De impact van het internet of things wordt zichtbaar

Hoe groot is de impact van het internet of things? Afgaand op de soms hoogdravende berichten uit de media lijkt het er op dat bedrijven en instellingen nog even achterover kunnen leunen. Maar schijn bedriegt: alleen toekijken levert het risico op van een achterstand.

De impact is al volop merkbaar en de uitdagingen blijven niet beperkt tot de whizzkids van IT, maar beïnvloeden de gehele organisatie. Het internet of things, of liever gezegd het internet of everything, gaat over sensors, netwerken, de verwerking en opslag van data, applicaties en beveiliging. Het is geen hype meer, zo blijkt uit de voorbeelden van bedrijven die zich voorbereiden op een nieuwe toekomst. Die voorbereiding vergt niet alleen een brede blik – wat staat er voor ons op het spel? – maar ook een transformatie van de complete organisatie. Het internet of things is meer dan het ‘aan elkaar knopen’ van enerzijds objecten en anderzijds IT. Tijdens de tweede Imtech ICT-rondetafeldiscussie onder leiding van Marco Gianotten met als thema het internet of things werd duidelijk: steeds meer bedrijven praten niet alleen over het internet of things, maar implementeren op dit moment concrete toepassingen.

Download verslag Imtech ICT rondetafeldiscussieLees het verslag van de Imtech rondetafeldiscussie met daarin onder meer een nieuw luchtmeetnetwerk in Eindhoven; een nieuw, groen en slim kantoorgebouw van Deloitte in Amsterdam; de kloof tussen IT-organisatie en operationele organisatie; en het kantelen en/of verdwijnen van bestaande business modellen als gevolg van het internet of everything. Download pdf


Vet verdienen met big data?

In onze digitale economie zijn – naast een goed concept – vijf onderdelen nodig om tot business te komen: gebruiker, device, connectiviteit, software en data. Waar ligt bij toekomstige digitale verdienmodellen het zwaartepunt?

In digitale business modellen is het de kunst om de klant (vaak aangeduid met ‘de gebruiker’) zo ver te krijgen dat zijn apparaat online beschikbaar wordt gemaakt, zodat er vervolgens apps of software op geplaatst kunnen worden. Die apps en software gaan tot slot data produceren, waarmee de digitale ondernemer waarde genereert. Zie hier een digitale voedselketen.

cropped-DSC_8936.jpgIn plaats van gebruiker, device, connectiviteit, software en data is ook SMAC: Social, Mobile, Analytics en Cloud een veel geziene indeling, maar in die benadering wordt voorbijgegaan aan de economische waarde van communicatie en informatie (in ruwe vorm: data). Businessmodellen beginnen bij de gebruiker, wiens portemonnee natuurlijk het meest interessant is.

De tijd dat we alleen voor software betaalden, is grotendeels voorbij. De tijd dat elektronicabedrijven rijk werden van alleen hardware, lijkt ook voorbij. En wellicht is connectiviteit straks net zo gratis als alle producten en diensten van Google. Kortom, mensen + data, dat is de basis voor veel toekomstige verdienmodellen.

Je kunt natuurlijk ook geld ‘verdienen’ door het niet uit te geven. Angela McIntyre, analist bij Gartner, voorspelt een miljardenbesparing bij de inzet van smart glasses zoals Google Glass, wanneer zo’n device wordt gebruikt door monteurs en veldwerkers in de dienstverlenende sector. Via de bril zou een expert kunnen meekijken met de monteur op locatie om een specifiek probleem op te lossen. Daarmee wordt de bril een interactief, handsfree instructieboek. Ze denkt dat de jaarlijkse besparing in 2017 al kan oplopen tot 1 miljard dollar. Volgens Juniper Research stijgt rond diezelfde tijd (2018) de verkoop van slimme brillen wereldwijd naar 10 miljoen exemplaren. Kortom, iedere bril levert een besparing op van 100 dollar per jaar. Nu maar hopen dat de prijs (nu nog 1.500 dollar voor een Google Glass) snel zakt, want zo’n stukje hardware zal in drie jaar tijd echt in alle opzichten zijn afgeschreven.

In de IT- en technologiesector is wel vaker geroepen dat bedrijven miljarden zouden kunnen besparen. Meestal moeten ze dan eerst veel geld uitgeven het valt niet te ontkennen, de Google bril is een stuk voordeliger dan het eerste het beste doorsnee ERP- of CRM-pakket.
Interessanter is het natuurlijk om omzet en winst te genereren met digitale business modellen. En wat daarbij dan de belangrijkste driver(s) zijn: device, software, dataverkeer of data? Ofwel: wat wordt het business model waarbij je vat krijgt op de portemonnee van de klant?

