Navdoos 2.0

beeld navdy
Navdy

De connected car met apps, adaptive cruise control, park-assist: er is zo op het eerste gezicht best veel intelligentie toegevoegd aan de auto. Uiteraard kiest de industrie er voor om innovaties eerst aan te bieden bij alleen de duurste modellen en worden ze daarna heel langzaam uitgerold als opties in de middenklassers – tegenwoordig hebben bijna alle auto’s standaard ABS, stuurbekrachtiging en airco. Sommige innovaties bestaan echter al jaren voordat de automotive sector ze omarmt en zo lang bestaande knelpunten oplost. Waar we ons tot voor kort nog moesten behelpen met carkits of headsets, luisteren steeds meer auto’s nu naar de smartphone via bluetooth. De smartphone op zijn beurt luistert al wel naar spraakcommando’s via Siri, maar technologie zoals LEAP (gebarenherkenning) is nog niet geïntegreerd. Nieuwe combinaties, hoe zeer ze ook voor de hand liggen, komen dus maar langzaam tot stand.

beeld navdy2
Navdy
head up display
Head Up Display (HUD)

De startup Navdy – uiteraard gestationeerd in San Francisco – heeft zo’n slimme, nieuwe combinatie gerealiseerd. Met Navdy kan een hoop gevaar op de weg worden voorkomen. Navdy is een klein systeem dat je op het dashboard plaatst; het projecteert informatie afkomstig van de bijbehorende smartphone app op een glazen display. Deze zogenaamde head-up display (HUD) technologie bestaat al sinds 1950 en werd toen toegepast bij straaljagers Belangrijke informatie werd daarbij op het cockpit-venster of op het vizier van de vliegerhelm geprojecteerd. Ook autofabrikanten beschikken al langere tijd over deze technologie.

De Navdy wordt via een kabel gevoed via de OBD II poort van de auto (waar onder meer informatie over snelheid en verbruik uit komt) en maakt daarnaast gebruik van informatie uit andere apps zoals Spotify of Google Maps. De ‘nieuwe combinatie’ zit ‘m in de infraroodcamera van de Navdy, die op gebaren reageert waardoor je niet met je vingers hoeft te zoeken naar de juiste toetsen op je smartphone. Het aannemen van een inkomend telefoontje doe je met een swipe beweging en voor wat meer complexe commando’s gebruikt Navdy de spraakherkenning van Siri of Google. Inkomende (social media) berichten worden afgebeeld of uitgesproken en ook muziek kan met gebaren worden bestuurd.

Navdy werd uitgebreid geïntroduceerd in Wired. Daarbij werd uitgelegd dat vergelijkbare technologie wordt aangeboden door Pioneer (voor 1000 dollar) en wordt toegepast in enkele nieuwe automodellen. Mercedes Benz schijnt zich voorlopig nog te richten op het integreren van Google Glass. Nadeel van Navdy is niet alleen, zoals Wired stelt, dat het gadget nog steeds de aandacht afleidt van waar het in de auto om gaat (namelijk veilig deelnemen aan het verkeer). Omdat het om een los systeem gaat, is het ook gemakkelijk mee te nemen. Voor criminelen dan, want als automobilisten ergens een hekel aan hebben, is het wel steeds het bevestigen, verwijderen en opruimen van accessoires zoals navigatiedoosjes. Voordeel is dat dit apparaat niet op je voorruit wordt bevestigd. Daarmee voorkom je het zuignapafdruk effect waarbij iedere autokraker aan een ronde vlek op je voorruit kon zien dat je TomTom vermoedelijk in het dashboardkastje lag.

[wp_twitter]

Digitale opwarming

Een bizarre tegenstelling: overal om ons heen is zichtbaar hoe IT steeds dieper in de haarvaten van ons leven doordringt. Niet alleen bedrijven, maar ook overheden digitaliseren volop en burgers/consumenten doen vrolijk mee. In die digitaliseringsrace volgen de komende jaren nog grote stappen: het internet of things wordt het internet of everything; en een vergrijzende samenleving dwingt verdere digitalisering van de gezondheidszorg af.

Tegenover die digitalisering staan twee andere verschijnselen die ons de komende tijd gaan wakker schudden: legacy en security. Afgelopen jaar constateerde Ernst & Young (via onderzoek onder bijna 2.000 senior executives) dat bij slechts 17 procent van de bedrijven de informatiebeveiliging aansluit op de werkelijke behoeften. De rest van de organisaties – bedrijven en instellingen waar we allemaal dagelijks mee te maken hebben – heeft te maken met een achterstand in security. Slechts de helft van die achterblijvers neemt in 2014 maatregelen om de noodzakelijke inhaalslag te maken. Aan de andere kant geeft 65 procent van de respondenten aan, dat het budget niet toereikend is om de groeiende risico’s te bestrijden. Voor dit jaar (2014) is slechts 14 procent van het IT-budget gereserveerd om beveiligingslekken (waarbij onzorgvuldig handelen door medewerkers als één van de belangrijkste veroorzakers wordt genoemd) het hoofd te kunnen bieden.

