers van de open samenleving, maken zich weinig tot geen zorgen over hun privacy – dat is een begrip uit de 20e eeuw – en over waar hun data staan. Als ze er maar bij kunnen en tot nu toe gaat dat goed. Millennials gaan om met data zoals babyboomers omgaan met automatische incasso’s. Millennials vertrouwen wellicht nog op een emotioneel overschrijfbaar digitaal bestaan: nieuwe feiten zijn belangrijker dan oude feiten; oude feiten vergelen net als oude foto’s.

Die millennials zijn de politici, CEO’s en CIO’s van morgen. Als gretige gebruikers zorgen ze voor een voedingsbodem voor het internet of things (IoT) en later zullen ze het wellicht uitbouwen.

Vier eigenschappen

Waarmee moeten we nog meer rekening houden, als we ons binnenkort vergapen aan het internet of things?

1. Het internet of things is, net als internet zelf, een disruptive technology. Het internet heeft niet alleen complete industrieen getransformeerd (reissector, retail, muziekindustrie en de uitgeverij) maar ook een aantal maatschappelijke standaarden onderuit gehaald, onder meer op het vlak van bescherming van persoonlijke privacy, identiteit en data. Snel na de doorbraak van internet werd duidelijk dat verschillende soorten wetgeving niet meer voldeed.

2. Het internet is als dataverschijnsel een onomkeerbaar proces. Het internet of things zorgt voor een explosieve datagroei. Gelukkig is het digitale geheugen kolossaal en functioneert over het algemeen erg goed; data liggen aan de basis van steeds meer processen. Afhankelijkheid van data leidt echter ook tot kwetsbaarheid van die processen. En de onomkeerbaarheid heeft ook betrekking op privacy: wat we daarvan inleveren, krijgen we nooit meer terug.

3. Het internet of things is onderhevig aan proliferatie. De eerste internetfunctionaliteit beperkte zich tot computernetwerken; vooral het aantal IP-adressen is daarbij toegenomen. Met de komst van tablets en smartphones lijkt het alsof internet ‘overal’ is, de volumes worden echter pas echt groot wanneer voorwerpen connected worden. De proliferatie strekt zich niet alleen uit tot datgene waar we controle over denken te hebben. Het internet of things zit straks ook in de publieke infrastructuur: in de vorm van sensors in wegen, bruggen, parken, openbaar vervoer. Die sensors verzamelen data over onze interactie met die infrastructuur. Dat vraagt om een andere benadering van overheden hoe zij met informatiearchitectuur, data en informatie omgaan. Aleecia M. McDonald, als director of privacy verbonden aan het Center for Internet and Society van Stanford Law School, stelt het als volgt: “We have learned the hard way that we cannot trust companies or governments to show restraint in collecting our data.”

4. Het IoT gaat leiden tot onvoorziene, nieuwe business concepten. IoT als geheel kan alleen een succes worden als de ‘schuld’ die is ontstaan in de relatie tussen data en technologie enerzijds en privacy, security en safety anderzijds wordt ingelost. Voor zo ver dat nog mogelijk is, vergt het een enorme inhaalslag waarvoor de basis moet worden gelegd in het onderwijs van nu, ook op het vlak van bewustzijn.

Normen en standaarden

Het Institute of Electrical and Electronics Engineers Standards Association, afgekort IEEE-SA of kortweg triple-E werkt al enkele jaren aan de ontwikkelingen van verschillende standaarden die relevant zijn voor het Internet of Things. De standaards zijn nodig om ontwikkelaars en innovators een algemeen platform te bieden zodat ‘compatibiliteit’ gegarandeerd is.

Maar ook voor het minder zichtbare zullen standaarden moeten worden ontwikkeld. Zaken als wearable computing, goedkope sensoren en permanente connectiviteit in combinatie met de inzet van big data analytics roepen nieuwe vragen op, op het moment dat de verschijnselen zich openbaren.

Of zoals het NYT-redactioneel het verwoordt: “A camera that lets you check on your sleeping baby? Very cool. A camera that lets hackers broadcast live video of your sleeping baby? Less cool.”

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


WTF is IFTTT?

Het Internet of Things (IoT) is geen toekomstmuziek, het bestaat gewoon. Mijn telefoon veert (via een bluetooth melding) al op wanneer m’n vriendin in haar auto voor ons huis langsrijdt en in de draadloze thermostaat die ik al twee jaar gebruik zit een Zigbee-chip die met de ketel communiceert.

Om dat snel oprukkende internet van dingen te temmen met zelfbedachte en controleerbare acties is er sinds enige tijd IFTTT. IFTTT staat voor ‘If This Then That‘. IFTTT is een startup – gevestigd in San Francisco – die een service aanbiedt om internet te gebruiken als dashboard voor het aansturen van dingen of processen.

