WTF is IFTTT?

Het Internet of Things (IoT) is geen toekomstmuziek, het bestaat gewoon. Mijn telefoon veert (via een bluetooth melding) al op wanneer m’n vriendin in haar auto voor ons huis langsrijdt en in de draadloze thermostaat die ik al twee jaar gebruik zit een Zigbee-chip die met de ketel communiceert.

Om dat snel oprukkende internet van dingen te temmen met zelfbedachte en controleerbare acties is er sinds enige tijd IFTTT. IFTTT staat voor ‘If This Then That‘. IFTTT is een startup – gevestigd in San Francisco – die een service aanbiedt om internet te gebruiken als dashboard voor het aansturen van dingen of processen.

IFTTT maakt het mogelijk om zelf online diensten aan elkaar te koppelen: zo kan je bijvoorbeeld inregelen dat je een sms ontvangt als een andere app regen in jouw buurt voorspelt. Het bedrijfje IFTTH sloot partnerships met onder meer Philips. Hierdoor is het mogelijk om de kleur van Philips Hue’s paars te laten schijnen als het regent.

IFTTT beeldLinden Tibbets is een van de bedenkers en ontwikkelaars van IFTTT. Tibbets was op zoek naar algemene regels die het werken met internet meer specifiek kunnen maken. Met andere woorden, hij wilde internet gaan gebruiken als thoughput, als schakelkast tussen input en output, of tussen actie en reactie. ‘Recepten’ zijn de instructies die er voor zorgen dat een bepaalde actie tot een bepaalde respons leidt. Dat mag in de visie van IFTTT geen heel ingewikkelde operatie zijn. In tegendeel, het mag niet gaan lijken op programmeerwerk, al is dat wel wat je doet. De ontwikkelaars zijn daarom met ikonen gaan werken, hetgeen IFTTT geschikt maakt voor mobiel gebruik. Natuurlijk worden de recepten, die iedereen kan creëren, straks ook gedeeld via social media.

IFTTT beeld 2Met platforms zoals IFTTT krijgt domotica een consumerized tintje: het zijn niet langer de hardware- en software-boeren die IoT-functionaliteit leveren: denk aan de zonwering of verwarmingsthermostaat thuis die je vanaf je werk met je mobiel kunt bedienen. Of een meer praktisch voorbeeld van GE, die een IoT-dingetje voor in de koelkast ontwikkelde.

Met IFTTT kunnen mensen zelf gemakkelijk koppelingen tussen verschillende online zaken aanbrengen. En waar het IoT nu nog vooral gericht lijkt te zijn op de interactie tussen online  en fysieke ‘voorwerpen’, kan met IFTTT als platform straks iedere interactie ontworpen worden. Het betekent ook dat consumenten niet beperkt worden door producenten die koppelingen voorschrijven: je koelkast kan zelf melk bestellen bij iedere online retailer, en niet alleen bij de eerste retailer die denkt in te spelen op IoT.


Alles van data is weerloos

Het internet staat in het teken van convergentie: altijd en overal toegang tot alle informatie. Daarmee wordt het gemak van de digitale snelweg steeds groter. Het onderliggende dataverkeer wordt daardoor wel steeds diffuser. De afluisterschandalen tonen aan dat de route minstens even belangrijk is als herkomst en bestemming.

De afluisterschandalen volgen elkaar sneller op dan tijdens het heetste moment van de koude oorlog. Inmiddels zijn we kritischer, beter geïnformeerd en assertiever, maar het blijft vervelend dat uitgerekend die digitale snelweg, waar we zo op gesteld zijn geraakt, nu duidelijk maakt dat gemak en kwetsbaarheid dicht bij elkaar liggen.

Het gemak

shutterstock_112036244Het web is inmiddels uitgegroeid tot veel meer dan alleen een informatieplatform. We surfen ons suf en clicken ons lam. Het internet biedt als primaire gateway toegang tot content en tot entertainment.

De televisie, die concurrentie heeft gekregen van games, apps en social media, schaart zich nu in het rijtje desktop, laptop, tablet en smartphone. Telefonie- en kabelbedrijven zijn druk bezig om van triple play (bellen, internet en televisie) over te gaan naar quad play (het toevoegen van mobiele connectiviteit). Oude grenzen vervagen: mobiel staat niet meer voor ‘bellen’, maar voor een vorm van connectiviteit die aanvullend is op wat we thuis en op kantoor hebben. Het concept ‘vaste telefoonlijn’ kan straks naar het museum; het begrip ‘telefoontikken’ stamt uit het bakeliet-tijdperk.