Het gebrek aan budget komt overeen met het beeld dat voortkomt uit onderzoek van Harvey Nash: ‘kosten besparen’ stond tussen 2009 en 2013 bovenaan de agenda van de CIO. Het goede nieuws is dat sinds de kredietcrisis dit jaar voor het eerst de IT-budgetten weer stijgen. Het slechte nieuws is dat er vooral wordt geïnvesteerd in nieuwe IT die de efficiency verder vergroot: digitale marketing, klantgerichte systemen en innovatieprojecten; allemaal gericht op het verhogen van de omzet.

Ook door de overheid wordt ingezet op meer efficiency, maar automatisering blijkt hier een permanent drama. De overheid is de controle over IT kwijt: budgetten worden overschreden terwijl de opbrengsten – in termen van geslaagde en degelijke projecten – achterblijven. DigiD, DUO, UWV, de Belastingdienst, Rijkswaterstaat: systemen zijn verouderd, vernieuwing loopt uit op mislukking en per saldo neemt de achterstand en kwetsbaarheid toe. IT debt wordt ook hier een steeds serieuzer probleem. Volgens hoogleraar Henk Akkermans (UvT) zullen cruciale systemen in de toekomst steeds vaker uitvallen door instabiliteit of kwetsbaarheid. In dit opzicht is het de overheid zelf die op de achtergrond druk bezig de voorwaarden te scheppen voor digitale rampen. Onze digitale samenleving heeft een slecht fundament en wordt op een vulkaan gebouwd.

blog 1 beeldGelukkig adviseert de Rijksoverheid ons over risico’s. Voor een goed beeld van de plaatsgebonden risico’s kan je je postcode intikken. Dat leidt tot een kaartje van je woonomgeving met ‘kwetsbare objecten’ (zoals gebouwen waar veel mensen verblijven of LPG-stations). Om goedvoorbereid te zijn op rampen moet je in ieder geval eten, drinken, identiteitspapieren en contant geld in huis hebben, aldus Vadertje Staat. Het in huis hebben van een paar honderd euro (cash = king) is inderdaad geen slecht advies. Maar een digitaal rampscenario? Daarvoor hebben ambtenaren te weinig fantasie.blog 1 beeld2

 

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met Cisco

[wp_twitter]

Wacht niet op HR

Groei, ontwikkeling, innovatie: steeds weer hameren CxO’s op het belang van de juiste mensen met de juiste competenties en attitudes. Het vinden, naar binnen halen, behouden en ontwikkelen van de workforce is een taak die meestal wordt opgeëist door HR. Deloitte ondervroeg 2.500 executives uit 94 landen naar de belangrijkste obstakels en uitdagingen op HR-vlak. Conclusie: HR schiet op veel fronten tekort. Nederland is op punten zelfs een negatieve uitschieter.

Opnamedatum: 2012-07-04De Deloitte Human Capital Capability Gap Index 2014 laat zien welke urgentie de organisatie aan een bepaald vraagstuk of probleem toekent. Die urgentie wordt vergeleken met de mate waarin de organisatie het probleem of vraagstuk het hoofd kan bieden (readiness). Hoe lager de score, hoe kleiner de gap, hoe beter: Een bedrijf dat aan een bepaald onderwerp een hoge urgentie toekent en zichzelf ook volledig capabel acht om het vraagstuk te adresseren, scoort op de gap index een nul.

De respondenten (2.500 HR- en business leaders, waarvan 1 procent uit Nederland afkomstig) laten in hun antwoorden zien dat hun organisaties niet klaar zijn voor de toekomst. Deloitte wijt dat aan het ontbreken van vaardigheden en data bij HR om de omgeving van de organisatie, de lokale arbeidsmarkt, verschuivingen in technologie en de verandering van het werk te begrijpen. Zo komt uit de resultaten naar voren dat ruim 62 procent van de organisaties sociale media inzet voor recruitment, bij de helft van de organisaties worden de resultaten slecht bijgehouden en gemeten. HR is nog niet zo overtuigd van dataficatie. Een ander voorbeeld: de respondenten erkennen het belang van het ontwikkelen en inzetten van nieuwe leermethodieken zoals online en mobiele leerplatformen. Slechts 6 procent geeft aan deze technologie onder de knie te hebben en de juiste content aan te bieden, zodat medewerkers op efficiënte wijze kunnen leren.
Meer basale functies rammelen eveneens. Slechts 13 procent van de organisaties geeft aan dat zij goed zijn in het ontwikkelen van leiders, twee derde antwoordt daarin slecht te zijn. De grootste probleemgebieden zijn hierbij niet China of India – de hoogste urgentie ligt opmerkelijk genoeg in landen als Brazilië, Mexico en Nederland (figuur 1).

figuur 1
figuur 1, leadership

Toonaangevende bedrijven in de VS besteden meer dan 3.500 dollar per jaar per persoon aan het ontwikkelen van middenkader-management; voor het senior management staat een bedrag van 10.000 dollar per jaar. Niet dat het Amerikaanse model zaligmakend is; in een ander onderzoek (Leadership development in China: Building bench strength in the world’s largest marketplace, www.bersin.com/library, april 2013) kwam naar voren dat succesvolle leiders in China veel sneller hun kansen kunnen grijpen, terwijl in de VS het traditioneel getinte ontwikkelpad juist tot vertraging leidt.