IFTTT maakt het mogelijk om zelf online diensten aan elkaar te koppelen: zo kan je bijvoorbeeld inregelen dat je een sms ontvangt als een andere app regen in jouw buurt voorspelt. Het bedrijfje IFTTH sloot partnerships met onder meer Philips. Hierdoor is het mogelijk om de kleur van Philips Hue’s paars te laten schijnen als het regent.

IFTTT beeldLinden Tibbets is een van de bedenkers en ontwikkelaars van IFTTT. Tibbets was op zoek naar algemene regels die het werken met internet meer specifiek kunnen maken. Met andere woorden, hij wilde internet gaan gebruiken als thoughput, als schakelkast tussen input en output, of tussen actie en reactie. ‘Recepten’ zijn de instructies die er voor zorgen dat een bepaalde actie tot een bepaalde respons leidt. Dat mag in de visie van IFTTT geen heel ingewikkelde operatie zijn. In tegendeel, het mag niet gaan lijken op programmeerwerk, al is dat wel wat je doet. De ontwikkelaars zijn daarom met ikonen gaan werken, hetgeen IFTTT geschikt maakt voor mobiel gebruik. Natuurlijk worden de recepten, die iedereen kan creëren, straks ook gedeeld via social media.

IFTTT beeld 2Met platforms zoals IFTTT krijgt domotica een consumerized tintje: het zijn niet langer de hardware- en software-boeren die IoT-functionaliteit leveren: denk aan de zonwering of verwarmingsthermostaat thuis die je vanaf je werk met je mobiel kunt bedienen. Of een meer praktisch voorbeeld van GE, die een IoT-dingetje voor in de koelkast ontwikkelde.

Met IFTTT kunnen mensen zelf gemakkelijk koppelingen tussen verschillende online zaken aanbrengen. En waar het IoT nu nog vooral gericht lijkt te zijn op de interactie tussen online  en fysieke ‘voorwerpen’, kan met IFTTT als platform straks iedere interactie ontworpen worden. Het betekent ook dat consumenten niet beperkt worden door producenten die koppelingen voorschrijven: je koelkast kan zelf melk bestellen bij iedere online retailer, en niet alleen bij de eerste retailer die denkt in te spelen op IoT.


Big data voor burgers

Als overheden meer publieke data beschikbaar stellen, leidt dat wellicht tot meer zelfredzame burgers. In New York koppelen ze Open Data echter aan hi tech business.

Onze overheid verzamelt veel data – soms meer dan we willen weten of goed vinden. Een deel daarvan komt terug in de vorm van diensten waar we wat aan hebben, een ander deel houdt de overheid voor zichzelf. Open data is data uit openbare bronnen, die vrij gebruikt of hergebruikt kunnen worden. Bijvoorbeeld door ondernemers die er nieuwe business mee genereren. De economische waarde van open data in de EU wordt geschat op meerdere tientallen miljarden euro’s. De Association for Competitive Technology (ACT), één van de belangrijkste brancheclubs op het gebied van mobiele app ontwikkelaars toonde met een onderzoek aan dat de ‘app economy’ in de afgelopen vijf jaar 800.000 banen in de EU heeft opgeleverd. Open data is ook waardevol voor de (Rijks)overheid zelf, omdat het kan bijdragen aan de efficiëntie van de overheid of de samenleving.

Amsterdam

DSC_6365In 2011 is Apps for Amsterdam opgestart naar het voorbeeld van Apps for Democracy, een wedstrijd die in Washington werd georganiseerd. Daarbij konden deelnemers prijzen winnen voor toepassingen waarbij data op een zinvolle wijze beschikbaar werden gesteld aan een groter publiek. Apps for Amsterdam is een project van de Amsterdamse Economische Raad, Waag Society en Economische Zaken van Gemeente Amsterdam. In 2011 werden bijna vijftig ideeën ingediend, bij de tweede ronde in 2012 werden 20 apps ingezonden. In 2013 werd daarom de aandacht verlegd naar het ondersteunen van ontwikkelaars in het vertalen van apps naar duurzame business modellen. Verder is er een portal voor Open Data in Amsterdam opgezet, waar onder meer een catalogus van alle beschikbare Open Data in de regio Amsterdam is te vinden. Ook is daar een overzicht van ontwikkelde apps beschikbaar.

