Robots, onze slimme maar mechanische vriendjes, zullen ons nooit inhalen. Ze bewegen houterig, ze beschikken niet over voldoende intelligentie om souplesse en snelheid te combineren. Of is dat een achterhaald beeld?
DARPA, onderdeel van het Amerikaanse ministerie van Defensie, heeft enige tijd geleden een robot – met de toepasselijke naam Cheetah – ontwikkeld die sneller loopt dan een topatleet: meer dan 45 kilometer per uur. Dat betekent dat we bewegelijke objecten zoals robots van voldoende spier- en rekenkracht kunnen voorzien om echte snelheid te bereiken zonder neer te storten of om te vallen.
Nao, een intelligent maar klein kunstmatig mannetje (of vrouwtje), kan zelf opstaan als hij omvalt. Hij is geprogrammeerd om actief gebruik te maken van de omgeving om in actie te kunnen blijven. Net als de grasmaaier die zelf het stopcontact opzoekt voordat hij met lege accu’s ten dode is opgeschreven. De grote en al wat oudere broer van Nao, de robot Asimo, is de laatste jaren ook sneller en slimmer geworden.
Autonomie heeft veel te maken met intelligent omgaan met de omgeving. Voor robots kan het internet of things een gunstige invloed hebben op die autonomie. Voordat robots vastlopen in hun omgeving, moeten ze in staat zijn hulp te organiseren. BigDog, het werkpaard dat het Amerikaanse ministerie van defensie heeft laten ontwikkelen, is uitgerust met verschillende camera’s als ogen. Wanneer een pesterige terrorist het gezichtsvermogen uitschakelt door de lenzen met een verfspuitbus te bewerken, zal BigDog op zijn minst andere hulpmiddelen en informatiebronnen moeten gebruiken om verder te komen. Het ligt voor de hand dat robotontwikkelaars bij hulpmiddelen voor robots denken aan nog meer ingebouwde programmaregels. BigDog zou bij verlies van zijn gezichtsvermogen wellicht de ‘ogen’ van een collega kunnen gebruiken in combinatie met GPS-coördinaten.
Belangrijk voor een robot in nood is te weten wat hijzelf nodig heeft en wie of wat dit kan leveren: informatie, een (reserve)onderdeel, nieuwe energie of externe (mens/robot)kracht. De robot kan zich richting hulp bewegen, de robot kan in specifieke situaties ook hulp naar zich toe halen. Wanneer alles en iedereen connected is, zou het voor de robot een kleine moeite moeten zijn deze behoeften te zoeken – en daarna te vinden. Een voorwaarde is wel dat een robot zelf ook permanent connected is.
Intelligent inspelen op de omstandigheden, dat was helaas niet weggelegd voor de robotvrouw uit de SF-film West World. Zij zat al uren zonder eten of drinken opgesloten in de cel van de lokale sheriff. Toen er een redder-in-nood (een mens van vlees en bloed) langs kwam, begon ze te smeken om water. De robotvrouw in kwestie speelde haar rol goed, maar was wat onhandig geprogrammeerd. Ze nam het water van haar redder aan en liet het in haar keel lopen. De idyllische reddingspoging eindigde uiteraard met kortsluiting.
BigDog en Nao laten beiden zien dat ze zich aan bepaalde situaties kunnen aanpassen. Met spraakherkenning en -analyse aan boord zouden ze in staat moeten zijn om emoties waar te nemen. Je zou een robot zelfs kunnen aanleren om op de juiste manier te kiezen tussen “fight”, “fright” of “flight”. Maar hoe verstopt een robot zichzelf? En als alternatief: wat is een goede vluchtroute? Kan een robot beslissen om eerst maar weg te rennen (en welke kant op?) en ondertussen de beste route te bepalen? Wat deed Robocop eigenlijk toen hij door zijn munitie heen was? Ach ja, dat was een Cyborg, die heeft weinig last van tekortkomingen van robots.