Vraag binnen Nederlandse bedrijven naar succession planning (het hebben van een plan voor de opvolging van leiders en senior managers) en de meeste HR-professionals kijken je wazig aan. We geloven in Nederland wel in een leven lang leren, maar niet zo in kweekvijvers met vooraf uitgezette zwemroutes. Bedrijven houden volgens Deloitte veel te weinig rekening met de lange ontwikkeltijd ( van vijf tot zeven jaar) van talent en zetten te veel in op traditionele trainingsfasen in plaats van doorlopende ontwikkeling. Ook op het gebied van talent management scoort ons land relatief laag: er wordt een redelijk belang aan gehecht, maar dat wordt niet vertaald in voldoende vermogen er iets aan te doen.

Een tweede punt van aandacht in het onderzoek is het creëren van een wendbare organisatie met de juiste competenties. Deloitte komt hier met de ‘talent paradox’ op de proppen: er is een hoge werkloosheid, maar de juiste competenties zijn moeilijk te krijgen. Gespecialiseerde skills zijn schaars en ongelijkmatig verdeeld over de wereld. Bedrijven richten zich bij hun zoektocht naar specialismen vaak op de verkeerde plekken. Daardoor worden ze sterker dan nodig geconfronteerd met wereldwijde concurrentie, met name in die gebieden waar de groei het grootst is: software engineering, mobile computing, big data analytics, life sciences en nieuwe energietechnologie. Het verwachte tekort van bijna 40 miljoen hoger opgeleiden in 2020 kan alleen door bedrijven worden aangepakt als ze beter begrijpen hoe ze personeel moeten vinden, aantrekken, behouden en ontwikkelen. Ook Nederland zit bij de slechtst scorende bedrijven (figuur 2).

figuur 2

figuur 2

Deloitte legde ook de HR-discipline zelf onder de loep. Ongeveer een derde van de organisaties vindt dat HR ondermaats presteert. Of omgekeerd: slechts vier procent kent aan de HR-afdeling de score ‘excellent’ toe. Ook Nederland scoort slecht, met name op het gebied van HR en analytics.
Nieuwe onderwerpen waarmee HR aan de slag zou moeten (zoals HR technology en HR analytics) scoren goed als het gaat om de urgentie, maar bungelen onderaan als het gaat om readiness. Leadership is extreem belangrijk, maar bedrijven achten zich er (net als bij technologie en analytics) niet klaar voor. De drie thema’s waar bedrijven zich het minst op toegerust voelen zijn: talent en HR-analytics, HR technologie en Performance management. Dat beeld werd ook al in eerder onderzoek bevestigd, waarbij bleek dat de beroepsgroep zich niet bezighoudt met nieuwe technologie en de impact daarvan op hoe mensen in organisaties werken.

Slechts 8 procent van de HR executives heeft er vertrouwen in dat hun eigen teams over de benodigde skills beschikt om business impact te kunnen leveren. Hun collega’s uit de business sluiten zich daarbij aan: 10 procent vindt dat het HR-team binnen hun organisatie niet voldoende presteert. Op alle HR-taken schat HR de eigen competenties systematisch veel hoger in dan de business.

figuur 3
figuur 3
De onderzoeksdata kunnen ook via een interactief dashboard op de site van Deloitte worden geraadpleegd. 

[wp_twitter]

 

3D-printen: boekdrukkunst 2.0

DSC_1181_Waag
Foto: Waag Society

De unieke kracht van de 3D printer zit ‘m in de digitale aansturing en de (financieel) laagdrempelige toegang tot productiemogelijkheden. Het concept heeft een immens potentieel en de impact is vergelijkbaar met de uitvinding van de boekdrukkunst.

Na Shapeways, inmiddels een gevestigde naam in 3Dprint-land, heeft nu ook Amazon zich op het 3D toneel gemeld. De e-commercegigant ondersteunt 3DLT, een Amerikaanse 3Dprintonderneming met het aanbieden van 3Dgeprinte producten.

Voor wie nog niet in 3D printing gelooft: de ontwikkelingen gaan hard. De prijzen dalen: voor nog geen 500 dollar heb je al een 3D printer in huis. Natuurlijk heb je ook grondstoffen nodig in de vorm van cartridges met daarin 3d filament genaamd, dat je voor een paar tientjes per rol kunt kopen. En met een simpel appje van Microsoft kan je zo aan de slag met je eigen R&D- of designafdeling. Het wachten is op kwaliteits-, milieu- en gezondheidsrichtlijnen voor thuisgebruik. Ondertussen doemen iedere maand nieuwe mogelijkheden op, die steeds opnieuw onderstrepen dat 3D printing alles in zich heeft om door het leven te gaan als een disruptive innovation.

Met 3D printing krijgen uiteenlopende sectoren compleet nieuwe productiemogelijkheden tot hun beschikking, maar worden ook oude paradigma’s aan het wankelen gebracht. De industrie van reserveonderdelen zal zich moeten omvormen van een voorraad-gebaseerd business model (veelal met gigantische magazijnen en uitgebreide logistieke systemen) naar een service-industrie met real time productie, adviezen en services op maat. Binnen afzienbare tijd zullen eindklanten hun eigen reserveonderdelen ter plekke gaan produceren. Groot voordeel hiervan is dat de supply chain drastisch kan worden ingekort. Weg met al die onderdelenbestelbusjes!