Convergentie

Het leidende principe achter deze ‘convergentie’ is dat alle data op alle devices beschikbaar zijn en dat voor die connectiviteit – ongeacht het soort data – verschillende technologieën worden gebruikt.  Quad play wordt onder meer opgezet door UPC en Ziggo, waarbij zij de routers van hun klanten – met toestemming van die klanten – gaan opnemen in een nieuw netwerk. Klanten kunnen vervolgens zelf ook van dat netwerk gebruik maken. Dat betekent bijvoorbeeld dat mobiele telefoongesprekken die shutterstock_84718831vanuit huis worden gevoerd, gewoon worden opgepakt door het kabelnetwerk, door wifispots, door femtocellen en picocellen. Voor data die we onderweg ophalen of wegsturen, geldt hetzelfde, waarbij het mobiele netwerk (3G, 4G en straks 5G) voorziet in connectiviteit als andere netwerken niet beschikbaar zijn.

Convergentie heeft dus gevolgen voor de reis die data aflegt. Voor streaming content zoals muziek of video is dat misschien niet zo interessant. Voor onze persoonlijke files betekent het dat ze gemakkelijker op alle devices beschikbaar komen. Denk aan foto’s en video’s, gemaakt met de smartphone, die via de cloud op het grote TV-scherm bekeken kunnen worden. Het zelfde geldt voor apps – buienradar raadplegen, Skypen of een overboeking doen met de TV als interface. Of on demand televisie kijken op je tablet of smartphone.

Datastromen

shutterstock_6234928Convergentie betekent dat het onderscheid tussen verschillende datastromen geleidelijk verdwijnt. Een e-mail is data, een gesproken conversatie is data, een Whatsapp-bericht is data en het gebruik van streaming (bij audio of video) is eveneens data. Bij een datafile (onze software, tekst of beeld) vertrouwen we er op dat de data blijven bestaan nadat we ze hebben opgehaald; van een spraakbericht hopen we dat de data vervliegen, bij een streaming dienst zoals Spotify is het nadrukkelijk de bedoeling dat data niet worden opgeslagen.

Het convergentieparadigma impliceert ook dat we niet meer precies weten via welke datahubs onze conversaties – telefoongesprekken, e-mails en whatsapp’s – lopen en wat er onderweg mee gebeurt. Dat is het gevolg van de ontwikkeling dat connectiviteit een optelsom is van verschillende verbindingen, technieken, platforms en leveranciers. We beseffen dat al deze hubs goed beveiligd moeten zijn, maar garanties hebben we niet en als het mis gaat is moeilijk aan te wijzen waar het lek zit.

So what

Wat kan er mis gaan? Datastromen worden vastgelegd terwijl dat juist niet de bedoeling is. Data verdwijnen terwijl we nadrukkelijk hadden gevraagd om opslag. Data worden onderweg gebruikt of gemuteerd door derden terwijl ze vertrouwelijk zijn. Data zijn niet toegankelijk, terwijl ze wel ons eigendom zijn. Dit zijn geen theoretische uitkomsten, maar praktische problemen. Niet alleen de bestemming (de cloud is steeds vaker de eindbestemming van onze datastroom) maar ook de route die data afleggen zou ons zorgen moeten baren.

Data is grondstof voor informatie waarmee bedrijven vat willen krijgen op onze portemonnee; een model dat we al ruimschoots hebben geaccepteerd in ruil voor alles wat digitaal glimt en glinstert. We weten nu dat ook overheden graag controle uitoefenen op datastromen. Ook Angela Merkel begrijpt inmiddels: alles van data is weerloos.


Wearable computing: zero distance

Door de convergentie van verschillende technologieën wordt de afstand tussen mensen en computer kleiner. Dat wekt ten onrechte de suggestie dat ook de controle over systemen toeneemt.

pairs 2_terminal ipadTien jaar geleden stond de pc vooral op ons bureau te pronken. Computers in de auto, op de fiets of tijdens het wandelen? Nu vinden we het volkomen vanzelfsprekend dat technologietoepassingen volledig met elkaar verknoopt zijn. Daarbij hoeven we geen lachwekkend ingewikkelde commando’s meer in te voeren, zoals bij DOS. We gebruiken gewoon touch technologie of spraak. De volgende interface zit in onze contactlens, zit op onze spieren, vingertoppen of op het puntje van onze tong. Of in onze hersenen. Met andere woorden: Google Glass en iWatch zijn slechts tussenfasen.

Vergeleken met het tijdperk van het computerbakbeest komen we nu erg gemakkelijk tot informatie. Apps en de cloud vormen hierbij een ijzersterke combinatie. De grondstof van informatie, data, wordt steeds vaker centraal opgeslagen en gebruikt door meerdere apps op verschillende manieren. We kunnen onze hardware en software inmiddels ook verregaand ‘customizen’. De ‘verapping’ van ons IT-gebruik is hier een voorbeeld van: we stellen ons eigen portfolio aan apps samen, wisselen ervaringen uit en de volgende app is ‘just one click away’.  Al hoewel, over een jaar of vijf zijn we uitgeklikt en kan ook de computermuis naar het museum. Voorop staat dat we intensief in de weer zijn met data en applicaties, de hardware doet er steeds minder toe. Ook de keuze voor design en besturingssysteem is meer een kwestie van smaak en heeft weinig met functionaliteit te maken.