Het is niet aannemelijk dat het business model van Google alleen op verkoop van de bril zelf gebaseerd is. Op die markt van wearable computing zijn voldoende kapers op de kust. Googles missie is om op alle informatie terGooglewereld te zitten, niet om marktleider in hardware te worden. Andere hardware waar Google aan meewerkt, zoals Chromebooks of Android smartphones, dragen bij aan de marketingdatafabriek die Google is. Ook de Google bril zal moeten leiden tot business modellen waarbij data (en gedragsbeïnvloeding) leidend zijn.

‘Things’ in combinatie met SMAC wordt door Sander Duivestein een nieuwe potentieel disruptieve innovatiegolf genoemd en ik denk dat hij daar gelijk in heeft. Het ‘things’-aspect was het missende puzzelstukje om volkomen alledaagse dingen (sic) te integreren in ons digitale leven. Maar wat ik mis in SMAC+T en wat opnieuw het enige van waarde is in dat samenspel van gebruiker, device, connectiviteit en software, is: data. Alle vijf de onderdelen afzonderlijk hebben geen enkele betekenis in de digitale omgeving: het is de combinatie waarbij data commercieel gezien het eindresultaat is, ofwel de delfstof. Als Google op dezelfde databerg zou kunnen zitten zonder bij de creatie daarvan afhankelijk te zijn van gebruikers, had Google wellicht een andere naam gehad: bijvoorbeeld Encyclopedia Brittannica.

 

In een doorsnee rijtje tech-startups valt op dat het bij de meeste initiatieven zelden gaat om handel in de vorm van e-commerce of om platte games. Meestal staat het uitwisselen van de juiste (of werken met) informatie centraal. Of er geld kan worden verdiend met de onderliggende data is de vraag, maar bij sommige startups is het antwoord volstrekt duidelijk: ja.

  1. VetCloud is een SaaS-gebaseerde oplossing voor CRM die dierenklinieken in staat stelt hun data voor zich te laten werken: geld besparen en omzet verhogen. Verkeert in de betafase, heeft een paar ton nodig. Datadriven.
  2. Het Nederlandse Peerby is een platform voor het lokaal (uit)lenen van materialen. Peerby meldt dat er 3.000 aanvragen voor het lenen van producten per dag binnenkomen en dat 80 procent van de verzoeken binnen een half uur is beantwoord. Aanmelden gaat via Facebook, data vormen de driver.
  3. PayMins is een mobiel betaalplatform waarbij de betalingen direct terechtkomen op factuur van de mobiele operator. Hierbij is het onnodig om alle authenticatie slagen te doorlopen. Informatie over de gebruiker staat centraal in het concept.
  4. QuanTemplate levert web-based tools voor de verzekeringsmarkt. Is een applicatie.
  5. Modabound is een startup uit New York die inspeelt op het feit dat de gemiddelde vrouw voor meer dan 1000 dollar aan ongedragen kleding in de kast heeft hangen. Bij deze online marktplaats voor dameskleding staat het datamodel voorop.
  6. Het platform van Iptvbeat biedt de mogelijkheid real time kijkcijfers te genereren, inclusief het kijkgedrag van mobiele kijkers. Data spelen de hoofdrol.
  7. Osper is een ‘bank’ waar kinderen – op een veilige en speelse manier – met geld kunnen leren omgaan. Twijfelachtig.
  8. Moni is een platform voor het veilig kunnen uitvoeren van internationale geldoverboekingen via de mobiel – een digitale variant dus van Western Union. Online bankieren is in feite meer dataverkeer dan geldverkeer.
  9. PlayCanvas is een cloudgebaseerd collaboration platform bedoeld voor het ontwikkelen van video games. Games kunnen (na ontwikkeling) vanuit PlayCanvas ook worden geëxploiteerd. Het delen van data staat centraal.
  10. OP3Nvoice maakt spraak- en videobestanden doorzoekbaar op keywords of tags. OP3Nvoice ontwikkelt zelf geen apps, maar probeert de eigen software te integreren in bestaande platforms. Ook deze startup moet het hebben van het dataconcept.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


Retail reset

Wat verkoopt de doorsnee kiosk? Boeken, tijdschriften, loterijloten, kranten, sigaretten, snoep en wat kantoorartikelen. Met een beetje geluk zit er een postagentschap bij zodat je er pakjes kunt laten versturen. Met de meeste artikelen uit het assortiment gaat het hard bergafwaarts. Oplagecijfers van gedrukte dagbladen dalen al jaren, de boekensector staat onder druk, Sanoma schrapt een aanzienlijk aantal titels, en ook het aantal rokers daalt gestaag.