Op veel plekken ontstaat de mogelijkheid om innovatieprocessen te versnellen door middel van rapid prototyping; op dit vlak zijn al verschillende gespecialiseerde bedrijven actief. Het wordt gemakkelijker om unieke, eenmalige voorwerpen te produceren, hetgeen een nieuwe vorm van lokale copy- of printshops kan opleveren die ook grondstoffen leveren voor de thuisprinter. De behoefte aan nieuwe services, maar ook aan advies op het vlak van scannen, ontwerp, materiaalkeuze en productie zal enorm toenemen. Daarnaast ontstaat er momenteel een levendige handel in 3D-blauwdrukken, met nieuwe discussies over zowel veiligheid als auteursrecht en gebruiksrecht. Want wat als je zelf heel voordelig sleutels, wapens of LEGO-blokjes kunt uitprinten?

3D printing blijft de komende jaren een interessant en belangrijk onderwerp, al is het maar omdat en nog ontzettend veel nieuwe mogelijkheden bijkomen – denk alleen al aan nieuwe printmaterialen: naast kunststoffen ook metaal, beton en voedsel en producten met materiaaleigenschappen die onder invloed van tijd of andere factoren kunnen veranderen, iets wat nu wordt aangeduid als 4D-printen. Onderdeel hiervan is ook het uitprinten van complete werkende apparaten zoals telefoons of auto’s.

De mogelijkheden van 3D printing zijn eindeloos, maar het zal ook een enorme shake-out in de wereld van gevestigde partijen en bestaande business modellen opleveren. Dat bedrijven niet altijd op tijd ontwaken en begrijpen wat de impact van innovaties is op hun business, wordt steeds weer opnieuw zichtbaar. De impact van 3D printing is even breed als diep. Geen enkele sector kan het zich permitteren de ontwikkelingen op dit vlak te negeren.

[wp_twitter]

Data driven arbeidsmarkt

Vrijwel alles wat online te zien of te koop is, is tegenwoordig voorzien van een rating. Nieuwsartikelen, producten, verkopers, bedrijven, plaatsen, meningen, video’s en foto’s kunnen geliked worden of krijgen een rating in de vorm van een aantal sterren. Wie wat beoordeelt en waarom is niet altijd duidelijk. Alleen werknemers ontbreken nog in die groeiende wirwar aan waarderingsinformatie.

Afbeelding1Linkedin heeft in 2012 de zogenaamde endorsements geïntroduceerd. Het zijn beoordelingen over jou als individu en ze zeggen in eerste instantie iets over de omvang en activiteit van je netwerk. Wat bij die endorsements nog ontbreekt, is informatie over de relatie tussen beoordeelde en beoordelaar.

In online netwerken hebben omvang en kwaliteit weinig met elkaar te maken. Toch heeft Accenture besloten om met ingang van dit jaar bij de werving en selectie rekening te houden met het social media bereik van een kandidaat. Het bedrijf werft jaarlijks duizenden medewerkers en van de mensen die bij Accenture worden aangenomen, komt 40 procent het bedrijf binnen via referenties op sociale media. Accenture wil dat ophogen naar 80 procent. Bij Accenture werken 275.000 personen, en ruim 200.000 daarvan hebben een Linkedin-profiel. Via dat kanaal heeft Accenture contact met 740.000 bedrijven. Als nieuwe medewerker bestaat je bagage niet langer alleen uit een opleiding en een setje competenties, je neemt ook een dataset mee: je online netwerk zorgt voor bereik en invloed in de markten waar Accenture zich beweegt.

Dat online data een grotere rol gaan spelen op de arbeidsmarkt blijkt ook uit andere initiatieven. Waar Linkedin vooral een kaartenbak is voor werknemers – interessant voor recruiters en werknemers zelf –  ontstaat op Glassdoor, opgericht in 2007, een dataset met Glassdoorbeoordelingen van werkgevers. Achter Glassdoor vindt je een groeiende database die nu zes miljoen bedrijfsreviews bevat, met daarin onder andere uitspraken over de werving- en selectieprocedure, vragen uit sollicitatiegesprekken, salarisindicaties, foto’s van de werkomgeving en zelfs beoordelingen over CEO’s.

Dataficatie rukt ook op in geautomatiseerde online selectiesystemen. In Nederland maakt facilitair contactcenter arvato voor de agentfunctie gebruik van een online recruitment game, ontwikkeld door Harver. Hiermee kan het bedrijf direct belangstellenden online registreren; aansluitend kan het bedrijf een eerste selectie uitvoeren. De helft van de nieuwe instroom van arvato komt via dit online kanaal, aldus RecruitmentMatters en dat levert een kostenbesparing van meer dan 70 procent op. Ook het personeelsverloop over de eerste drie maanden is van meer dan 30 procent teruggedrongen naar minder dan 5 procent. In de vervolggesprekken met geschikt bevonden kandidaten kan de recruiter zich volledig richten op moeilijker meetbare factoren zoals persoonlijke motivaties en werkervaring. Online assessments genereren ook data waarmee de organisatie een gedetailleerd inzicht krijgt op succesfactoren van nieuwe medewerkers. Daarmee beweegt online recruitment zich geleidelijk richting business intelligence.