Controle

shutterstock_95440231Naarmate er meer convergentie van technologieën optreedt, neemt de kans op verwarring en fouten toe, zo zou je verwachten, want data noch applicaties hebben minder vaak een ‘vaste plaats’. We gebruiken meer verschillende opslagplaatsen en meer devices die toegang bieden. Dat risico is niet alleen relevant voor consumenten, maar ook voor bedrijven – met Bring Your Own Device verschuift beveiliging van apparaat naar data. Hoe voorkom je dat een zakelijke pdf in een privé-omgeving belandt? Stonden die foto’s nu wel of niet op Facebook, Flickr of Dropbox? Wie heeft op welke plekken eigenlijk toegang tot mijn gegevens?

Een ander aandachtspunt is dat we IT-gebruikers gewend zijn om commando’s uit te voeren met aanraak-, toets- of muiscommando’s. Daarbij speelt visuele controle een belangrijke rol: we zien wat we doen. Wanneer je een data-file van de ene naar de andere map kunt verplaatsen op basis van spraakcommando’s of gedachten, hoe is dan nog zichtbaar dat een bestand van map A naar map B gaat? Wanneer hardware en software steeds meer letterlijk bovenop de mens komen te zitten, lijkt de controle dus eerder kleiner te worden dan groter.

Meer dan tien sensoren

retro pcWaar het computerbakbeest van twintig jaar geleden nog op een bureau stond, dragen we de computer van nu dicht op ons lijf. Daarbij is die computer veranderd in een systeem dat permanent en op verschillende manieren data verzamelt, zonder dat ons daarmee bewust bezighouden met de onderliggende datastromen. Dat is goed zichtbaar bij de smartphone. In nog geen tien jaar tijd zijn we meer dan tien ‘sentrollers’ permanent bij ons gaan dragen: de accelerator- of bewegingssensor, een kompas, de GPS-ontvanger, de GSM-zender/ontvanger, een Wi-Fi-zender/ontvanger, een BlueTooth zender/ontvanger, een nabijheidssensor, een FM-radio-ontvanger, een lichtsensor, de camera, de microfoon (vaak twee), het touch screen en de vingerafdruk-lezer. Het zijn allemaal onderdelen van het apparaat die met de buitenwereld communiceren. Sommige mensen voegen externe sensoren toe aan hun smartphone, zoals de nike fuelwatch. Saillant detail: deze sensoren bezitten eigen unieke kenmerken, zo ontdekten onderzoekers van Stanford University, waardoor de smartphone als geheel ook nog iets zegt over de identiteit van de gebruiker.  De smartphone is een nieuwe fysieke en digitale fingerprint. De stand alone pc was in zijn beginfase tot niet veel meer in staat dan gegevens afbeelden op een scherm, gegevens afdrukken op een stuk papier of gegevens overzetten op een floppy disk.

Brain computing

Er zijn nog twee stappen te zetten voordat we een volmaakt data-universum hebben gerealiseerd. De eerste stap is dat onze smartphone (want dat is voorlopig even de interface waar we niet zonder kunnen) ook onze gedachten monitort. Na machine-to-machine (M2M) interactie en machine-to-body (M2B) interactie kunnen we dan eindelijk aan de slag met het bedenken van leuke apps voor machine to mind- interactie. De mogelijkheden zijn eindeloos: via je gedachten apparaten aansturen, via een apparaat je dromen uitlezen. Je gedachten naar een ander persoon sturen. Wellicht is de NeuroPace RNS de voorbode van wat nog gaat komen: geestelijke gezondheidszorg op afstand, maar wel rechtstreeks gericht op het brein via een hersenimplantaat. En er ontstaat natuurlijk een flinke markt op het gebied van mind security: software die voorkomt dat gedachten alleen na jouw uitdrukkelijke toestemming worden opgezet in data. De eerste stappen richting een corporate policy ofwel gedragscode voor het gebruik van Google Glass zijn al gezet, er zullen nog vele discussies en policies volgen.


Monitoring, tracking en tracing

waarbenjijnuSoms wordt er nog wat lacherig verwezen naar Chriet Titulaer, maar het Internet of Things rukt op. Volgens Berg Insight, een onderzoeksbureau, zijn er in 2012 wereldwijd 5,3 miljoen machine-to-machine-apparaten (M2M) met mobiele connectiviteit verscheept. In de komende vier jaar loopt dat op naar 13,8 miljoen mobiele devices in 2017. Daarbij gaat het niet om tablets of smartphones, maar om nieuwe soorten devices. Een belangrijk aandeel hiervan is gericht op services die ons leven gemakkelijker en veiliger moeten maken.

