Consument in de wolken met de cloud?

Voor de doorsnee consument is het gemakkelijk om je spullen in de cloud te zetten. Dat doen we dan ook massaal en tamelijk zorgeloos, met toepassingen als Gmail, hotmail, Facebook en Linkedin. Ook voor onze oude data die we voorheen in huis bewaarden, zoeken we steeds vaker een nieuwe opslagbestemming. We kunnen kiezen voor een harde schijf (de meeste diskettes zijn al weggegooid, en de content op die stapels volgeschreven CD’s en DVD’s komt toch vaak weer op de harddisk terecht), voor een eigen dataserver (NAS) of voor een echte cloudoplossing.

DSC_5613Bijna alle telecomspelers, maar ook software- en hardware-leveranciers leveren cloudopslag. Koop een laptop en je krijgt er cloud bij. Ga naar Flickr en je krijgt 1 TB opslagruimte. Schaf een smartphone aan en je leverancier biedt 5 GB voor nop aan (“Met T-Mobile Cloud Basis 5 heeft u altijd toegang tot uw cloud via uw internet browser”). Probeer bij Apple maar eens uit de iCloud weg te blijven. Open een e-mail adres of doe zaken met een internet serviceprovider en de Gigabytes staan klaar. Zelfs een fabrikant van harde schijven biedt losse harddisks inclusief  cloudcapaciteit aan.

Maar waar moet je nu je spullen laten? Is het verstandig om je risico’s te spreiden en alle data op verschillende plekken te stallen? Of moet je juist kiezen voor een combinatie cloud + eigen harde schijf? Op het doorsnee etiket van een DVD-verpakking staat gemiddeld meer woorden.

De Wet Bescherming Persoonsgegevens vereist dat de aanbieder van een cloud dienst passende technische en organisatorische maatregelen treft om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of onrechtmatige verwerking. Een beveiligde verbinding is een minimale vereiste, maar daarna houdt ons inzicht eigenlijk op. Wat is de beschikbaarheid van de dienst? Slaat de provider onze data gecodeerd op? Waar staan de data, wie kan er bij en hoe wordt misbruik of dataverlies voorkomen? Wat gebeurt er bij een storing of een faillissement van de provider? Van wie zijn de data wanneer jij als klant overlijdt en stopt met betalen? Hoe kom je er achter of je provider wel of niet onder de Patriot Act valt?

Bedrijven beschikken zelden over een goed exit plan, laat staan de consument. Wat zijn eigenlijk de risico’s van het delen van bestanden via cloud diensten over een langere termijn?

Twee derde van de cloud gebruikers heeft geen flauw idee, zo onderzocht IT-beveiliger F-Secure dat april vorig jaar bij 6.000 personen uit 15 landen. En we zijn niet veel opgeschoten: in 2010 concludeerde de Business Software Alliance (BSA) nog dat 60 procent van de Europeanen geen idee heeft wat ‘in de cloud’ betekent en dat er maar weinig bekend is over de verantwoordelijkheid voor de bescherming van gegevens die via webdiensten worden opgeslagen.

DSC_5289Het is niet verwonderlijk dat er nog geen keurmerk of standaard is voor cloud diensten gericht op consumenten. Eerst moet er nog veel gebeuren voor de zakelijke markt, waar nog volop wordt gewerkt aan standaarden. Bovendien is het aanbod voor consumenten volkomen versnipperd over onderling sterk verschillende aanbieders. Een keurmerk of productclassificatie zou wellicht kunnen helpen, maar zo lang consumenten zich niet verdiepen in de algemene voorwaarden en de rol van wetgeving in het vestigingsland van de cloud leverancier (zoals de Amerikaanse Patriot Act) heeft het lezen van die voorwaarden weinig zin. Vermoedelijk moet er eerst iets op grote schaal mis gaan.

Een classificatie of norm, specifiek voor cloud diensten voor consumenten, is nog niet in zicht, aldus Nan Zevenhek, bestuurslid van Eurocloud en betrokken bij de ontwikkeling van een NEN-industrienorm voor bedrijfsmatige cloud diensten. Cloudperformance is voor consumenten lastig te meten. Veel op consumenten gerichte cloud diensten worden gratis aangeboden (dat hoeft op zich geen probleem te zijn), maar consumenten moeten er dan ook rekening mee houden dat ze niet al te hoge eisen kunnen stellen. Zo lang de consument niet kritisch is, aldus Zevenhek, is er veel mogelijk en zullen aanbieders proberen een positie te verwerven in de markt voor particuliere cloud diensten. De enige zekerheid die je als consument hebt is dat geen van de grote aanbieders zijn goede naam in de waagschaal zal stellen door slechte cloud diensten te leveren. Pas wanneer er iets mis gaat en krantenkoppen verschijnen, zullen ze gedwongen worden om USP’s en certificeringen duidelijker uit te spelen.

Met andere woorden: waar bedrijven zich kunnen laten adviseren door IT’ers en consultants, moeten consumenten via learning by doing ontdekken wat de gegarandeerde uptime van Dropbox is of wat de beschikbaarheid is van diensten van Google apps, Linkedin of Twitter.

linkedin TenC
Linkedin User Agreement

Goed zoeken naar algemene voorwaarden kan wel inzicht opleveren: zo kunnen de foto’s die je plaatst in de cloud van Facebook, naar eigen inzicht worden hergebruikt door Facebook omdat je een licentie hebt verschaft aan Facebook – ook wanneer jij het beeldmateriaal hebt verwijderd, maar een andere Facebookgebruiker het heeft overgenomen.

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems

[wp_twitter]

 

Zorgprofessionals moeten hun hok uit

Dat de gezondheidszorg steeds duurder wordt, is geen geheim. Met ingrepen zoals bezuinigingen, innovatie, substitutie (van medische zorg naar mantel/zelfzorg) komen de beleidsmakers, verzekeraars, zorgverleners en directies niet veel verder dan het afremmen van de aanhoudende kostenstijgingen. Om tot (ook financieel) duurzame zorg te komen is een omslag in denken en doen nodig waarbij zorgverlening en bedrijfsvoering nauw op elkaar gaan aansluiten.

Dat vraagt om een cultuuromslag en om het anders inrichten van bedrijfsprocessen, zodat de productie beter beheersbaar wordt. Daarbij kan je denken aan artsen die hun opleiding terugbetalen door eerst tien jaar in loondienst te werken, aan operatiekamers en andere dure infrastructuur die een optimale bezettingsgraad heeft, aan verregaande specialisatie bij klinieken en aan ketengerichte samenwerking tussen professionals.