Hoewel HR-professionals er nog niet zo in geloven, wordt datafication een van de drivers van nieuwe arbeidsmarktmodellen. We zijn hard op weg naar een situatie waarin organisaties bij het inkopen van resources het klassieke uurloon negeren en kiezen voor een pay-per-result-model. Dat is de volgende stap in flexibilisering, waarbij een opdrachtgever zijn behoefte zeer nauw kan omschrijven.  Bijvoorbeeld: iemand die in twee dagen tijd 200 klanten benadert in de telecom sector waarbij 10 procent conversie de doelstelling is.

In de nabije toekomst kan iedere professional wellicht laten vastleggen wat zijn competenties zijn, wanneer welke doelstellingen zijn behaald en tegen welke kosten. De beoordeling van je prestaties en je netwerk door opdrachtgevers en werkgevers leveren dan een score op. Dit model is al terug te vinden op verschillende online marktplaatsen; ook Google probeert met Helpouts een graantje mee te pikken.

Werkgevers kunnen hun aantrekkelijkheid op de arbeidsmarkt vergroten door zichtbaar te maken dat ze vooral werknemers in dienst hebben met hoge ratings: een vijfsterren-medewerker wil iedereen wel aan boord hebben. Maar wat als je slechts drie sterren hebt? Online personal branding wordt nog een hele uitdaging.

 

[wp_twitter]

Kantoor 2.0

Regus, wereldwijd aanbieder van flexibele en tijdelijke oplossingen voor kantoorhuisvesting, werkt aan de ontwikkeling van zelfrijdende kantoren. In samenwerking met autobouwer Rinspeed wordt een auto ontwikkeld die van automobilisten passagiers maakt. Terwijl de auto – met de naam XchangE – zelf van A naar B rijdt, is het interieur een mobiele werk- en vergaderplek voor vier personen. Rinspeed is een Zwitsers innovatie- en mobiliteitslaboratorium voor de auto-industrie.

rijdend kantoorIn de berichtgeving wordt het concept met een aanpasbaar interieur nogal opgehemeld, maar de auto die kan worden omgetoverd in een rijdende vergaderruimte is niet nieuw. Dertig jaar geleden werd de Renault Espace gelanceerd, een ‘ruimteauto’ die met draaibare stoelen en een tafel in het midden was om te bouwen tot ‘salon’. En ook ‘unmanned vehicles’ bestaan al jaren, al zijn ze met wisselend succes ingezet.

Het zelfrijdende kantoor bestaat bij de gratie van wielen en de afwezigheid van een chauffeur. Een stapje verder dus dan de connected car. Wanneer je die chauffeur achterwege laat, komt de rol van (eind)beslisser bij een ander te liggen. Dat kan een van de passagiers zijn of een personal assistent die op afstand de gangen van de auto monitort. Dromen over zelfrijdende auto’s is hetzelfde als dromen over treinen zonder machinist en vliegtuigen zonder piloot. Omdat techniek niet onfeilbaar is, zal altijd iemand beschikbaar moeten zijn om een falend ‘autonoom’ systeem te corrigeren of overrulen.

Het enige voordeel zit wellicht in schaalgrootte: de individuele bestuurder kan worden vervangen door een medewerker die via een monitor meerdere voertuigen in de gaten houdt. Dit was ook het geval bij de twee belangrijkste onbemande ‘peoplemovers’ in Nederland: de Parkshuttle en de Parkinghopper.

De elektrische, onbemande pendelbussen van ParkShuttle in Rivium, een kantorenwijk in Capelle aan den IJssel, laten zien wat de beperkingen zijn: een snelheid tot maximaal 30 kilometer per uur, relatief lange stoptijden bij haltes, exclusief toegewezen en grotendeels afgesloten rijbanen, intensieve camerabewaking, een uitgebreid systeem van transponders in het wegdek. De Parkshuttle beschikt bovendien over sensorfeedback ten aanzien van de voertuigverplaatsing, waarmee het voertuig zich tot op enkele centimeters nauwkeurig kan verplaatsen. Daarnaast hebben de shuttles sensoren die de omgeving aan de voorzijde scannen.

Er is dus een flinke batterij aan systemen en speciale infrastructuur nodig om dit soort systemen te integreren in de bewoonde wereld, waar ze de weg van andere weggebruikers kunnen kruisen met alle risico’s van dien. Een vergelijkbaar systeem, de ParkingHopper op langparkeerterrein P3 van Schiphol, werd in 1997 in gebruik genomen, maar om juist deze redenen in 2004 weer afgeschaft. Obstakels in de vorm van mensen en andere auto’s waren het belangrijkste probleem.