Mobiliteit en infrastructuur

DSC_4101Veel Open Data hebben betrekking op de openbare infrastructuur. Ze kunnen een belangrijke rol spelen bij het inrichten en gebruiken van die infrastructuur, maar ook effect hebben op veranderend gedrag of nieuwe business modellen. Elektrisch rijden heeft bijvoorbeeld alleen een kans van slagen krijgt als er een uitgebreide infrastructuur voor wordt aangelegd (reden waarom de city council van Palo Alto, California in oktober besloot dat alle nieuw te bouwen huizen vanaf nu een aansluiting moeten hebben voor het opladen van elektrische voertuigen).

In Amsterdam wordt het vlak van mobiliteit samengewerkt met Economische Zaken en de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer. Via CitySDK moeten de data van de stad straks realtime ontsloten worden via een API. Samen met de G4 wordt er de komende maanden nieuwe data rondom mobiliteit vrijgegeven; begin 2014 organiseren Waag Society en de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer een dag in het kader van mobiliteit. In de Amsterdamse datastore kan je bijvoorbeeld een maandelijkse update vindt van alle oplaadpunten voor elektrisch vervoer.

Het wil echter niet zo vlotten met concrete toepassingen op het vlak van Open Data. Opgedroogde data, onrealistische verwachtingen en het ontbreken van een verdienmodel zijn de voornaamste oorzaken van de hoge kindersterfte onder apps. Enkele Amsterdamse apps die de eindstreep hebben gehaald zijn Bike like a local en Voradius (een app die de mogelijkheid biedt om zicht te krijgen op voorraden van winkels ‘om de hoek’).

New York: Big City, Big Data

DSC_9209open data NUC beeld 2

In de VS hebben de stad en Staat New York uitgebreide portals opgezet. De data-store van de stad New York biedt meer dan 1.100 datasets, waarvan alleen al meer dan 182 datasets op het gebied van mobiliteit. Die datasets variëren qua inhoud van adresgegevens van alle metrostations tot aan data over alle taxi’s. De data over de yellow cabs bijvoorbeeld hebben betrekking op zo’n 14.000 voertuigen die op basis van een medallion werken (een vergunning met een waarde van enkele tonnen). Er zijn gegevens over bijvoorbeeld het bouwjaar (de taxi’s moeten, ongeacht de technische staat, na zes jaar verplicht vervangen worden) maar ook over identificatiegegevens zoals eigenaar en kenteken. Het is niet ondenkbaar dat over een tijdje real time zichtbaar is waar in NYC lege taxi’s rijden. Er is een zekere mate van kritieke massa nodig om datagedreven businessmodellen te laten werken. In Amsterdam denk ik dan aan een realtime overzicht van beschikbare parkeerplaatsen.

Let’s talk business

Ook in de stad New York was het enthousiasme voor Open Data in het begin niet zo heel groot, reden waarom het stadsbestuur Open Data heeft gekoppeld aan het promoten van de eigen hi tech industrie. Niet voor niets heeft één van de tien techtrends van Gartner voor 2014 betrekking op het Internet of Everything. Daarbij geeft Gartner aan dat de meeste bedrijven en technologieleveranciers totaal niet zijn voorbereid op dat IoE. Eén van de aandachtspunten: Monetizing Open Data.

Open data NYC beeld 1Het databeleid van de stad moet bijdragen aan meer bedrijvigheid, reden waarom New York in maart 2012 tevens een Open Data wet aannam, waarin onder meer is vastgelegd dat alle 80 overheidsdiensten in de stad uiterlijk per september 2013 moesten beschikken over een Open Data plan. Dat plan moet zodanig zijn opgezet dat het in 2018 geeffectueerd kan zijn. De komende jaren komen er dus grote hoeveelheden data beschikbaar. In combinatie met actieve ondersteuning van de technologiesector valt te verwachten dat er veel nieuwe toepassingen tot stand komen. Een stad om in de gaten te houden dus.

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


Wearable computing: zero distance

Door de convergentie van verschillende technologieën wordt de afstand tussen mensen en computer kleiner. Dat wekt ten onrechte de suggestie dat ook de controle over systemen toeneemt.

pairs 2_terminal ipadTien jaar geleden stond de pc vooral op ons bureau te pronken. Computers in de auto, op de fiets of tijdens het wandelen? Nu vinden we het volkomen vanzelfsprekend dat technologietoepassingen volledig met elkaar verknoopt zijn. Daarbij hoeven we geen lachwekkend ingewikkelde commando’s meer in te voeren, zoals bij DOS. We gebruiken gewoon touch technologie of spraak. De volgende interface zit in onze contactlens, zit op onze spieren, vingertoppen of op het puntje van onze tong. Of in onze hersenen. Met andere woorden: Google Glass en iWatch zijn slechts tussenfasen.