Jaarlijks overlijden 1,3 miljoen mensen als gevolg van verkeersongevallen en raken er 50 miljoen ernstig gewond. Verkeersongevallen kosten landen naar schatting 1 tot drie procent van het BNP: het gaat dan om medische kosten en kosten als gevolg van productiviteitsverlies. Het is relatief eenvoudig om het aantal verkeersslachtoffers te reduceren. Japan wist het aantal verkeersongevallen met dodelijke afloop tussen 1970 en 2008 terug te dringen met een kwart door verbeteringen door te voeren op het gebied van straatverlichting, trottoirs en verkeerslichten. Het land heeft nu interesse getoond in het pan-Europese eCall initiatief.  Dat moet in 2015 de eerste zichtbare resultaten gaan opleveren door een effectiever gebruik van het zogenaamde ‘gouden uur’. De EU hoopt zo op jaarbasis 2.500 mensenlevens te kunnen redden. eCall komt pas in actie wanneer de auto in een noodsituatie belandt – hiervoor worden nu criteria ontwikkeld. Het systeem geeft dan verschillende gegevens door aan een meldkamer, waaronder de precieze locatie van de auto. Het integreren van eCall in nieuwe auto’s kost nog geen 100 euro per auto.

M2M-communicatie wordt ook op steeds grotere schaal ingevoerd door overheden, bijvoorbeeld om de infrastructuur te bewaken. Het gaat dan niet om camera’s waarvan de beelden worden gemonitord door mensen, maar om sensoren die data doorgeven over bijvoorbeeld de onderhoudsstaat van een object. Sinds 2008 worden bij de Hollandse Brug op de A6 via 145 sensoren dagelijks zo’n 11 gigabyte aan data vastgelegd. Die sensoren bestaan onder meer uit camera’s, weerstations, telsystemen en vibratiesensoren, die zowel brug als voertuigen op allerlei punten in de gaten houden. Het systeem genereert op basis van al deze data informatie over wanneer, waar en welk onderhoud nodig is. De data worden sinds 2008 verzameld en sinds 2009 worden ze op geïntegreerde wijze geanalyseerd via het InfraWatch project.

hollandse brug tekening - web

Onder de noemer ‘personal tracking’ worden ook systemen ontwikkeld voor mensen. Het traceren van auto’s of pakketjes heeft zo zijn voordelen, maar personen real time ‘volgen’ ligt gevoeliger. Hoewel het al lange tijd technisch mogelijk is personen op te sporen via de mobiele telefoon (via zendmasten of via de GPS-functionaliteit), mag deze functie niet zonder gerechtelijk tussenkomst worden gebruikt. Wel kan iedereen zijn eigen mobiele telefoon traceren, bijvoorbeeld via een toepassing als Android Apparaat beheer.

android apparaatbeheer

De markt lijkt echter wel klaar voor gps-trackers, specifiek bedoeld voor personen die daar zelf toestemming voor geven, bijvoorbeeld als waarschuwingssysteem bij noodgevallen. Fabrikanten wijzen op de mogelijkheden om ouderen, dieren en kinderen te volgen. Een ideale doelgroep voor het creëren van early adopters, zodat de marketing en sales niet te veel dwars wordt gezeten door moeizame discussies over privacy. Het gaat hierbij steeds om toepassingen waarbij het ene apparaat via een mobiel netwerk een signaal afgeeft aan een ander apparaat, aangeduid als real-time locating systems – voor communicatie van mens tot mens hebben we immers al de mobiele telefoon.

Ook op medisch vlak ontstaat er een markt, gericht op zelfzorg en monitoring, zoals Personal Emergency Response Systems. Philips heeft bijvoorbeeld sinds enige tijd het Lifeline Medical Alert System op de markt, een draagbaar systeem dat zelfs detecteert of er sprake is van een val – jaarlijks vallen er 13,5 miljoen mensen van ouder dan 65 jaar, aldus het bedrijf.

Naast de toepassing voor noodgevallen kan M2M-technologie ook worden ingezet rondom zelfzorg en monitoring. AiQ is een leverancier van slim textiel: kleding (zoals een T-shirt) met ingebouwde sensoren die hartslag, transpiratie en huidtemperatuur monitoren, maar een EEG of EMG behoren ook tot de mogelijkheden. Nuubo neemt het medische, draadloze platform als uitgangspunt, waarbij op afstand ECG-monitoring plaatsvindt. TmG-BMC levert een sensor met een omvang van 5 mm, waarmee spierbelasting (per spier) kan worden gemeten. De sensor meet de snelheid van spiersamentrekking en ontspanning en de geproduceerde kracht. Ideaal voor topsporters die niet alleen bij de sportarts, maar ook tijdens de wedstrijd precies willen weten hoe hun energie wordt omgezet in medailles.


Digitaal delegeren

Nemen computers de macht over? Nee, wij delegeren steeds meer menselijke taken aan systemen, die we vervolgens gretig voorzien van brandstof: data.

In de sciencefictionfilm Gattaca kiest de hoofdpersoon ervoor iets ‘niet te willen weten’. Ontwerper Daan Roosegaarde zei in het televisieprogramma Zomergasten dat dit in de toekomst “wellicht onze enige vrijheid is, nu de overheid letterlijk in onze inbox blijkt mee te kijken: de vrijheid om iets niet te willen weten.”