Obstakels zijn dan ook de belangrijkste uitdagingen voor zichzelf verplaatsende voertuigen, naast kosten en de energievoorziening. Hoe minder obstakels, hoe minder sensoren, rekenkracht en controlesystemen er nodig zijn. Reden waarom bij onbemande vliegtuigen als eerste wordt gedacht aan vrachtvervoer over zee, waarbij het voordeel wordt gezocht in lange afstanden en de veiligheid wordt vergroot met speciale luchthavens aan de kust.

Het meest interessante is de vraag hoe de personen in deze zelfrijdende vergaderruimte terecht komen. Ze moeten allen vertrekken en aankomen op dezelfde locatie. De XchangE is wellicht een oplossing voor werken onder reistijd, maar levert wel een nadeel van noodzakelijk extra voor- en na-vervoer op.

Huawei videoconferencing

Blijft over de vraag welk probleem nu eigenlijk wordt opgelost met zelfrijdende kantoren. Tijdwinst, omdat van de trip van A naar B kan worden doorgewerkt zonder de extra kosten van een chauffeur? Om die chauffeur te vervangen moet geïnvesteerd worden in verfijnde technologie. Vermoedelijk is dat een tussenfase: uiteindelijk hebben we geen vervoermiddel nodig om onszelf te verplaatsen maar regelen we dat met teleportatie. Tot die tijd zijn andere oplossingen voor samenwerking binnen  handbereik en goedkoper: flexplekken, thuiswerken, videoconferencing en telepresence met of zonder hologrammen.

[wp_twitter]

Onderwijs moet aan de slag met cloud en data

Cloud is niet alleen een opslagmedium, er kan ook rekenkracht en ‘intelligentie’ uit worden gehaald. Wanneer je onderwijsprogramma’s gedeeltelijk vanuit de cloud zou laten lopen en via online e-learning zo veel mogelijk data over het leerproces zou verzamelen, kan je het onderwijs verder personaliseren en verbeteren.

Kennisnet heeft in haar Kennisnet Trendrapport 2014/2015, technologiekompas voor het onderwijs een negental technologietrends op een rijtje gezet en onderzocht hoe deze een antwoord kunnen vormen op actuele onderwijsvraagstukken. Ook is gekeken naar de verwachte effectieve impact op het onderwijs en de levensfase van de technologie. Twee belangrijke trends zijn volgens het rapport datagedreven onderwijs en ‘do it yourself’. Maar in het rapport wordt ook vastgesteld: “Datagedreven onderwijs als term roept weerstand op.”

Natuurlijk heeft een ‘analoge docent’ oog voor nuances die geen enkel systeem kan waarnemen en kan daar beter dan welk systeem dan ook op reageren. Toch mist de analoge docent ook bepaalde informatie, eenvoudigweg omdat een docent niet alles tegelijk kan zien, bepaalde verborgen signalen niet herkent en evenmin alle signalen real time kan omzetten in een aangepaste leerstrategie. De leraar is geen Watson en hij kan niet anticiperen, laat staan reageren op alle dertig individuen in zijn/haar klaslokaal.

Data en cloudbased onderwijs kunnen leerprocessen en leerprestaties transparant maken en beschikbaar voor analyses. Met de inzet van cloud kan voorkomen worden dat leerprocessen per leerling en per leraar geïsoleerde momentopnames blijven. Het klaslokaal als locatie waar kennis wordt geproduceerd, is nog altijd het exclusieve domein van de leraar, waar iedere vorm van transparantie ontbreekt. Met de inzet van cloud kunnen leertrajecten voor verschillende vakken, disciplines en docenten bovendien beter op elkaar aansluiten. Met meer data in het onderwijs kunnen we twee kanten op: gebruik ze om het onderwijs inhoudelijk te verbeteren en put uit onderwijsprocessen om individuele leerprestaties te verbeteren.

Nederland heeft een uitstekende ICT-infrastructuur (op vierde plaats van de wereld). Juist de inzet van meer ICT kan het onderwijs (dat wereldwijd op de zevende plaats staat) verbeteren op rendement en prestaties. Leraren schieten echter tekort als het gaat om kennis en vaardigheden op het gebied van ICT en didactiek, zo blijkt uit het jaarlijkse onderzoek Vier in Balans van Kennisnet. Slechts 62 procent is vaardig genoeg om ICT ook echt goed in te zetten in de les en in het VO digitaalis slechts 15 procent van het leermateriaal digitaal.

Zeg ICT en onderwijs en de eersten die in een lachstuip schieten zijn de leerlingen. In de afgelopen vijf jaar hebben scholen geïnvesteerd in smartboards, een lokaal met een rijtje pc’s, beamers en administratiesoftware zoals Magister en hebben ze wellicht hun eigen website een keer onder handen genomen. De allernieuwste technologie in het onderwijs bestaat echter uit de smartphones van de leerlingen, die ze tijdens de les gebruiken om te luisteren naar muziek, YouTube video’s te delen of met elkaar te Whatsappen. Innovaties zoals iTunesU en de Kahn Academy zijn voor de meeste scholen nog toekomstmuziek, laat staan dat het VO expliciet aan de slag gaat met BYOD.

lerarenIn het Kennisnet-rapport wordt verder geconstateerd dat het onderwijs weliswaar de belangrijkste trends in ICT-land volgt (zoals de inzet van mobiele devices), maar aan de andere kant wordt nog altijd uitgegaan van de ratio ‘aantal pc’s per leerling’ (momenteel 1 op 5). Hoezo Bring Your Own Device? Vijftien procent van de VO-instellingen beschikt nog niet over een Wi-Fi-netwerk. En op de vraag “Door het gebruik van ICT behalen leerlingen betere resultaten” antwoordt 45 procent van de VO-leraren met een ‘ja’.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems

[wp_twitter]

Cloud: wegbereider voor spraakherkenning?