Een van de manieren om de zorgproductie beter beheersbaar te maken is om informatie (en data) intensiever te benutten. Met anonieme historische zorgdata kan een groter deel van de zorg planbaar gemaakt worden; het beschikbaar maken van patiëntendata is de driver voor zowel betere medisch-inhoudelijke samenwerking tussen zorgverleners als voor efficiencymaatregelen.

Sinds minister Schippers in 2011 besloot de ontwikkeling van het landelijke EPD te stoppen bij gebrek aan draagvlak, is de ontwikkeling van een landelijk EPD in grote lijnen tot stilstand gekomen. Digitale dossiers van patiënten zijn niet geïntegreerd of gekoppeld, maar als los zand verspreid over instellingen en zorgverleners. De functionaliteit van het Landelijk Schakel Punt (LSP) is op dit moment uiterst beperkt. Dat heeft tot gevolg dat zorgverleners nu zelden kunnen beschikken over een compleet beeld van alle patiëntgegevens, laat staan dat zorginstellingen deze data kunnen inzetten bij de dagelijkse bedrijfsvoering.

In het bedrijfsleven wordt steeds duidelijker dat data – meer specifiek: klantdata – een van de belangrijkste ‘grondstoffen’ voor succes worden. Analisten van The Industrial Internet@Work, een initiatief van GE, betogen dat sectoren als de energie, transport en gezondheidszorg er nu eindelijk van doordrongen zijn dat real time data het mogelijk maakt om beter en sneller te reageren op behoeften van de business en processen te ontdoen van ruis.

De gezondheidszorg staat daarbij voor twee uitdagingen: het digitaliseren van processen en vervolgens processen data-driven maken. Daarbij horen data gedreven planningssystemen voor de zorgverlening, collaboration tools voor zorgverleners en uiteraard een digitaal patiëntendossier. De zorgsector zal op meerdere fronten moeten overstappen op cloud technologie, zodat systemen en data tijd- en plaats onafhankelijk ingezet kunnen worden.

 

Gelukkig begint de gezondheidszorgsector interesse te tonen voor cloud technologie. Cloud levert flexibiliteit en kostenvoordeel op, er is aandacht voor de beveiliging, maar het belangrijkste is dat de cloud de mogelijkheid biedt om het eigenaarschap van data bij de patiënt te leggen. Het idee dat de patiënt zelf rondloopt met een smartcard of USB-stick is achterhaald: de kans dat gegevens kwijtraken of verouderen is erg groot. Het cloud model is gebaseerd op vertrouwen – iets wat extreem belangrijk is bij het gevoelige karakter van patiëntgegevens – en op het vlak van privacy en security moet er nog het nodige werk  verzet worden. Ook in de VS, als het gaat om IT vaak een gidsland, bestaan de nodige zorgen over opslag en gebruik van patiëntgegevens. Toch krijgt de gezondheidszorgsector in de VS  steeds meer oog voor de voordelen van cloudcomputing. Amerikaanse zorg-CIO’s raken geleidelijk meer overtuigd van de volwassenheid van cloud technologie, hoewel je je kunt afvragen wat het huidige niveau van volwassenheid is.

Ook andere sectoren worstelen met vraagstukken over innovatie en data. De automotive sector staat op het punt te kantelen: van auto’s en berijders naar data. Het Internet of Things gaat, samen met de connected car er voor zorgen dat de auto een permanente datastroom gaat generen over condities en gedrag van de auto en gebruiker. Van wie zijn die data? Verschillende partijen zijn bezig posities in deze data-economie te vestigen.

Er is een belangrijke analogie tussen de automotive sector en de gezondheidzorg. De auto en de automobilist zijn bij uitstek mobiele databronnen en goedbeschouwd wordt ook het datavraagstuk in de gezondheidszorg bepaald door mobiliteit van de patiënt: die maakt gebruik van verschillende medisch specialisten, apparaten, instellingen en locaties – data komen op verschillende plekken tot stand en zijn op verschillende plekken nodig voor verschillende doeleinden.

Dat pleit er voor om executives uit de gezondheidzorg en de automotive sector een tijdje samen in een hok op te sluiten. Maar er zijn ook andere sectoren waar de hoofdrolspeler bewegelijk is. Wat te denken van de shoppende consument, waar succesvolle (r)e-tailers al jaren geleden gestart zijn met kantelen van hun processen, het denken in ketens en het werken met de customer journey? First time right en de customer effort score, maar ook principes als straight through processing (veel ingezet in de financiële sector voor de administratieve verwerking van transacties van die zo actieve klant) zijn leerzame modellen. Trek die witte jas uit, kom je hok uit en ga op verkenning in andere sectoren. Niet alleen nuttig, maar vooral noodzaak.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems

[wp_twitter]

Cloud computing als versneller voor de business

Consumenten gebruiken steeds meer technologie en hebben daarbij steeds minder te maken met de onderliggende techniek. Ze schaffen nog wel zelf hun hardware aan, maar denken verder bij de aanschaf, het gebruik en de werking van connectiviteit en applicaties nauwelijks nog aan de techniek. Betrouwbaarheid en acceptatie dragen er toe bij dat er – zo op het eerste oog – weinig redenen zijn om alles te moeten begrijpen of beheersen. Consumenten willen functionaliteit die gemak biedt: snel weten waar het regent, wat de snelste route is of hoe het banksaldo er voor staat. Veel technologie is ‘gratis’ en daarmee vaak gestandaardiseerd: bij de tientallen apps die we gebruiken zijn de configuratiemogelijkheden beperkt. We zitten er niet mee.

Bedrijven maken een vergelijkbare ontwikkeling door, maar de motieven zijn anders. Ondernemingen en instellingen moeten – gedreven door concurrentie – hun kosten terugdringen, hun tempo versnellen en hun dienstenpakket doorlopend aanpassen. IT-dienstverleners spelen hier op in. Ze leveren geen pc’s meer (zoals in de begintijd van kantoorautomatisering het geval was), maar gaan steeds meer vanzelfsprekende onderdelen van de IT-voorzieningen als standaarddienst aanbieden. Cloud computing gaat de komende jaren zorgen voor het verschil tussen winnaars en verliezers.

Naast verschillende varianten (zoals de basiskeuzen public/private/hybrid cloud) ontstaan er steeds meer diensten en producten die betrekking hebben op het werken met zakelijke cloud omgevingen.