Filmscenario’s zijn dankbare etalages van de menselijke fantasie. In films als Westworld, The Matrix en 2001: A Space Odyssey is een belangrijke rol weggelegd voor ‘kunstmatige systemen’ die de macht overnemen. In Westworld verandert Yul Brynner in een niet te stoppen ‘killer robot’ en ook het recalcitrante computersysteem HAL uit Kubricks meesterwerk ‘2001’ kan alleen met grote moeite worden gestopt. In deze scenario’s gaat het steeds om door mensen bedachte systemen, waarbij – na een niet altijd even duidelijk kantelpunt – robots en computers op vijandige wijze de macht van hun eigen scheppers overnemen. Daarna is er alle ruimte voor het bewijzen van de menselijke superioriteit: de mens – intrinsiek goed – overwint het kwaad. Wij bedenken steeds maar weer opnieuw, dat systemen die moreel besef krijgen, zich uitsluitend kunnen ontwikkelen tot Het Kwaad. Systemen die intrinsiek goed willen doen, bestaan niet – of ze komen voor als zwak en bedreigd (bijvoorbeeld de mens). Kortom, technologie wordt pas evil als het zich aan de wil en controle van zijn eigen schepper onttrekt.

Omdat we zo sterk geloven in de goedheid van technologie die wijzelf maken en beheersen, zijn we in onze technologie- en gadget-economie geneigd om potentieel bedreigende technologie als een ‘nieuw’ verschijnsel te zien – iets dat buiten onszelf tot stand komt, en dat in beginsel een neutraal karakter heeft. Reden waarom het Rathenau Instituut met enige regelmaat een tegengeluid laat horen.

Als nieuwe technologie niet onverdeeld positief of neutraal is, maar ook mogelijke negatieve bijverschijnselen zou kunnen hebben, worden de goede eigenschappen in stelling gebracht. Goede eigenschappen dragen immers bij aan de verbetering van de wereld: ze lossen misstanden op, beantwoorden lastige vragen of verrijken ons leven met luxe en gemak. Beloften uit die hoek hebben bijna een religieus tintje: leg je lot in handen van de technologie, geloof er in, geef je er aan over en  het komt goed. Van het internet – intrinsiek een neutraal systeem – is bijvoorbeeld beweerd dat het de democratie zou kunnen versterken.

Kunstmatige rekenkracht wordt steeds sneller, goedkoper en kleiner, waardoor technologie steeds dichter op de mens komt te zitten. Was een pacemaker 40 jaar geleden nog high tech, nu is dat een medische ‘commodity’. Het probleem dat is opgelost door de pacemaker, heeft wel plaats gemaakt voor andere problemen die vragen om een oplossing. Bij al die nieuwe problemen worden telkens nieuwe oplossingen gevonden. Daarbij wordt de harde techniek geleidelijk minder belangrijk; in plaats daarvan wint de kracht van data aan betekenis. En waar zuiver technische oplossingen beperkt zijn in de wijze waarop ze in ons leven ingrijpen – harde techniek is inert –  blijken data juist vloeibaarder te worden. Voeg data toe aan software, laat software de oorspronkelijk rigide techniek aansturen en diezelfde lompe techniek wordt ‘intelligenter’. De auto kan zelf remmen voor plotselinge obstakels, zelf achteruit inparkeren en sneller dan de bestuurder beslissen over de snelste of kortste route.

Onze waarneming (de manier waarop we met onze zintuigen naar de wereld en de mensen om ons heen kijken) vullen we inmiddels aan met – of vervangen zelfs door – technologische hulpmiddelen. We laten onze beslissingen afhangen van derden (welk restaurant is goed?), we laten dagbladen voor wat ze zijn en laten onze informatievoorziening liever bepalen door een partij als Google, we willen instant feedback over calorieën die we verbranden en we willen vermijden dat we nat regenen.

Dat alles wekt de indruk dat we er steeds beter in slagen ons aan te passen aan de omstandigheden waarin we leven. Of is het omgekeerde waar: vertrouwen we steeds minder op onze eigen zintuigen en delegeren we in plaats daarvan steeds meer taken aan systemen?

Met dat laatste neemt het aantal verrassingen misschien af, omdat we beter kunnen anticiperen. Maar ons vermogen tot zelfstandig anticiperen, dus onafhankelijk van systemen, wordt steeds kleiner.

Met meer wearable computing en meer quantified self ontstaan er meer latente verbanden waarbij de discussie geleidelijk verandert: van “hadden we dit kunnen weten?” naar “hadden we dit moeten weten?”.

Ieder verband is straks latent aanwezig: het enige wat we moeten doen (of nalaten) is analyseren. Het maken van fouten in de analyse (dat wil zeggen: verkeerd analyseren, te laat analyseren of helemaal niet analyseren) is nu al vaak onderwerp van gesprek. Ons handelen – en daarmee onze vrijheid – wordt steeds meer digitaal bepaald.

Terug naar de film. Nemen computersystemen onze hersenen over? Nee, wij kiezen er voor steeds meer zaken aan computers te delegeren: zoeken, vinden, adviseren, informeren, suggereren, anticiperen en in toenemende mate ook waarnemen. Niet de computer is het probleem, maar het besluit om de waarneming uit te besteden – en deze te vervangen door analyse van data.