IBM heeft besloten om superslimme computer Watson naar de cloud te verhuizen en zijn rekenkracht te verdubbelen, zo berichtte AG half januari. Hiermee wil IBM nieuwe mogelijkheden scheppen voor AI-as-a-service: kunstmatige intelligentie op afroep, bijvoorbeeld voor big data analyses en linguïstiek. Hoewel beide zaken weinig te maken hebben met AI – van klein denken is nog nooit iemand groot geworden, en van snel rekenen word je niet echt intelligenter – biedt de cloud wel een mooi platform om technologieën die rekenkracht en -snelheid nodig hebben een kans van slagen te bieden.

Vice president Stephen Gold, betrokken bij de Watson-activiteiten van IBM, voorspelt dat toekomstige generaties op 2013 zullen terugblikken als het jaar van ‘een monumentale verandering’. Hij doelt daarmee wellicht op de mogelijkheden van Watson op het gebied van verwerking van natuurlijke taal.

Het inzetten van natuurlijke taal in de automatisering wordt al enkele decennia gezien als een veelbelovende technologie. Zo ongeveer iedere vijf jaar werd door leveranciers, ontwikkelaars en goeroes geroepen dat de komende vijf jaar toegepaste technologieën zoals spraakherkenning zouden doorbreken. Maar spraaktechnologie is net zo breed inzetbaar als het jongere broertjes touch technologie. Soms is het handig om tegen apparaten te spreken, soms is het handiger te aan te raken. Spraaktechnologie is wel verbeterd door goedkopere en snellere rekenkracht en verder ontwikkelde software en er zijn meer succesvolle toepassingen ontstaan, waarvan Siri (geïntroduceerd in  oktober 2011 op de iPhone 4S) en Glass mooie voorbeelden zijn. Maar om nu te zeggen dat spraakherkenning mainstream is sinds Siri? Ik mis daarvoor zowel de cijfers als de hype rondom het gebruik van Siri. Ook Google Glass, aangestuurd met basale commando’s, moet nog een hele weg afleggen. In het algemeen werkt spraakherkenning beter naarmate het systeem meer getraind is in het herkennen van een bepaalde stem (of bepaalde klanken). Systemen luisteren dus na verloop van tijd vooral goed naar hun baasje, maar zelfs marktleider Nuance heeft voor dat trainingsvraagstuk nog geen oplossing.

Een spraakherkenningssysteem werkt onder andere op basis van waarschijnlijkheid en die wordt steeds groter naarmate er meer data beschikbaar zijn om waarnemingen te vergelijken met opgeslagen kennis. In dit opzicht zou de cloud een belangrijke rol kunnen gaan spelen. Daarnaast is voor het kunnen werken met natuurlijke taal data over de context nodig. Ook hier kan de cloud meerwaarde bieden, want als er ergens ‘context’ beschikbaar is, dan is dat wel in de cloud, waar we doorlopend informatie in opslaan en van waaruit veel apps werken. Met behulp van een 4G verbinding zou Siri real time informatie kunnen ophalen uit de cloud, onder meer via anticiperende systemen als Google Now.

Wanneer gesteld wordt dat 2014 het jaar van de spraakherkenning wordt, heb ik zo mijn twijfels. Het zou ook zo maar 2015 of 2016 kunnen worden. Maar voor een geleidelijke doch stevige ontwikkeling van technologie en in praktische toepassingen is zo langzamerhand wel aan alle voorwaarden voldaan. Spraakherkenning heeft inmiddels een goed imago. Er ontstaan steeds meer devices die in specifieke omstandigheden goed met spraak zouden kunnen worden bediend. Steeds meer apparaten (wearables, maar ook ingebouwde systemen) zijn gemakkelijk te bedienen met spraak – en ook in professionele omgevingen leidt spraaktechnologie tot slimme oplossingen. Daarnaast groeit de behoefte aan nieuwe security-oplossingen op het gebied van identificatie en authenticatie, onder meer bij banken. Tot slot worden devices zoals tablets en smartphones zelf ook steeds krachtiger. De cloud als data hub tenslotte gaat wat mij betreft de doorslag geven.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems

[wp_twitter]

Zorgprofessionals moeten hun hok uit

Dat de gezondheidszorg steeds duurder wordt, is geen geheim. Met ingrepen zoals bezuinigingen, innovatie, substitutie (van medische zorg naar mantel/zelfzorg) komen de beleidsmakers, verzekeraars, zorgverleners en directies niet veel verder dan het afremmen van de aanhoudende kostenstijgingen. Om tot (ook financieel) duurzame zorg te komen is een omslag in denken en doen nodig waarbij zorgverlening en bedrijfsvoering nauw op elkaar gaan aansluiten.