Twee voorbeelden zijn OpenStack en CloudStack, open source cloud-management tools die bijdragen aan twee belangrijke voordelen van de cloud: kostenreductie en versnelde ingebruikname van software. Cloud computing  is workload gebaseerd, zowel voor IT- en bedrijfsprocessen als voor opslag-, backup- en recovery-voorzieningen. De cloud provider zorgt voor het tijdig opschalen van de servers, het beschikbaar maken van databases en voor andere diensten verzorgen die ontwikkelaars voorheen zelf moesten regelen. Servers worden efficiënter ingezet en bedrijven hebben niet meer te maken met onderhoud. Aan de personele kant komen meer resources vrij voor softwareontwikkeling. Het configureren van complexe systemen, het ontwikkelen van software, het testen en de ingebruikname van software: het kan allemaal in de cloud. Het gebruik van software-ontwikkelplatformen in de cloud leidt volgens marktonderzoeker Evans Data Corporation tot een verkorting van projecten van gemiddeld 15 procent. Het sneller beschikbaar komen van (nieuwe) functionaliteit draagt direct bij aan een verkorting van de time-to-market.

Cloud computing maakt IT-voorzieningen niet alleen goedkoper en sneller beschikbaar (de beheer- en ontwikkelkant), maar helpt ook om bedrijfsprocessen te optimaliseren. Het werken met cloud gebaseerde oplossingen maakt het mogelijk om software en databases real time actueel te houden en beschikbaar te stellen. Een goed voorbeeld hiervan is de logistieke operatie op luchthavens, waarbij het aanbod aan passagiers DSCN1826en vracht moet worden afgestemd op beschikbare vliegtuigen. Die complexe operatie vergt veel coördinatie en communicatie tussen allerlei partijen: luchthavenexploitant, luchtvaartmaatschappijen, vliegveiligheidsdienst, dienstverleners zoals afhandelings-, catering- en schoonmaakbedrijven en verschillende autoriteiten. Vliegtuigen die niet vertrekken, kosten geld: resources op de grond worden geblokkeerd en luchtvaartmaatschappijen moeten passagiers bij langere vertragingen schadevergoedingen betalen: beginnend bij bedragen vanaf 250 euro per passagier na drie uur.

Met een cloudgebaseerd Total Airport Management Systeem (TAMS) kunnen alle activiteiten rondom de werkzaamheden op het vliegveld gecoördineerd en geregeld worden. Om de besluitvorming te vereenvoudigen en te versnellen, worden verschillende bestaande databases geconsolideerd zodat actuele gegevens centraal beschikbaar zijn. Daarnaast wordt een helder rechtenbeheer ingevoerd, zodat de afzonderlijke dienstverleners alleen over die informatie beschikken, die voor hen bestemd is: zowel op vaste als mobiele eindapparatuur. De cloud vormt hierbij dus de basis voor zowel de infrastructuur als de data en applicaties. Als de aankomsttijd van een vlucht verandert en daarmee bijvoorbeeld ook de gate, worden alle betrokken dienstverleners direct geïnformeerd. Op die manier kan de luchthaven flexibel en daarmee ook efficiënt op de wisselende capaciteit inspelen. Een TAMS optimaliseert grondtijden, verkort wachttijden, vergroot de tevredenheid bij passagiers en zorgt uiteindelijk voor meer omzet.

IT wordt voor bedrijven steeds meer een middel om snelheid te maken. Driekwart van de Nederlandse organisaties vindt dat de opkomst van cloud-oplossingen snelle innovatie voor de eigen organisatie mogelijk maakt, zo blijkt uit het onderzoek ‘Eilanden in de Cloud’, dat in opdracht van Macaw door Pb7 Research is uitgevoerd onder 100 IT-beslissers van Nederlandse organisaties. De meest genoemde oplossingen met grote toegevoegde waarde zijn een complete werkplekomgeving in de cloud (44%), gebruik van een dienstverlener die als cloud-broker optreedt (39%) en het gebruik van open standaarden (39%).

Er zijn echter ook beperkende factoren. Bij het geleidelijk vergroten van de inzet van cloud computing is integratie van verschillende cloudtoepassingen de belangrijkste uitdaging voor vier van de vijf Nederlandse bedrijven.  Nieuwe ondernemingen kunnen hun IT direct in de cloud onderbrengen, maar oudere organisaties hebben te maken met legacy: oude systemen – datacenters, softwareomgevingen – die niet geschikt zijn voor de cloud.

Om de concurrentie bij te benen hebben veel van deze bedrijven vaak prioriteit gegeven aan het stapelen en aan elkaar knopen van applicaties en daarnaast achterstallig onderhoud opgebouwd. Hoe groter en ouder de organisatie, hoe groter dit probleem is. Het maakt deze groep dinosaurussen minder wendbaar en meer kwetsbaar, niet alleen voor nieuwe concurrentie, maar ook voor cybercrime.

Een transitie naar de cloud heeft veel voeten in aarde – naast het verhuizen speelt ook mee dat veel cloud toepassingen gestandaardiseerd zijn, iets dat om flinke aanpassingen vraagt in de IT-organisatie. Een model als cloudstack kan waarde toevoegen aan zowel het migratie- en transformatievraagstuk als aan cloud integratie. Met CloudStack is het mogelijk, ook in een private cloud omgeving die niet volledig gestandaardiseerd is, om snel up en running te zijn, al blijft net als bij andere IT-projecten de rol van een integrator noodzakelijk. Daarbij hebben met name financiële instellingen te maken met complexe wet- en regelgeving. Uit ervaringen van ‘cloud migranten’ valt op te maken dat dit transitievermogen de komende jaren voor veel ondernemingen een doorslaggevende succes- of faalfactor zal worden. Conclusie: lenigheid in IT wordt de ultieme voorwaarde.

 

Dit blog werd geschreven naar aanleiding van de European Cloud  Stack Collaboration  Conference en is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems

[wp_twitter]

Social IT servicedesk

De helft van de Nederlandse werknemers die online diensten wil gebruiken voor zijn werk, maar dat niet mag, doet dat toch buiten de voorzieningen van de eigen werkgever om, zo blijkt uit een Europees onderzoek van Google, uitgevoerd door Deloitte. Werknemers profiteren niet alleen volop van BYOD en CYOD, de consumerization van IT is ook al weer een stap verder met Bring Your Own App en Bring Your Own Data. Toepassingen zoals Skydrive, Skype, Dropbox, Gmail en chatprogramma’s zijn commodities geworden voor een groot deel van de werknemers. Vanuit dit nieuwe perspectief is ‘bring/chose your own device’ plotseling een beetje lachwekkend.