Retailhoogleraar Cor Molenaar pleit al jaren voor het opnieuw uitvinden van retail. Hij maakt zich vooral zorgen om de klassieke winkelstraat. Molenaar stelt dat winkelen weer een belevenis moet worden. De fysieke winkel moet online technologie integreren (een twitterspiegel plaatsen of de verkopers uitrusten met een tablet). Winkels moeten aan de slag met narrowcasting en shop-in-shop concepten. Hoe meer hoe beter, want het is niet meer of-of, maar en-en. In het begin dacht ik dat Molenaar wat te pessimistisch was met zijn uitspraak (uit 2012) dat één op de drie winkels binnen vier jaar zou verdwijnen. Misschien gaat het allemaal wat langzamer, maar ingrijpend zullen de veranderingen in ieder geval zijn.

Adviesbureau McKinsey heeft recent zijn licht laten schijnen op enkele dominante trends in de Amerikaanse retail. Het bureau begint met vast te stellen dat de huidige groep van millennials (nu 13 tot 30 jaar oud en zo’n 15 procent van de Amerikaanse bevolking uitmakend) over zeven jaar goed is voor een derde van alle bestedingen in de VS. Voor de goede orde, ook wij hebben millennials: jonge mensen die internet, social media en mobile gewoon als vanzelfsprekend beschouwen, maar niet gehinderd worden door versleten ideeën.

In de afgelopen tien jaar is de Amerikaanse e-commerce met 18 procent per jaar gegroeid. In 2011 was mobiele e-commerce goed voor 3 procent van de e-commerce omzet; dit percentage komt eind 2013 uit op 15 procent, aldus McKinsey. Amerikaanse marketeers volgen het gedrag van Amerikaanse consumenten, zij het met enige vertraging. In de afgelopen zeven jaar hebben Amerikanen hun uitgaven aan digitale kranten verdubbeld, maar de uitgaven aan printmedia gehalveerd. 44 procent van de marketeers zet nu de helft van het marketingbudget in op digitale media; in 2009 was dat nog 31 procent.

McKinsey zou het verder niet onlogisch vinden als Amazon zijn ‘same-day delivery service’ zou uitbreiden naar 150 steden, waarmee het meteen 75 procent van de Amerikaanse bevolking bereikt. McKinsey ziet bovendien de eerste lokale spelers opkomen, die wereldwijd en gratis leveren binnen twee dagen. Ik vermoed dat Fonq.nl, Wehkamp en bol.com straks gezelschap krijgen van bijvoorbeeld Britse e-tailers. De consument kan straks nog meer wereldwijd shoppen.
De winkelstraat krijgt het nog zwaarder, maar voor de klantcontactsector liggen de kansen voor het oprapen. Want online business kan niet zonder customer service.

 

Dit blog verscheen oorspronkelijk op Telecommerce

Real time retail

Er was een tijd waarin bestellen via internet werd geassocieerd met seksverzendhuis Piet Galle te Maassluis: onbetrouwbaar, maar geschikt voor schimmige zaken. Nu is online retail niet meer weg te denken. Na de laagste prijzen en de beste service telt nu ook mee: wie kan het snelste leveren?

Bij eBay Now kunnen klanten gedurende winkeltijden hun bestelling plaatsen bij lokale eBay retail partners. Zo’n bestelling wordt dan binnen een uur thuis bezorgd. De kosten zijn 5 dollar per item en de omvang van een bestelling moet minimaal 25 dollar (per winkel) bedragen. Klanten kunnen ook kiezen voor een in-store pick-up. eBay breidt zijn 1-hour delivery service uit naar de regio’s San Francisco, New York, Chicago en Dallas. In deze formule ziet eBay ook mogelijkheden om klanten on the spot te voorzien van spullen. Retail komt hiermee in de buurt van anytime, anyplace. Bijvoorbeeld wanneer je tijdens het opzetten van de tent ontdekt dat je luchtbed onherstelbaar lek is, of wanneer je op zoek bent naar dat ene cadeautje (wat je al wel online had gezien), dat helaas alleen in dat andere filiaal van jouw favoriete winkel nog op voorraad is.

Binnen een uur bezorgen bestaat al sinds 2005

Veel sneller dan binnen een uur bezorgen wordt vermoedelijk lastig. Langzamer kan natuurlijk wel, zo moeten andere (r)etailers gedacht hebben. Walmart en Amazon zijn begonnen met het aanbieden van same-day delivery. Ook Google werkt aan de ontwikkeling van Shopping Express, een initiatief waarbij retailers en consumenten via het internet aan elkaar worden gekoppeld. Voorlopig kan je je alleen aanmelden als proefkonijn in San Francisco. Het is de vraag of al deze bezorgmodellen zo innovatief zijn. Ze kopiëren eigenlijk het concept van Max Delivery, een supermarktketen in New York, die al sinds 2005 (!) je online bestelling thuisbezorgt – maar dan wel binnen een uur.