Google Glass – ‘early adopters’

Google begrijpt als geen ander dat voor een succesvolle introductie van Google Glass krachtige argumenten nodig zijn. Er zijn niet veel vergelijkbare producten die voorafgaand aan de lancering al te maken hebben met negatieve connotaties. Glass is een volgende stap in ‘mobiele’ data, met nieuwe toepassingsmogelijkheden en nieuwe privacyvraagstukken.

Qua timing moet Google het opnemen tegen recente privacyschendingen waarbij mensen de verlokkingen van technologie niet kunnen weerstaan. Een goede keus dus van Google om #ifihadglass te gebruiken om wilde ideeën te verzamelen. En de testers van het eerste uur vooral te zoeken in die hoeken van de samenleving waar technologie en menselijke nood bijeenkomen, zoals de gezondheidszorg. In Nederland was Lucien Engelen een van de gelukkigen.

Er wordt veel energie gestoken in het aanbrengen van een associatie tussen Google Glass en het verbeteren van de wereld. Wanneer Google Glass – vanaf begin 2014 en vermoedelijk voor een prijs van rond de 300 dollar – verkrijgbaar is voor de grote massa, is het acceptatieprobleem al grotendeels weggepoetst door toepassingen waar nut en/of noodzaak bij zijn gezocht.

Joshua Topolsky (The Verge) over het gebruik van Google Glass.

 

Google Glass in Operating Room @UMCN

#GoogleGlass in de ANWB-MAA traumahelikopter LifeLiner 3 die vliegt voor het MMT van UMCN .


Google Glass – evil eye?

20130822_133952Is Google evil? De missie van het bedrijf geeft aanleiding tot die gedachte: “Google’s mission is to organize the world’s information and make it universally accessible and useful”. Dat betekent niet dat Google ook eigenaar moet zijn van alle informatie ter wereld. Maar het bedrijf zet wel telkens nieuwe stappen in die richting.

Het internet zorgt er voor dat wetgeving op het gebied van zowel auteursrecht als privacy al jarenlang in de voegen kraakt. Het web maakt opslag, kopiëren en hergebruik van creatieve producten erg gemakkelijk. De mobiel speelt bij een groot deel van ons gedrag een nadrukkelijke rol: we zijn de hele dag online (tijd en locatie), communiceren intensief met anderen en zoeken doorlopend naar informatie. Steeds meer technologieën haken hier succesvol op aan: behavioral targetting (adverteerders achtervolgen je op allerlei websites op basis van je zoek- en surfhistorie), deep packet inspection (telecom providers analyseren je dataverkeer) en predictive analytics (op basis van waarneembare veranderingen in betaalgedrag voorspelt je bank wanneer je in financiële problemen gaat komen). Ook Google weet al lange tijd waar we naar zoeken en waarover wij e-mailen.

Met de lancering van Google Glass komen privacy en auteursrecht opnieuw bij elkaar. De interactieve en connected bril van Google geeft de zoekmachinegigant de mogelijkheid te zien wat wij zien. Tijdens de introductie van de bril werd hierover gespeculeerd, maar sinds 13 augustus weten we het zeker: Google kan niet alleen meekijken maar heeft de technologie hiervoor ook gepatenteerd. Het stadium dat wij absoluut zeker zijn dat wij die functionaliteit  kunnen uitschakelen, zijn we ruimschoots voorbij.

Google heeft een octrooi aangevraagd en gekregen op de technologie die het mogelijk maakt dat het bedrijf ziet waar dragers van een Google Glass naar kijken. Google beschikt daardoor realtime over het beeld van wat de brildrager ziet en data over in welke richting hij of zij kijkt. Het opent de mogelijkheid dat adverteerders aan Google gaan betalen per ‘blik’ in plaats van per ‘click’.

De Googlebril stelt de drager in staat anoniem te registreren wat er gebeurt – zonder dat anderen zien dat registratie plaatsvindt. Met een eenvoudig spraakcommando kan je de bril een foto of video-opname laten maken. Materiaal dat op de juiste tijd en plaats wordt gemaakt en verspreid, heeft waarde – dat blijkt al uit actuele persfotografie of TV-crews die met hun neus bovenop rampverschijnselen zitten. Meestal zijn zij goed herkenbaar en hanteren ze bepaalde gedragscodes. Dat ligt anders wanneer burgers alles gaan registreren wat los en vast zit. Niet omdat er iets gebeurt, maar gewoon omdat het kan en je nooit weet waar het goed voor is – iets dat ook van toepassing is op de dashboard-cams die in Rusland een ware rage zijn. Of aan het lang geleden geïntroduceerde CCTV-netwerk in London (dat uiteindelijk weinig bijdroeg aan de bestrijding van criminaliteit doordat beelden te slecht van kwaliteit bleken).