Ook Giarte onderschrijft in het traditionele ‘eindejaarslijstje’ dat BYOD en CYOD de opmaat zijn voor verdergaande geleidelijke, doch ingrijpende veranderingen. De opmars van BYOA en BYOI (bring your own application en bring your own information) brengen volgens Giarte met zich mee dat er sterk moet worden ingezet op centraal toegangsmanagement, data governance, software asset management en de service-integratie over meerdere clouddiensten heen. Bezorgdheid om de rondzwervende usb stick – hard op weg om het cassettebandje van deze eeuw te worden – behoort echt definitief tot het vorige decennium.

In veel organisaties was men al druk in de weer met achterstallig IT-onderhoud (IT debt) en met consolidatie en migratie naar de cloud. Ook IT ontkomt niet aan versnelling. Dat vraagt om flexibilisering en modernisering van bestaande outsourcingcontracten en het versnellen van softwareontwikkeling met agile, scrum en DevOps. Ondertussen vormt het groeiende managementprobleem van devices, apps en data een nieuwe uitdaging voor IT, maar de oplossing is nabij. IT moet slim samenwerken met de eindgebruiker.

Geheel in lijn met de oprukkende IT-consumerization moet IT kiezen voor een stap die eerder al in de consumentenwereld is gezet: het invoeren van online selfservice. Voor de IT-afdeling betekent dit dat er meer moet worden gedaan dan alleen het bieden van support aan eindgebruikers. Er moet worden samengewerkt met eindgebruikers als het gaat om uitwisselen van kennis en kunde, taken moeten worden gedelegeerd aan de eindgebruiker en IT moet zijn eindgebruikers leren kennen.

Social customer service, social CRM of hoe je het ook wil noemen – waarbij een deel van de dienstverlening aan de klant tot stand komt via samenwerking en (sociale) informatie-uitwisseling tussen organisatie en klant en klanten onderling – bestaat nog maar relatief kort in consumentenland, maar de succesfactoren zijn inmiddels wel helder. Een daarvan is de kennisbase die zowel intern als extern wordt opgebouwd en gebruikt: de IT servicedesk moet aan kennismanagement gaan doen. Werk aan de ontsluiting van betrouwbare informatie richting eindgebruikers. De IT-organisatie moet dus capaciteit gaan vrijmaken voor kennisproductie: het verzamelen en valideren van nieuwe informatie en het ontsluiten en promoten daarvan.

Werk aan de winkel dus voor kennismanagers, informatiespecialisten en moderatoren, die aan community management gaan doen en de experts in de binnen- en buitenwereld van IT en IT-eindgebruikers in het gareel houden. En wanneer selfservice niet voldoet, schakel dan over op live support die ondersteund wordt door CRM met een eenduidig klantbeeld: iedereen binnen IT moet weten wie de gebruiker is. Het betekent ook dat er opnieuw moet worden nagedacht over de eerste- en tweedelijns support, over KPI’s als first time fix (of first call resolution) en NPS (voor een helpdesk gericht op IT-eindgebruikers een bullshit-KPI), over snelle identificatie van de ‘klant’ en over het meesturen van (historische) gebruikersdata bij iedere interactie of escalatie.

Enterprise- en consumenten-support groeien steeds meer naar elkaar toe. Voor de overwegend traditioneel ingerichte servicedesk –dienstverleners (voor wie user experience een nieuw concept is) wordt het steeds interessanter om eens een kijkje te nemen in de (facilitaire) contactcentersector. Daar zijn tientallen best practices beschikbaar – zo kan je meteen ervaring opdoen met kennisdeling. Een mooi voornemen voor 2014.

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems

[wp_twitter]

Digitale vaardigheid of digitale weerbaarheid?

De (digitale) overheid wil de digitale vaardigheden van burgers versterken. Maar een duurzame digitale overheid kan niet zonder een digitaal bewuste burger die ook begrijpt wat de overheid wil, kan en mag.

Meer mensen, meer devices, meer data, meer apps, op meerdere plekken. Het aantal ‘always connected’ kenniswerkers in de wereldwijde beroepsbevolking is volgens onderzoek van Cognizant toegenomen: van 23 procent 2011 tot 29 procent  in 2012. De komende jaren zullen bedrijven meer hoogopgeleide informatiespecialisten en data-analisten nodig hebben. De war for talent lijkt vooral gericht op werkgevers en arbeidsmarkt. Maar niet alleen bedrijven zijn gebaat bij een goed functionerende digitale economie. Ook de overheid zet in op een goed functionerende digitale samenleving. Uiterlijk 2017 moeten burgers alle zaken met de overheid veilig en gemakkelijk online kunnen regelen. De overheid heeft dus haast. Begrijpelijk, want digitaliseren vergroot de mogelijkheden van de overheid en verlaagt de kosten.

Voor de overheid is het – net als voor een bedrijf – van belang dat de ‘klanten’ de weg weten te vinden in alle diensten en producten en bovendien verstandig kunnen omgaan met hardware en software. Dat stelt eisen aan de digitale vaardigheden van mensen: in hun rol als consument, werknemer en burger. Hoewel we in Nederland uitstekend zijn toegerust met technologie, blijven onze digitale vaardigheden achter. Volgens Stichting Lezen en Schrijven zijn er in Nederland 3 tot 4 miljoen mensen boven de 16 jaar die niet voldoende vaardig zijn om mee te komen in de huidige (digitale) kenniseconomie. Van hen zijn er 1,5 miljoen laaggeletterd.

De overheid doet daarom zijn uiterste best de digitale vaardigheden verder te vergroten. Het accent van de inspanningen – denk aan programma’s als Digibewust, maar ook aan onderzoek –  is gericht op de groep die wel ‘wil’, maar nog niet ‘kan’. En waar het gaat om ‘kunnen’, staan vaardigheden als omgaan met hardware, software, risicobeheersing, databeveiliging en privacy centraal. In de tweede Nationale Cybersecurity Strategie wordt ingezet op cyberbewustzijn bij burgers, maar ook hier staat het toepassen van basis-veiligheidsvereisten bij het surfen op het web centraal.