Consument wil vooral gratis bezorging

real time businessOnderzoek van de Boston Consulting Group laat zien dat consumenten vooral veel waarde hechten aan gratis bezorging en lage prijzen. Slechts 9 procent van de 1.500 ondervraagde Amerikanen geeft aan dat bezorging op dezelfde dag doorslaggevend zou zijn in de keuze van een webwinkel. Bijna driekwart noemt gratis bezorging als doorslaggevend. In de VS zijn het vooral consumenten tussen de twintig en dertig jaar die veel gebruik maken van ‘same day deliveries’. Twee derde van de vrouwen uit deze leeftijdscategorie wil wel een dag wachten, aldus onderzoek van Shop.org. Lauwe reacties dus op ‘bezorging binnen een uur’. Ik zou er als retailer echter niet gerust op zijn. Frans Hansen, cfo van Fonq.nl ziet in Nederland dan ook andere patronen en voorkeuren: “Online retailers moeten competitief zijn, ze moeten voorraad hebben en je moet snel kunnen leveren.” Hij heeft het tijdens een rondetafeldiscussie in het blad Management Scope over een uitgebreid assortiment (“niet  drie of vier modellen, maar vijftig modellen barbecues”), over de ‘long tail’ en over sneller leveren.

Ontwikkelingen in Nederland

In Nederland hebben Dynalogic, TNT Express en Docdata een begin gemaakt met het aanbieden van supersnel bezorgen. Dynalogic heeft samen met Coolblue de dienst ‘VandaagNog’ gelanceerd. Opdrachten die voor 15:00 uur bij Dynalogic zijn aangemeld, worden diezelfde avond tussen 18:00 en 22:00 uur afgeleverd in Nederland of België. Je zou verwachten dat veel andere (r)etailers op zijn minst experimenteren met de optie. Dat is online gemakkelijk te organisaties via A/B-testen. Volgens Bol.com wegen de kosten niet op tegen de baten – het is de vraag of de extra kosten die met het snelle bezorgen gemoeid zijn ook zijn verlegd naar de consument. De reactie van Bol roept het beeld op van een mannetje dat inmiddels te dik is geworden: we willen wel graag leveren (en veel), maar liever niet te snel a.u.b..

PostNL en Bol zien weinig in bezorgen binnen 1 uur

Ook opmerkelijk in dit licht is een blog van Daan Koek, Business Development Manager E-Commerce bij PostNL. Koek rept in zijn blog met geen woord over ‘same day delivery’, laat staan ‘1-hour delivery service’. In zijn blogpost (met de veelzeggende titel ‘De webshopper in control’) stelt hij wel dat de consument liever zelf bepaalt wanneer en waar zijn online bestelling wordt bezorgd. Uit analyse van de PostNL-app-cijfers blijkt  namelijk dat 86 procent van de consumenten niet voor bezorging op de eerst mogelijke dag kiest, maar dat de bezorging bij voorkeur zo’n drie dagen later gebeurt. Koek zegt dat de consument steeds meer controle wil hebben. Hij wil zelf kunnen kiezen wat belangrijker is: afleveradres of juist de bezorgtijd. Daarna gaat het over service (draagt bij aan onderscheidend vermogen voor de webwinkelier) en over het feit dat “slechts 14% van de consumenten een zo snel mogelijke bezorging het belangrijkst vindt”. De rest kiest, aldus Koek, voor een uitgestelde bezorging. Dat (ook) fijn voor PostNL, want zo wordt de logistieke druk een beetje gespreid.

De concurrentie zit niet stil

Ik vrees dat Albert Heijn, CoolBlue, Dynalogic, TNT Express en Docdata het toch beter hebben begrepen. Het is niet voor niets dat we van ‘morgen thuisbezorgd’ of ‘volgende week dinsdag komt er een monteur langs’ zijn gegaan naar ‘morgen thuisbezorgd tussen 15.00 en 17.00 uur’. Albert Heijn biedt al geruime tijd soort tijdslots. Steeds meer technische installatiediensten bieden dezelfde mogelijkheid, daarbij uitgedaagd door wachtende klanten. Het tijdslot terugbrengen naar een uur betekent dat de shoppende consument eindelijk kan kiezen voor ‘laat maar komen’ of ‘ik ga het zelf ophalen’, zonder dat er tijd verloren gaat. Voor degenen, die ‘same day delivery’ nog steeds meer dan voldoende klantgericht vinden: een telefoon, een pizzabakker en scholier-plus-scooter waren genoeg om de gevestigde gastronomische orde te laten schrikken. Of deze: online retail is in 2020 goed voor een derde van de Nederlandse consumentenbestedingen.