Domme data

HAL9000Van kleitablet naar papyrusrol naar perkament naar papier: voor het schrift is een ondergrond nodig en ook geschiedschrijving kan naast taal en tekens niet goed functioneren zonder drager. In de ICT ging het vooral om ponskaarten, tapes en schijven. Dragers waarbij – in tegenstelling tot het handschrift, waarbij vooral de pen beweegt – het medium beweegt en de informatie sequentieel wordt aangebracht. Ook bij de schrijfmachine is het papier dat onder de letters door beweegt.

Nu lijkt de omgeving waarin data worden vastgelegd tot stilstand te zijn gekomen. Daarmee is het verschil met onze hersenen tot een minimum gereduceerd, want ook daar zien we niet veel bewegende onderdelen. Toch is ons brein een stuk dynamischer dan het meest statische geheugen dat op dit moment bestaat: het solid state memory.

Die verandering in datadragers (informatie is toch echt wat anders) biedt ook weer nieuwe hoop voor de liefhebbers van science fiction. Het zou een hele uitdaging worden om een ponsbandlezer of tapestreamer in ons lijf in te bouwen. Of een diskette- of CD-RW-station. Al die technische oplossingen nemen ruimte in, moeten gevoed worden, produceren warmte en maken lawaai. Voor toegang tot het nieuwste geheugen is USB voldoende. Hoe kleiner, hoe onopvallender, dus we weten niet of er al mensen rondlopen met een mini-USB-poort.

In verschillende onderzoekscentra wordt gewerkt aan mens-machine-interactie in de engste zin van het woord. Aan de ene kant van dat onderzoekscontinuüm wordt geprobeerd computers te besturen met denkkracht. En aan de andere kant van het spectrum probeert men ons lichaam te leren luisteren naar computers – bijvoorbeeld door spieren te besturen met software. Tussen deze twee extremen in bevindt zich een enorm gebied waar computers en mensen de hele dag met elkaar bezig zijn. Op dit moment zijn het vooral mensen die zich hiervan bewust zijn en die een opvatting hebben over het eenzijdige karakter van die activiteit, maar het is niet uit te sluiten dat computers ooit zelf bewustzijn opbouwen. HAL 9000 (bedacht door Arthur C. Clarke, auteur van 2010, A Space Odyssey) is hiervan een fraai voorbeeld, maar Watson (IBM) bestaat echt.

Jeroen Tas (CIO Philips) speelt spelletje Jeopardy tegen Watson
Jeroen Tas (CIO Philips) speelt spelletje Jeopardy tegen Watson

Waar HAL slechts de fantasie prikkelt, dwingt Watson ons na te denken over intelligentie. Een belangrijk deel van onze huidige bepaling van intelligentie is gebaseerd op snelheid. Watson wint allerlei intelligentietestjes en quizzen van mensen, omdat het systeem beschikt over heel veel informatie en bovendien in staat is deze razendsnel te verwerken. Daarbij gaat het om algoritmen, om waarschijnlijkheid en om context die aan data is toegevoegd door mensen – metadata. Metadata is informatie over informatie. Ook een computer kan leren om fruit dat aan een boom hangt, te herkennen als fruit. Dat is een kwestie van eigenschappen van het verschijnsel fruit beschrijven. Op het moment dat we nalaten aan te geven dat een grijze appel van beton geen fruit is, kan een computer alleen maar vaststellen dat het om beton in plaats van fruit gaat, als er ook kennis over beton (kleur, gewicht, textuur) aanwezig is.

Mensen, zo is de veronderstelling tot nu toe, leren zelf onwaarschijnlijke combinaties en verbanden te interpreteren. Wij zijn goed in het (veelal onbewust) opslaan en benutten van metadata. Als we peuters laten oefenen op dierenplaatjes en geluiden, zijn we al bijna halverwege.

Om succesvol de strijd aan te gaan met mensen zouden computers meer tijd moeten hebben om zelf non stop metadata te genereren, verzamelen, rubriceren, opslaan en combineren. Ook zou aan enkele andere voorwaarden moeten worden voldaan. Zo moeten computers beter en meer kunnen waarnemen: niet alleen kijken en luisteren, maar ook voelen, ruiken en proeven en dat allemaal simultaan. De informatie die dat oplevert moet gecombineerd kunnen worden gebruikt. Met de nodige snelheid zouden ze dan wellicht met een betekenisvolle respons kunnen komen. Maar om de strijd echt te kunnen winnen moeten computers waarde en betekenis kunnen toekennen aan ideeën en waarnemingen. Om dat te kunnen, moeten ze over zowel een wil als een geweten beschikken. HAL was daarin vergevorderd, maar het betekende ook zijn einde. IBM’s Watson heeft nog een lange weg te gaan en blijft tot die tijd toch echt een zeer snelle rekenmachine.