Dat vraagt om een cultuuromslag en om het anders inrichten van bedrijfsprocessen, zodat de productie beter beheersbaar wordt. Daarbij kan je denken aan artsen die hun opleiding terugbetalen door eerst tien jaar in loondienst te werken, aan operatiekamers en andere dure infrastructuur die een optimale bezettingsgraad heeft, aan verregaande specialisatie bij klinieken en aan ketengerichte samenwerking tussen professionals.

Een van de manieren om de zorgproductie beter beheersbaar te maken is om informatie (en data) intensiever te benutten. Met anonieme historische zorgdata kan een groter deel van de zorg planbaar gemaakt worden; het beschikbaar maken van patiëntendata is de driver voor zowel betere medisch-inhoudelijke samenwerking tussen zorgverleners als voor efficiencymaatregelen.

Sinds minister Schippers in 2011 besloot de ontwikkeling van het landelijke EPD te stoppen bij gebrek aan draagvlak, is de ontwikkeling van een landelijk EPD in grote lijnen tot stilstand gekomen. Digitale dossiers van patiënten zijn niet geïntegreerd of gekoppeld, maar als los zand verspreid over instellingen en zorgverleners. De functionaliteit van het Landelijk Schakel Punt (LSP) is op dit moment uiterst beperkt. Dat heeft tot gevolg dat zorgverleners nu zelden kunnen beschikken over een compleet beeld van alle patiëntgegevens, laat staan dat zorginstellingen deze data kunnen inzetten bij de dagelijkse bedrijfsvoering.

In het bedrijfsleven wordt steeds duidelijker dat data – meer specifiek: klantdata – een van de belangrijkste ‘grondstoffen’ voor succes worden. Analisten van The Industrial Internet@Work, een initiatief van GE, betogen dat sectoren als de energie, transport en gezondheidszorg er nu eindelijk van doordrongen zijn dat real time data het mogelijk maakt om beter en sneller te reageren op behoeften van de business en processen te ontdoen van ruis.

De gezondheidszorg staat daarbij voor twee uitdagingen: het digitaliseren van processen en vervolgens processen data-driven maken. Daarbij horen data gedreven planningssystemen voor de zorgverlening, collaboration tools voor zorgverleners en uiteraard een digitaal patiëntendossier. De zorgsector zal op meerdere fronten moeten overstappen op cloud technologie, zodat systemen en data tijd- en plaats onafhankelijk ingezet kunnen worden.

 

Gelukkig begint de gezondheidszorgsector interesse te tonen voor cloud technologie. Cloud levert flexibiliteit en kostenvoordeel op, er is aandacht voor de beveiliging, maar het belangrijkste is dat de cloud de mogelijkheid biedt om het eigenaarschap van data bij de patiënt te leggen. Het idee dat de patiënt zelf rondloopt met een smartcard of USB-stick is achterhaald: de kans dat gegevens kwijtraken of verouderen is erg groot. Het cloud model is gebaseerd op vertrouwen – iets wat extreem belangrijk is bij het gevoelige karakter van patiëntgegevens – en op het vlak van privacy en security moet er nog het nodige werk  verzet worden. Ook in de VS, als het gaat om IT vaak een gidsland, bestaan de nodige zorgen over opslag en gebruik van patiëntgegevens. Toch krijgt de gezondheidszorgsector in de VS  steeds meer oog voor de voordelen van cloudcomputing. Amerikaanse zorg-CIO’s raken geleidelijk meer overtuigd van de volwassenheid van cloud technologie, hoewel je je kunt afvragen wat het huidige niveau van volwassenheid is.

Ook andere sectoren worstelen met vraagstukken over innovatie en data. De automotive sector staat op het punt te kantelen: van auto’s en berijders naar data. Het Internet of Things gaat, samen met de connected car er voor zorgen dat de auto een permanente datastroom gaat generen over condities en gedrag van de auto en gebruiker. Van wie zijn die data? Verschillende partijen zijn bezig posities in deze data-economie te vestigen.

Er is een belangrijke analogie tussen de automotive sector en de gezondheidzorg. De auto en de automobilist zijn bij uitstek mobiele databronnen en goedbeschouwd wordt ook het datavraagstuk in de gezondheidszorg bepaald door mobiliteit van de patiënt: die maakt gebruik van verschillende medisch specialisten, apparaten, instellingen en locaties – data komen op verschillende plekken tot stand en zijn op verschillende plekken nodig voor verschillende doeleinden.

Dat pleit er voor om executives uit de gezondheidzorg en de automotive sector een tijdje samen in een hok op te sluiten. Maar er zijn ook andere sectoren waar de hoofdrolspeler bewegelijk is. Wat te denken van de shoppende consument, waar succesvolle (r)e-tailers al jaren geleden gestart zijn met kantelen van hun processen, het denken in ketens en het werken met de customer journey? First time right en de customer effort score, maar ook principes als straight through processing (veel ingezet in de financiële sector voor de administratieve verwerking van transacties van die zo actieve klant) zijn leerzame modellen. Trek die witte jas uit, kom je hok uit en ga op verkenning in andere sectoren. Niet alleen nuttig, maar vooral noodzaak.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems

[wp_twitter]