Wanneer een nieuwe technologie toegepast kan worden, wordt deze vroeger of later ook toegepast – geheel los van de vraag of het noodzakelijk is en of het ethisch verantwoord is. Vaak wordt een antwoord op die laatste vraag bij nieuwe technologie gezocht; omgekeerd – dus: wat zijn de absolute grenzen van wat we nog willen accepteren – wordt die discussie zelden nog gevoerd.

Naast het privacyvraagstuk zorgt de Google bril ook voor een nieuw auteursrechtenvraagstuk. Van wie is het beeld dat de Google bril registreert? De kracht van de Google bril zit straks in zowel de data (content) als de metadata – de gegevens die van data informatie maken. Google Glass is dus veel meer dan een bril om door heen te kijken: het ding produceert vooral data. Niet alleen de beelden kunnen van grote waarde zijn (financieel; in het opzicht van privacy of een combinatie van die twee), ook de bijbehorende data (wie keek wanneer naar wat) worden onderdeel van een business model. Het verschil met het ‘gewone’ gebruik van de camera op ons mobieltje is dat we bij Google Glass niet zeker weten of Google meekijkt en iets vastlegt. Is afplakken van de lens  – een vorm van censuur – de beste remedie? Google Glass is een interessante innovatie – waarmee driftig geëxperimenteerd wordt.

Een ding is duidelijk, Google Glass sluit wonderwel aan op Google’s mission statement.


3D copyshop

3d print
bekijk de video

3D printtechnologie begint mainstream te worden. Op steeds meer plekken zijn de printers te koop en de prijs wordt geleidelijk lager. Het zal nog wel even duren voordat 3D printing de wereld van productie op zijn kop zet. Maar gelijktijdig met de printtechnologie ontwikkelt ook de scantechnologie verder, waardoor 3D printing wel een oplossing kan bieden voor het gemakkelijk en on demand kopieren van objecten. BBC correspondent Rory Cellan-Jones ging in Londen op zoek naar een 3D print store.


Darwin voor robots

Robots, onze slimme maar mechanische vriendjes, zullen ons nooit inhalen. Ze bewegen houterig, ze beschikken niet over voldoende intelligentie om souplesse en snelheid te combineren. Of is dat een achterhaald beeld?

DARPA, onderdeel van het Amerikaanse ministerie van Defensie, heeft enige tijd geleden een robot – met de toepasselijke naam Cheetah – ontwikkeld die sneller loopt dan een topatleet: meer dan 45 kilometer per uur. Dat betekent dat we bewegelijke objecten zoals robots van voldoende spier- en rekenkracht kunnen voorzien om echte snelheid te bereiken zonder neer te storten of om te vallen.

Nao, een intelligent maar klein kunstmatig mannetje (of vrouwtje), kan zelf opstaan als hij omvalt. Hij is geprogrammeerd om actief gebruik te maken van de omgeving om in actie te kunnen blijven. Net als de grasmaaier die zelf het stopcontact opzoekt voordat hij met lege accu’s ten dode is opgeschreven. De grote en al wat oudere broer van Nao, de robot Asimo, is de laatste jaren ook sneller en slimmer geworden.

Autonomie heeft veel te maken met intelligent omgaan met de omgeving. Voor robots kan het internet of things een gunstige invloed hebben op die autonomie. Voordat robots vastlopen in hun omgeving, moeten ze in staat zijn hulp te organiseren. BigDog, het werkpaard dat het Amerikaanse ministerie van defensie heeft laten ontwikkelen, is uitgerust met verschillende camera’s als ogen. Wanneer een pesterige terrorist het gezichtsvermogen uitschakelt door de lenzen met een verfspuitbus te bewerken, zal BigDog op zijn minst andere hulpmiddelen en informatiebronnen moeten gebruiken om verder te komen. Het ligt voor de hand dat robotontwikkelaars bij hulpmiddelen voor robots denken aan nog meer ingebouwde programmaregels. BigDog zou bij verlies van zijn gezichtsvermogen wellicht de ‘ogen’ van een collega kunnen gebruiken in combinatie met GPS-coördinaten.

Belangrijk voor een robot in nood is te weten wat hijzelf nodig heeft en wie of wat dit kan leveren: informatie, een (reserve)onderdeel, nieuwe energie of externe (mens/robot)kracht. De robot kan zich richting hulp bewegen, de robot kan in specifieke situaties ook hulp naar zich toe halen. Wanneer alles en iedereen connected is, zou het voor de robot een kleine moeite moeten zijn deze behoeften te zoeken – en daarna te vinden. Een voorwaarde is wel dat een robot zelf ook permanent connected is.

Intelligent inspelen op westworldde omstandigheden, dat was helaas niet weggelegd voor de robotvrouw uit de SF-film West World. Zij zat al uren zonder eten of drinken opgesloten in de cel van de lokale sheriff. Toen er een redder-in-nood (een mens van vlees en bloed) langs kwam, begon ze te smeken om water. De robotvrouw in kwestie speelde haar rol goed, maar was wat onhandig geprogrammeerd. Ze nam het water van haar redder aan en liet het in haar keel lopen. De idyllische reddingspoging eindigde uiteraard met kortsluiting.