Het is echter een denkfout om de burger vooral te beschouwen als klant van de overheid, waarbij het streven naar zelfredzame burgers vertaald wordt in vaardigheden op informatietechnologiegebied. Digitaal bewustzijn en digitale weerbaarheid zou verder moeten gaan dan ‘kunnen’. Mensen zijn pas digitaal weerbaar wanneer ze als kritische en mondige burger in staat zijn de digitale handel en wandel van bedrijven en overheden te begrijpen. Het gaat dan om achterliggende modellen van gebruikte methoden: wat betekent het bijvoorbeeld als ik mijn stem elektronisch uitbreng? Het gaat ook om het kunnen doorzien wat de consequenties zijn van ingrepen of vragen, afkomstig van de overheid: denk aan de verplaatsing van activiteiten van overheden. Bijvoorbeeld de decentralisatie van zorgtaken richting de gemeente) waarbij niet duidelijk wie aan de hand van welke data beslissingen gaat nemen. Investeren in digitale vaardigheden krijgt een bijsmaak als je niet ook de digitale naïviteit bestrijdt.

De overheid moet niet alleen via goed ICT-onderwijs investeren in het creëren van digitaal vaardige en weerbare burgers, maar ook in eigen huis werken aan het eigen digitale besef. Volgens BinnenlandsBestuur is een beperkt digitaal bewustzijn niet alleen een probleem dat zich bij burgers voordoet. Lagere overheden en gemeenteambtenaren hebben bijvoorbeeld nog een stap te zetten als het gaat om bewustzijn op het gebied van cybersecurity, zo blijkt uit de Rapportage Cyber Security van Intomart GFK. Onze data zijn niet bepaald in veilige handen: gemeenteambtenaren scoren op de meeste deelonderwerpen (zoals bewustzijn, omgang met wachtwoorden, et cetera) lager dan medewerkers bij Rijksoverheid, vitale sectoren en bedrijfsleven. Ook voor overheden geldt dat digitaal bewustzijn verder gaat dan vaardigheden.

Het is niet in het belang van de overheid zelf om – op het vlak van digitale weerbaarheid – uiterst kritische burgers op te kweken. Maar het zou met name liberalen (die naar een zo klein mogelijke overheid streven) wel sieren als ze investeren in de onbalans als het gaat om digitale weerbaarheid en datapower. De kans is anders groot dat burgers bij de overheid dezelfde weg afleggen als destijds de klanten bij de banken: lever diensten en producten waarvan niemand snapt hoe ze werken en tegen de tijd dat er iets ernstig mis gaat, sturen we wel een excuusbrief. Dat is geen goed recept voor een goed werkende digitale samenleving.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems

[wp_twitter]

De impact van het internet of things wordt zichtbaar

Hoe groot is de impact van het internet of things? Afgaand op de soms hoogdravende berichten uit de media lijkt het er op dat bedrijven en instellingen nog even achterover kunnen leunen. Maar schijn bedriegt: alleen toekijken levert het risico op van een achterstand.

De impact is al volop merkbaar en de uitdagingen blijven niet beperkt tot de whizzkids van IT, maar beïnvloeden de gehele organisatie. Het internet of things, of liever gezegd het internet of everything, gaat over sensors, netwerken, de verwerking en opslag van data, applicaties en beveiliging. Het is geen hype meer, zo blijkt uit de voorbeelden van bedrijven die zich voorbereiden op een nieuwe toekomst. Die voorbereiding vergt niet alleen een brede blik – wat staat er voor ons op het spel? – maar ook een transformatie van de complete organisatie. Het internet of things is meer dan het ‘aan elkaar knopen’ van enerzijds objecten en anderzijds IT. Tijdens de tweede Imtech ICT-rondetafeldiscussie onder leiding van Marco Gianotten met als thema het internet of things werd duidelijk: steeds meer bedrijven praten niet alleen over het internet of things, maar implementeren op dit moment concrete toepassingen.

Download verslag Imtech ICT rondetafeldiscussieLees het verslag van de Imtech rondetafeldiscussie met daarin onder meer een nieuw luchtmeetnetwerk in Eindhoven; een nieuw, groen en slim kantoorgebouw van Deloitte in Amsterdam; de kloof tussen IT-organisatie en operationele organisatie; en het kantelen en/of verdwijnen van bestaande business modellen als gevolg van het internet of everything. Download pdf


Device of data?

Werknemers gedragen zich – ook op het werk – als IT-consumenten. Daarbij gaat nog steeds alle aandacht uit naar het device. Dat maakt het lastig voor IT, dat de komende jaren nu juist de aandacht moet verleggen naar data.

December is ook de maand van het terugblikken, vooruitblikken en lijstjes. Die lijstjes, meestal in de vorm van een top tien trends voor het komende jaar, zijn eigenlijk verkapte marketingcampagnes. De lijstjes laten zien wat experts belangrijk vinden voor de komende tijd. Meestal gaat het om een vooruitblik van een jaar, maar 2020 doet het ook erg goed. Over een maand is 2020 nog maar vijf jaar van ons verwijderd. Dat lijkt weinig, maar is eigenlijk te veel. De begrippen ‘iPad’ en ‘app’ bestaan nog maar iets meer dan drie jaar in Nederland.

De lijstjes zijn betrekkelijk. Misschien zijn het vooral de dromen van technologiebedrijven die nu al vast fantaseren over wat er in 2020 hot is. In mijn blogpost over ‘trends in HR’ heb ik al laten zien dat op sommige plaatsen in onze economie technologische veranderingen helemaal niet zo snel worden opgepikt. Het aantal bedrijven dat worstelt met bring your own device (BYOD) is enorm. Misschien slaan sommige organisaties de BYOD-stap wel over en beginnen ze in 2016 in een keer aan Choose Your Own Device (CYOD). Dat betekent dat werknemers geduldig moeten zijn als het gaat om de toegang tot nieuwe technologie. Dat kan frustrerend zijn. Veel werknemers weten niet beter en moeten het nu nog doen met laptops die drie jaar geleden al verouderd waren. Ze hebben een opstarttijd van enkele minuten, hebben een formaat en gewicht waar Watson jaloers op is en zijn volkomen dichtgetimmerd. Wanneer die medewerkers een probleem hebben met die laptop, kunnen ze ’s avonds en in het weekend hun helpdesk alleen per e-mail bereiken: maandag bent u de eerste.