Vergeleken met het tijdperk van het computerbakbeest komen we nu erg gemakkelijk tot informatie. Apps en de cloud vormen hierbij een ijzersterke combinatie. De grondstof van informatie, data, wordt steeds vaker centraal opgeslagen en gebruikt door meerdere apps op verschillende manieren. We kunnen onze hardware en software inmiddels ook verregaand ‘customizen’. De ‘verapping’ van ons IT-gebruik is hier een voorbeeld van: we stellen ons eigen portfolio aan apps samen, wisselen ervaringen uit en de volgende app is ‘just one click away’.  Al hoewel, over een jaar of vijf zijn we uitgeklikt en kan ook de computermuis naar het museum. Voorop staat dat we intensief in de weer zijn met data en applicaties, de hardware doet er steeds minder toe. Ook de keuze voor design en besturingssysteem is meer een kwestie van smaak en heeft weinig met functionaliteit te maken.

Controle

shutterstock_95440231Naarmate er meer convergentie van technologieën optreedt, neemt de kans op verwarring en fouten toe, zo zou je verwachten, want data noch applicaties hebben minder vaak een ‘vaste plaats’. We gebruiken meer verschillende opslagplaatsen en meer devices die toegang bieden. Dat risico is niet alleen relevant voor consumenten, maar ook voor bedrijven – met Bring Your Own Device verschuift beveiliging van apparaat naar data. Hoe voorkom je dat een zakelijke pdf in een privé-omgeving belandt? Stonden die foto’s nu wel of niet op Facebook, Flickr of Dropbox? Wie heeft op welke plekken eigenlijk toegang tot mijn gegevens?

Een ander aandachtspunt is dat we IT-gebruikers gewend zijn om commando’s uit te voeren met aanraak-, toets- of muiscommando’s. Daarbij speelt visuele controle een belangrijke rol: we zien wat we doen. Wanneer je een data-file van de ene naar de andere map kunt verplaatsen op basis van spraakcommando’s of gedachten, hoe is dan nog zichtbaar dat een bestand van map A naar map B gaat? Wanneer hardware en software steeds meer letterlijk bovenop de mens komen te zitten, lijkt de controle dus eerder kleiner te worden dan groter.

Meer dan tien sensoren

retro pcWaar het computerbakbeest van twintig jaar geleden nog op een bureau stond, dragen we de computer van nu dicht op ons lijf. Daarbij is die computer veranderd in een systeem dat permanent en op verschillende manieren data verzamelt, zonder dat ons daarmee bewust bezighouden met de onderliggende datastromen. Dat is goed zichtbaar bij de smartphone. In nog geen tien jaar tijd zijn we meer dan tien ‘sentrollers’ permanent bij ons gaan dragen: de accelerator- of bewegingssensor, een kompas, de GPS-ontvanger, de GSM-zender/ontvanger, een Wi-Fi-zender/ontvanger, een BlueTooth zender/ontvanger, een nabijheidssensor, een FM-radio-ontvanger, een lichtsensor, de camera, de microfoon (vaak twee), het touch screen en de vingerafdruk-lezer. Het zijn allemaal onderdelen van het apparaat die met de buitenwereld communiceren. Sommige mensen voegen externe sensoren toe aan hun smartphone, zoals de nike fuelwatch. Saillant detail: deze sensoren bezitten eigen unieke kenmerken, zo ontdekten onderzoekers van Stanford University, waardoor de smartphone als geheel ook nog iets zegt over de identiteit van de gebruiker.  De smartphone is een nieuwe fysieke en digitale fingerprint. De stand alone pc was in zijn beginfase tot niet veel meer in staat dan gegevens afbeelden op een scherm, gegevens afdrukken op een stuk papier of gegevens overzetten op een floppy disk.

Brain computing

Er zijn nog twee stappen te zetten voordat we een volmaakt data-universum hebben gerealiseerd. De eerste stap is dat onze smartphone (want dat is voorlopig even de interface waar we niet zonder kunnen) ook onze gedachten monitort. Na machine-to-machine (M2M) interactie en machine-to-body (M2B) interactie kunnen we dan eindelijk aan de slag met het bedenken van leuke apps voor machine to mind- interactie. De mogelijkheden zijn eindeloos: via je gedachten apparaten aansturen, via een apparaat je dromen uitlezen. Je gedachten naar een ander persoon sturen. Wellicht is de NeuroPace RNS de voorbode van wat nog gaat komen: geestelijke gezondheidszorg op afstand, maar wel rechtstreeks gericht op het brein via een hersenimplantaat. En er ontstaat natuurlijk een flinke markt op het gebied van mind security: software die voorkomt dat gedachten alleen na jouw uitdrukkelijke toestemming worden opgezet in data. De eerste stappen richting een corporate policy ofwel gedragscode voor het gebruik van Google Glass zijn al gezet, er zullen nog vele discussies en policies volgen.