BigDog en Nao laten beiden zien dat ze zich aan bepaalde situaties kunnen aanpassen. Met spraakherkenning en -analyse aan boord zouden ze in staat moeten zijn om emoties waar te nemen. Je zou een robot zelfs kunnen aanleren om op de juiste manier te kiezen tussen “fight”, “fright” of “flight”. Maar hoe verstopt een robot zichzelf? En als alternatief: wat is een goede vluchtroute? Kan een robot beslissen om eerst maar weg te rennen (en welke kant op?) en ondertussen de beste route te bepalen? Wat deed Robocop eigenlijk toen hij door zijn munitie heen was? Ach ja, dat was een Cyborg, die heeft weinig last van tekortkomingen van robots.


Draagbaar, mobiel

Vaste telefoon, draagbare telefoon, autotelefoon, draadloze telefoon, zaktelefoon, mobiele telefoon en dan nu smartphone. Foon of phone kan over een tijdje gewoon geschrapt worden: het apparaat waar steeds meer mensen de hele dag mee bezig zijn, is vooral een minicomputer. Gewicht en afmetingen maken het ding draagbaar, maar ‘draagbaar’ is een achterhaald concept. Mobiel is het credo.

Pocket vs Flip

Innovaties van nu kunnen juist heel klein zijn; maar draagbaarheid was beslist niet het uitgangspunt bij de belangrijkste nieuwe vindingen van de laatste honderd jaar.

De fotografie begon met chemicaliën op metaalplaten in grote lichtdichte houten kisten. De eerste camera’s waren niet tot nauwelijks te verplaatsen. Pas in de jaren twintig – door vooruitgang in chemie en optiek – konden films en objectieven kleiner worden, waardoor ook de camera in omvang afnam. In diezelfde tijd kwamen de eerste camera’s met de naam ‘pocket’ op de markt: vestzak, broekzak, jaszak.

PolaroidTussendoor zijn in cameraland ook experimenten uitgevoerd die dwars tegen de draagbaarheidstrends ingingen. Onder meer met boxcamera’s: eenvoudig in gebruik, voordelig in aanschaf en productie, waarbij net als in de wereld van de inkt jet printer het geld moest worden verdiend met de verkoop van films. Ook de Polaroid Land-camera – voor het maken van direct-klaar foto’s – was niet bepaald een pocketmodel. En professionals werkten met Hasselblad of andere grotere systemen die alleen in flinke aluminium koffers pasten. Professionals van nu schamen zich niet voor het maken van een foto met hun telefoon, en al helemaal niet wanneer het minilensje toch uit de fabriek van Leitz of Zeiss afkomstig is. Instagram is hip.

Ook de filmcamera voor huis- tuin- en keukengebruik is draagbaar geworden. Van Single en Super 8 film naar videocamera (met allerlei elkaar opvolgende formaten) naar… ja, opnieuw de smartphone. Alternatief voor de smartphone is de Flip: een kleiner, sneller en gemakkelijker te bedienen HD videocameraatje. Aanzetten, een druk op de grote rode knop staat voor ‘REC’.

De Flip was korte tijd een hype omdat je met de bijgeleverde software je videootje snel kon bewerken en kon uploaden. Inmiddels is het vooral de dataverbinding van de smartphone die bepaalt hoe snel je een foto of een video op Facebook krijgt.

De draagbaarheid en het gebruiksgemak van de Flip is vergelijkbaar met die van de Agfa Pocketcamera zoals op de foto. Bij dit cameraatje hoefde niemand bang te zijn voor het verwisselen van een filmpje (want dat zat in een lichtdichte plastic cassette). Met het inschuiven van de camera werd de lens afgeschermd en meteen ook de film getransporteerd, zodat de volgende foto kon worden genomen (rits-rats-klik). Gemak als compensatie voor de angst dat fotografie moeilijk en ingewikkeld zou zijn. Bovenop de Agfa Pocket zitten twee knoppen: een grote ronde rode knop (de ontspanknop voor de sluiter) en een klein schuifje (zon of schaduw). Onverwoestbaar en ideaal voor kinderen, huisvrouwen en bejaarden. Je kijkt met een oog door de ‘doorzichtzoeker’, het andere oog is de lens van de camera. Niets instellen, alles scherp vanaf anderhalve meter en geen batterijen nodig. Hooguit een flitsblokje voor foto’s in de huiskamer.

Van de pocketcamera was het maar een kleine stap naar een andere exoot: de disc camera (waarbij het filmmateriaal op een kunststof ronde schijf zat). Het werd geen groot succes, het innovatievermogen van de foto-industrie was zo langzamerhand opgedroogd.

minox model BEen andere, tweede exoot was de ‘James Bond camera’, de ‘Minox model B’ met instelbare sluitertijden en lichtmeter. Al veel eerder ontwikkeld en in productie genomen (in 1922!) en bovendien de meest kleine en geavanceerde camera ooit gemaakt, maar nooit zo succesvol als de rits-rats-klik camera van Agfa.