Het is de vraag waarom dit soort prehistorische dienstverlening nog wordt geleverd. Kan de IT-dienstverlener niet beter of is het de werkgever die beknibbelt op productiviteit? Of vinden beiden dat state of the art wel kan, maar ook heel erg duur is? Of kost de overgang naar een meer op de gebruiker gerichte IT-dienstverlening gewoon heel veel tijd?

retro pcAan de IT-dienstverleners en hardwarefabrikanten zal het niet liggen. Zij bieden de meest geweldige oplossingen aan. Ze beloven dat de eindgebruiker in de drivers seat zit. Dat data en informatie anytime anyplace beschikbaar is. Dat de time to market verkort wordt. Dat kosten transparant zijn. Er moet inderdaad meer mogelijk zijn dan antieke IT-dienstverlening die gebaseerd is op de praktijk van het eerste decennium. Dat blijkt ook uit ons gedrag: het mobiele dataverkeer nam over heel 2012 met 70 procent toe. Ook het gebruik van ‘mobiele hardware’ groeit nog steeds enorm. Wat daarbij nog wel eens over het hoofd wordt gezien is dat we vooral privé ‘always online’ zijn.

Dat BYOD en CYOD en always online in ons werk nog wel even zal duren, veroorzaken wijzelf. We overspoelen onze IT-afdelingen met wensen. We willen alle informatie altijd op alle apparaten beschikbaar hebben. Daarbij willen we zakelijk en privégebruik mixen en zelf kunnen beslissen welke hardware we gebruiken. Ook Gartner voorziet in een van zijn laatste (en minder hijgerige) lijstjes obstakels in het ‘everything everywhere’-principe, eenvoudigweg omdat er teveel (mobiele) apparaten, gebruikerstypen en interactievormen gaan ontstaan. Alle informatie altijd overal beschikbaar hebben wordt eerder ingewikkelder dan eenvoudiger. Het is juist de veelheid aan hardware (inclusief beheer en beveiliging) die het probleem veroorzaakt.

BYOD en CYOD zijn geen verbetering, maar slechts tussenfasen die het probleem vergroten. Pas als er een goede scheiding aan te brengen is tussen zakelijk en privégebruik, zowel op het vlak van identiteit, autorisatie, beveiliging als op het vlak van beheer (IT-support) wordt het overzichtelijker. De echte uitdaging bij het tijd-, plaats- en device-onafhankelijk werken (waarbij de productiviteit niet langer afhankelijk is van hardware of infrastructuur) zit in dus software en data, niet in hardware. IT-afdelingen moet zich dus niet gek laten maken door gebruikers die plotseling de mail en de vergaderstukken op de iPad willen kunnen raadplegen. IT-afdelingen moeten zich met gezwinde spoed richten op data, security en governance. Een extra reden om de hardwaresupport zo snel mogelijk te outsourcen?

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


Meer mogelijk met big data – de keerzijde

Big data wordt big business. Met big data, analytics en het internet of things wint ook het privacydebat weer aan belang. Het uitgangspunt ‘ik heb niets te verbergen’ is daarbij geen houdbaar argument meer.

“All the privacy solutions you hear about are on the wrong track.” In MIT Technology Review van deze maand zet Evgeny Morozov, auteur van The Net Delusion, perfect uiteen waar het mis gaat in het huidige privacy-debat. Hij begint bij 1967, als Paul Baran, een technicus, de blik vooruit werpt en mijmert over een netwerk van computers dat allerlei alledaagse problemen van mensen zou kunnen oplossen. Je zou met zo’n netwerk bijvoorbeeld precies weten wat er wanneer op televisie is en zelfs berichten krijgen wanneer jouw favoriete televisieserie begint. Baran had een vooruitziende blik.

Internet draagt niet bij aan democratie

De afgelopen twintig jaar is er hard gewerkt aan het internet. Soms komen de ideële doelstellingen daarvan nog voorbij, maar Morozov rekent af met degenen die de (digitale) free flow of information associëren met ‘meer democratie’. Een aanhoudende hallucinatie noemt hij dat. Hij wijst daarbij op de honger naar informatie – en dus data, de grondstof – van zowel bedrijven als overheden, die al langer bestaat dan het internet. Bedrijven willen meer weten omdat ze dan beter kunnen adverteren of verkopen; overheden willen graag ons gedrag in goede banen leiden, zodat we niet te veel kosten en voldoende bijdragen aan het in stand houden van de overheid. Morozov wijst op de software die door de Italiaanse overheid wordt gebruikt om verbanden te vinden tussen de opgegeven inkomsten (via de inkomstenbelasting) en de uitgaven van individuen. Wanneer de Italiaanse overheid de mogelijkheden om data over het uitgavenpatroon van burgers te verzamelen ziet inkrimpen, ligt het voor de hand dat Google en Facebook het volgende loket zijn waar deze informatie verkrijgbaar is.

Data = ruilmiddel

Burgers op hun beurt springen nog steeds gewillig door het hoepeltje in ruil voor het afstaan van data. Na het gebruik van honderden websites, tientallen overheidsdiensten, honderden apps en allerlei online en offline acties weet je echter al lang niet meer waar al je datarechten zijn gebleven – of wanneer en aan wie je ze hebt verspeeld. Meestal vinden we dat geen bezwaar, want iedere keer als we gemakkelijk doen over het afstaan van data krijgen we in ruil daarvoor gratis software, gratis content of korting op onze uitgaven.

De data die we afstaan aan derden vormen de basis voor big data analytics. Op basis van algoritmen kunnen bedrijven en overheden vervolgens beslissingen nemen, waarbij het steeds moeilijker wordt om uit te leggen waarom die beslissingen zijn genomen of op basis van welke argumenten. Het betekent dat verantwoordelijkheid steeds vaker aan systemen of constellaties zal worden toegeschreven: ‘het algoritme heeft besloten’.

Hiermee wordt de afstand tussen burger en overheid groter. Het ondermijnt het geloof in een democratie: namelijk dat bestuurders zich relateren tot de acties die zij nemen. Omgekeerd kunnen analytics er voor zorgen dat iemand die niet in patronen past, zonder uitleg in een uitzonderingssituatie kan worden geplaatst. Iemand die afwijkt, trekt de aandacht en kan vragen voorgelegd krijgen.

Laat me met rust

Morozov verwijst in zijn artikel ook naar een ander grondbeginsel van privacy: namelijk het recht om met rust gelaten te worden en zelf beslissingen te nemen, zonder dat iemand zich daar doorlopend mee bemoeit. De zelfredzaamheid, die uiteraard gepaard gaat met een zekere verantwoordelijkheid, zou goed moeten passen bij liberale grondbeginselen. In liberale kringen wordt weliswaar gesproken over een balans tussen fundamentele liberale waarden privacy en veiligheid maar er wordt onvoldoende bij stilgestaan dat het opgeven van delen van privacy een onomkeerbaar proces is, juist doordat informatie bij de overheid belandt. Vrijheid wordt steeds meer ingeperkt door een ‘grens van onzichtbaar prikkeldraad’, aldus Morozov, die bovendien steeds moeilijker doordringbaar wordt: onze mogelijkheden tot onafhankelijk gedrag worden steeds kleiner. Morozov geeft daarbij een praktisch voorbeeld: stel, je wilt een T-shirt kopen, maar je ziet dat het in Bangladesh gemaakt is. Koop je het wel, dan ben je wellicht fout bezig omdat je geen rekening houdt met de slechte arbeidsomstandigheden aldaar. Maar koop je het T-shirt niet, dan betekent dat misschien wel dat je een kind de prostitutie in dwingt. Steeds vaker gaan mensen voor het nemen van zo’n beslissing ‘research’ doen op het web. Met andere woorden, ze maken niet zelfstandig een afweging, maar laten deze over aan dat wat een zoekmachine aan informatie teruggeeft. Die machine is weliswaar afhankelijk van jouw input, maar zeker niet objectief en onthoudt bovendien wat je gevraagd hebt.

Ik heb niets te verbergen

Volgens Morozov gaat het fout wanneer de discussie zich beperkt tot het uitgangspunt dat mensen zelf moeten kunnen beslissen met wie ze wel of niet data delen. De gedachte ‘ik heb niets te verbergen’ – voor velen de meest praktische opvatting over privacy – is problematisch. Het risico zit hem in autonoom gedrag dat ‘afwijkt’ en wijzelf zijn niet degenen die daarvoor de criteria opstellen. Hoe meer informatie we over ons zelf blootgeven, hoe meer dat onzichtbare prikkeldraad zich sluit. Dat heeft tot gevolg dat mensen die in beginsel gelijk zijn, door een overheid op verschillende wijze kunnen worden bejegend. Aan individualiteit kunnen dan negatieve consequenties worden verbonden.

Morozov pleit voor een andere discussie, waarbij ook wordt gekeken naar de keerzijde van het alsmaar willen inperken van risico’s en het zoeken naar zekerheden door overheden. We moeten opnieuw leren accepteren dat in een vrije samenleving ook risico’s schuilen. Het alternatief is dat een overheid die de kans op terreuraanslagen wil minimaliseren, overgaat tot monitoren en beïnvloeden van burgers. In dat opzicht is de overheid al een heel eind de verkeerde weg ingeslagen met het willen weten wat iedereen doet, denkt en zegt. Met democratie heeft het allemaal weinig te maken, met veiligheid nog minder.

Lees ook de berichtgeving op GeenStijl inclusief reacties.

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


Vet verdienen met big data?

In onze digitale economie zijn – naast een goed concept – vijf onderdelen nodig om tot business te komen: gebruiker, device, connectiviteit, software en data. Waar ligt bij toekomstige digitale verdienmodellen het zwaartepunt?

In digitale business modellen is het de kunst om de klant (vaak aangeduid met ‘de gebruiker’) zo ver te krijgen dat zijn apparaat online beschikbaar wordt gemaakt, zodat er vervolgens apps of software op geplaatst kunnen worden. Die apps en software gaan tot slot data produceren, waarmee de digitale ondernemer waarde genereert. Zie hier een digitale voedselketen.

cropped-DSC_8936.jpgIn plaats van gebruiker, device, connectiviteit, software en data is ook SMAC: Social, Mobile, Analytics en Cloud een veel geziene indeling, maar in die benadering wordt voorbijgegaan aan de economische waarde van communicatie en informatie (in ruwe vorm: data). Businessmodellen beginnen bij de gebruiker, wiens portemonnee natuurlijk het meest interessant is.

De tijd dat we alleen voor software betaalden, is grotendeels voorbij. De tijd dat elektronicabedrijven rijk werden van alleen hardware, lijkt ook voorbij. En wellicht is connectiviteit straks net zo gratis als alle producten en diensten van Google. Kortom, mensen + data, dat is de basis voor veel toekomstige verdienmodellen.

Je kunt natuurlijk ook geld ‘verdienen’ door het niet uit te geven. Angela McIntyre, analist bij Gartner, voorspelt een miljardenbesparing bij de inzet van smart glasses zoals Google Glass, wanneer zo’n device wordt gebruikt door monteurs en veldwerkers in de dienstverlenende sector. Via de bril zou een expert kunnen meekijken met de monteur op locatie om een specifiek probleem op te lossen. Daarmee wordt de bril een interactief, handsfree instructieboek. Ze denkt dat de jaarlijkse besparing in 2017 al kan oplopen tot 1 miljard dollar. Volgens Juniper Research stijgt rond diezelfde tijd (2018) de verkoop van slimme brillen wereldwijd naar 10 miljoen exemplaren. Kortom, iedere bril levert een besparing op van 100 dollar per jaar. Nu maar hopen dat de prijs (nu nog 1.500 dollar voor een Google Glass) snel zakt, want zo’n stukje hardware zal in drie jaar tijd echt in alle opzichten zijn afgeschreven.

In de IT- en technologiesector is wel vaker geroepen dat bedrijven miljarden zouden kunnen besparen. Meestal moeten ze dan eerst veel geld uitgeven het valt niet te ontkennen, de Google bril is een stuk voordeliger dan het eerste het beste doorsnee ERP- of CRM-pakket.
Interessanter is het natuurlijk om omzet en winst te genereren met digitale business modellen. En wat daarbij dan de belangrijkste driver(s) zijn: device, software, dataverkeer of data? Ofwel: wat wordt het business model waarbij je vat krijgt op de portemonnee van de klant?

Het is niet aannemelijk dat het business model van Google alleen op verkoop van de bril zelf gebaseerd is. Op die markt van wearable computing zijn voldoende kapers op de kust. Googles missie is om op alle informatie terGooglewereld te zitten, niet om marktleider in hardware te worden. Andere hardware waar Google aan meewerkt, zoals Chromebooks of Android smartphones, dragen bij aan de marketingdatafabriek die Google is. Ook de Google bril zal moeten leiden tot business modellen waarbij data (en gedragsbeïnvloeding) leidend zijn.

‘Things’ in combinatie met SMAC wordt door Sander Duivestein een nieuwe potentieel disruptieve innovatiegolf genoemd en ik denk dat hij daar gelijk in heeft. Het ‘things’-aspect was het missende puzzelstukje om volkomen alledaagse dingen (sic) te integreren in ons digitale leven. Maar wat ik mis in SMAC+T en wat opnieuw het enige van waarde is in dat samenspel van gebruiker, device, connectiviteit en software, is: data. Alle vijf de onderdelen afzonderlijk hebben geen enkele betekenis in de digitale omgeving: het is de combinatie waarbij data commercieel gezien het eindresultaat is, ofwel de delfstof. Als Google op dezelfde databerg zou kunnen zitten zonder bij de creatie daarvan afhankelijk te zijn van gebruikers, had Google wellicht een andere naam gehad: bijvoorbeeld Encyclopedia Brittannica.

 

In een doorsnee rijtje tech-startups valt op dat het bij de meeste initiatieven zelden gaat om handel in de vorm van e-commerce of om platte games. Meestal staat het uitwisselen van de juiste (of werken met) informatie centraal. Of er geld kan worden verdiend met de onderliggende data is de vraag, maar bij sommige startups is het antwoord volstrekt duidelijk: ja.

  1. VetCloud is een SaaS-gebaseerde oplossing voor CRM die dierenklinieken in staat stelt hun data voor zich te laten werken: geld besparen en omzet verhogen. Verkeert in de betafase, heeft een paar ton nodig. Datadriven.
  2. Het Nederlandse Peerby is een platform voor het lokaal (uit)lenen van materialen. Peerby meldt dat er 3.000 aanvragen voor het lenen van producten per dag binnenkomen en dat 80 procent van de verzoeken binnen een half uur is beantwoord. Aanmelden gaat via Facebook, data vormen de driver.
  3. PayMins is een mobiel betaalplatform waarbij de betalingen direct terechtkomen op factuur van de mobiele operator. Hierbij is het onnodig om alle authenticatie slagen te doorlopen. Informatie over de gebruiker staat centraal in het concept.
  4. QuanTemplate levert web-based tools voor de verzekeringsmarkt. Is een applicatie.
  5. Modabound is een startup uit New York die inspeelt op het feit dat de gemiddelde vrouw voor meer dan 1000 dollar aan ongedragen kleding in de kast heeft hangen. Bij deze online marktplaats voor dameskleding staat het datamodel voorop.
  6. Het platform van Iptvbeat biedt de mogelijkheid real time kijkcijfers te genereren, inclusief het kijkgedrag van mobiele kijkers. Data spelen de hoofdrol.
  7. Osper is een ‘bank’ waar kinderen – op een veilige en speelse manier – met geld kunnen leren omgaan. Twijfelachtig.
  8. Moni is een platform voor het veilig kunnen uitvoeren van internationale geldoverboekingen via de mobiel – een digitale variant dus van Western Union. Online bankieren is in feite meer dataverkeer dan geldverkeer.
  9. PlayCanvas is een cloudgebaseerd collaboration platform bedoeld voor het ontwikkelen van video games. Games kunnen (na ontwikkeling) vanuit PlayCanvas ook worden geëxploiteerd. Het delen van data staat centraal.
  10. OP3Nvoice maakt spraak- en videobestanden doorzoekbaar op keywords of tags. OP3Nvoice ontwikkelt zelf geen apps, maar probeert de eigen software te integreren in bestaande platforms. Ook deze startup moet het hebben van het dataconcept.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


De data spreken voor zichzelf

Discussies over big data beginnen steeds meer te lijken op de discussie over de opwarming van de aarde. Dat de aarde geleidelijk opwarmt, mag als een feit worden beschouwd, bij het nadenken over mogelijke gevolgen zijn we afhankelijk van de betrouwbaarheid van scenario’s – het is immers een vraagstuk over de toekomst. Ook aan de kant van big data wordt de groei van het datavolume niet ontkend, maar wordt het lastiger als je de aandacht op de gevolgen wil vestigen.

DatainOneMinuteDe feiten rondom big data zijn helder. Het datavolume groeit snel en op veel gebieden (denk aan de zorg) explosief. De toekomst biedt weliswaar geen feitelijke zekerheden, maar dat de groei sterk zal doorzetten valt niet te betwijfelen. Alleen al het mobiele dataverkeer neemt tot 2019 met 45 procent toe, aldus het laatste Mobility Report van Ericsson. Wereldwijd zijn er nu twee miljard mobiele breedbandabonnementen, in 2019 zullen dat er 8 miljard zijn. Rond die tijd zal ook het aantal tablets, mobile pc’s en mobile routers meer dan verdubbeld zijn. De exacte impact is niet duidelijk, maar dat vrijwel alle grote brands bezig zijn met het internet der dingen maakt in elk geval duidelijk dat het IoT de komende vijf jaar een enorme ontwikkeling zal doormaken.

Niet alle bedrijven zullen in 2019 (dat is over vijf jaar, de iPad is op dit moment nog maar drie jaar oud!) gelijktijdig in staat zijn met deze databubble om te gaan. Big data staat vooral bij IT-dienstverleners hoog op de agenda en daarnaast zijn er steeds meer CIO’s die inzien dat het tij niet te keren is. Steeds vaker gaat de CIO met de business in gesprek om te bezien wat de kansen, maar ook de uitdagingen zijn bij het aan de slag gaan met big data.

 

hollandse brug tekening - webIn veel gevallen moet de business echter nog tot het inzicht komen dat big data geen hype is. De early adopters van het big data fenomeen hebben nu dus al een voorsprong. Voor de late majority wordt de achterstand straks op twee manieren een probleem: er is minder tijd om een inhaalslag te maken, maar de transformatie naar de cloud zal sneller moeten. Tegen de tijd dat de late majority tot het inzicht komt dat er een begin moet worden gemaakt, wordt de jacht op data-analisten geopend en zullen prijs en beschikbaarheid verder uiteen gaan lopen. Kortom, veel organisaties zullen niet tijdig toegerust zijn – ook op boardroom niveau – om op het vlak van technologie, personeel en processen aan de slag te kunnen met big data. Niet nadenken over big data is dus ernstiger dan alleen uitstel van executie.

Waar te beginnen met big data? – live webcast

Op dinsdag 19 november organiseert Computerworld een live webcast met T-Systems en IDC, met als invalshoek: waar te beginnen met big data?

Tijdens de webcast wordt ingegaan op vraagstukken rondom security; besluitvorming en algoritmes; waarde en ROI van big data en de rol van technologieoplossingen waaronder cloudcomputing.

  • Datum: 19 november 2013
  • Aanvangstijd: 4.00 p.m. CET
  • Deelname is kosteloos
  • Aanmelden kan hier.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems