Wie innoveert het snelst met elektrisch vliegen?

De wegen staan vol, het spoorwegnet is overbelast en zelfs het luchtruim lijkt drukbezet. Toch richt de luchtvaart zich op de realisatie van het ultieme sciencefiction-beeld: een zelfstandig vliegend vervoermiddel. Veiligheid en actieradius zijn de grootste uitdagingen in de sterk gereguleerde luchtvaartsector, die beseft dat verduurzaming onvermijdelijk is. De uitdagers liggen op de loer: kunnen zij sneller vernieuwen? 

Het luchtruim biedt meer ruimte dan het aardoppervlak, waar ruimte voor wegen moet concurreren met andere vormen van ruimtegebruik. Het luchtruim heeft nog een ander voordeel: je hebt ook geen fysieke infrastructuur nodig. Er is wel een belangrijk nadeel: de zwaartekracht moet overwonnen worden, dus vliegen kost meer energie dan rijden. Aandrijving met niet-fossiele energiebronnen is een voorwaarde voor duurzaamheid. Waar de elektrische auto bij een lege accu tot stilstand komt, valt een vliegtuig uit de lucht. En waar de autonoom rijdende auto bij een dilemma zichzelf eventueel tot stilstand brengt, kan een luchtvaartuig maar beperkte tijd in de lucht zijn. Zie hier de twee belangrijkste uitdagingen: veiligheid en uithoudingsvermogen.

Luchtruim wordt steeds drukker

Deze twee uitdagingen maken de ontwikkeling van nieuwe luchtvaarttechnologie bijzonder complex. De luchtvaart is streng gereguleerd. Voor vliegtuigen gelden luchtwaardigheidseisen, onderdelen moeten gecertificeerd zijn, bedrijven moeten een vergunning voor zowel vliegen als onderhoud hebben en voor piloten geldt het principe van type rating: voor ieder vliegtuig is er een aparte bevoegdheid. Die wetgeving is de afgelopen decennia alleen maar verder aangescherpt en zal de komende tijd ook gaan gelden voor drones – onbemande vliegtuigen. Dat is relevant, omdat de gevestigde luchtvaartsector nadrukkelijk verder kijkt dan naar alleen het elektrificeren van het klassieke vliegtuig. Ook onbemand vliegen staat op de agenda. Daarmee wordt het aanzienlijk drukker in het luchtruim. De basis voor autonoom functionerende en zelflerende collision avoidance systemen wordt voor een belangrijk deel ‘op de weg’ ontwikkeld.

Elektrisch vliegen

De Amerikaanse luchtvaarttoezichthouder FAA – die in grote lijnen gevolgd wordt door kleinere toezichthouders zoals de EASA – heeft vermoedelijk jaren nodig om alle technologische ontwikkelingen in nieuwe regels te kunnen vervatten. Hoewel er nog geen regels zijn voor drones die passagiers vervoeren, zit de sector niet bepaald stil. Innovatie is om twee redenen interessant. De luchtvaart beseft dat ze met ruimtegebruik van uitdijende luchthavens, lawaai en uitstoot onder toenemende druk staat. De onderneming die als eerste met een substantiële schaalgrootte de luchtvaart kan veranderen, heeft een enorme voorsprong. Er zijn dan ook verschillende initiatieven voor innovatie in de luchtvaart: elektrisch vliegen staat volop in de belangstelling en autonoom vliegen is net zo interessant als verticaal opstijgen – dat laatste maakt een landingsbaan immers overbodig.

Vergezichten in de lucht

Deloitte beschouwt het als realistisch en haalbaar: rond 2020 moet de vliegende auto realiteit kunnen zijn. Een van de grootste uitdagingen is de regulering en de veiligheid. Aan mooie vergezichten ontbreekt het niet: “The AJet-100 Is Cleaner, Greener and Features a Stunning Glass Floor”.

elektrisch vliegen

Greenliner is ook de naam van een tekentafelmodel in tien weken tijd ontwikkeld door tien studenten in Aerospace Engineering van de TU Delft. Volgens de studenten is het mogelijk om in 2030 emissieloos te vliegen met een toestel dat gebruikmaakt van een combinatie van waterstof en brandstofcellen, voortgedreven door propellers rond de romp.
Maar zelfs met beide voeten op de grond is opvallend dat uiteenlopende partijen met innovaties bezig zijn: niet alleen vliegtuigfabrikanten, ook bedrijven als Google en Uber en zelfs vliegbedrijf Easyjet.
In Noorwegen worden alle korte vluchten elektrisch, zo heeft de Noorse luchthavenautoriteit Avinor bepaald. Binnen 20 jaar moeten alle vluchten die tot 1,5 uur duren volledig op duurzame stroom vliegen. Er is dus wat te winnen.

Siemens durft vijftien jaar vooruit te kijken

Frank Anton, directeur Siemens e-Aircraft, schat in dat een hybride-elektrisch vliegtuig voor 100 passagiers in 2035 beschikbaar zal zijn. Siemens werkt onder meer samen met het Duits-Franse Airbus, waarbij Siemens het elektrische deel van de aandrijving ontwikkelt. Een voorbeeld hiervan is het hybride toestel Magnus eFusion. Dat de ontwikkelingen snel gaan, blijkt uit het programma van de E-Fan, een elektrisch tweepersoons toestel. Dat programma startte Airbus in 2014, maar werd in 2017 alweer gestopt omdat het was ingehaald door nieuwe technologie van Siemens.

Ook vliegtuigbouwer Boeing is ervan overtuigd dat het elektrische vliegtuig sneller realiteit is dan we denken. Volgens CEO Dennis Muilenburg worden er in hoog tempo prototypes gebouwd. Ook Boeing gelooft in een toekomst waarin nieuwe ecosystemen van autonoom vliegende apparaten ons van A. naar B kunnen verplaatsen. Boeing heeft net als andere spelers een eigen innovatiehub opgetuigd, waaronder een venture capital tak met de naam HorizonX. Dat investeert bijvoorbeeld in bedrijven zoals Near Earth Autonomy die systemen ontwikkelen voor zelfstandige objectherkenning en -vermijding in het luchtruim. Cruciaal daarbij is kunnen bijsturen (een alternatieve route kiezen); in de lucht tot stilstand komen (als de omstandigheden dat toelaten) kost veel energie en kan er toe leiden dat je je eindbestemming niet haalt.

Urban Air Mobility

Net als Boeing zoekt ook vliegtuig- en helikopterbouwer Airbus naar alternatieven voor het klassieke vliegtuig. Zo heeft Airbus geïnvesteerd in Silicon Valley-startup A3, waar gewerkt wordt aan de Vahana, een autonoom vliegende taxi. A3 heeft zelfs al een nieuwe beeldtaal klaar voor het concept Urban Air Mobility, zodat we allemaal weten wat straks wordt bedoeld met ‘transfer from vertipad’.

elektrisch vliegen

Het concept van een vervoersysteem met autonome toestellen door de lucht spreekt meer bedrijven aan. Uber wil binnen enkele jaren een eigen ecosysteem gerealiseerd hebben (UberAIR) dat bestaat uit verticaal opstijgende onbemande taxi’s. Die moeten elkaar in snel tempo kunnen opvolgen (twee per minuut). Uber werkt op dit vlak samen met onder andere Boeing, dat hiervoor het bedrijf Aurora Flight Sciences heeft overgenomen. Uber werkt daarnaast samen met Bell Helicopter en met de recent door Boeing overgenomen Braziliaanse vliegtuigbouwer Embraer. Het ecosysteem van Uber reikt verder dan alleen ‘vliegen’. Het bedrijf is in overnamegesprekken verwikkeld met Bird en Lime, twee startups die actief elektrisch vliegenzijn op het gebied van de ‘last mile’ (zoals (elektrische) huurscooters, huurfietsen en huurstepjes). Eerder dit jaar nam Uber al e-bike aanbieder Jump voor 100 miljoen dollar over.

Kitty Hawk is het bedrijf van Google-oprichter Larry Page; het heeft in voorjaar 2018 een vliegende taxi onthuld met de naam Cora die verticaal kan opstijgen. In voorjaar 2018 maakte de Ehang 216 (een Chinese drone) zijn debuut in Nederland, autonoom vliegend via het mobiele netwerk van KPN. Ehang heeft al veel testvluchten uitgevoerd met verschillende types en is bedoeld als autonome taxi.

Experimenten

elektrisch vliegenDe Duitse ANWB, de ADAC, gaat experimenteren met elektrische helikopters om noodartsen op de plek van een calamiteit te brengen. De tweezits Volocopter met achttien kleine rotoren zal bij gebleken succes op termijn de auto kunnen vervangen waar noodartsen nu mee worden vervoerd.
Het politiekorps in Dubai wil vanaf 2020 gaan vliegen met de Hoverbike Scorpion 3, geproduceerd door het Amerikaanse Hoversurf. Volgens Dronewatch weegt het apparaat zo’n 125 kg en kan het op een paar meter hoogte met een topsnelheid van 100 km/uur vliegen. Ook hier geldt dat de vliegduur zeer beperkt is: 10 tot 25 minuten.

elektrisch vliegen

Easyjet: over tien jaar elektrisch vliegen

EasyJet wil met Wright Electric aan de slag om elektrische aandrijving voor vliegtuigen te ontwikkelen. EasyJet-ceo Carolyn McCall ziet een toekomst voor ogen zonder kerosine: een volledig elektrische korteafstandsvloot moet binnen 20 jaar haalbaar zijn en het eerste commerciële vliegtuig, geschikt voor 120 passagiers en een afstand van 540 kilometer, moet over tien jaar vliegen.

De energiedichtheid en dus het gewicht van de accu (die van het tweepersoonstoestel van Wright weegt zo’n 272 kilogram) is de grootste uitdaging – niet alleen voor de burgerluchtvaart, maar voor alles wat in de lucht moet blijven.
Joris Melkert (TU Delft) stelt dat op dit moment de energiedichtheid van kerosine al snel een factor 60 groter is dan die van accu’s. Daarom zou de prijs voor de beste innovatie in de luchtvaart moeten gaan naar iemand die de zwaartekracht weet op te heffen. Energie-neutraal dan.

Wie heeft straks het beste spraakgestuurde platform?

Chatbots zijn dom, maar gelukkig is er de virtuele assistent. De komende tijd zal duidelijk worden welke spraakgestuurde diensten van Google, Microsoft, Apple en Amazon zich het snelst ontwikkelen tot het beste spraakgestuurde platform voor interacties en transacties. Die race is ook van belang voor zowel de ontwikkelaars als de gebruikers van chatbots: op welke ecosystemen haak je aan? 

Sinds de introductie van de computer zijn we ingesteld op tekst-gebaseerde interactie met die apparaten. Het meeste werk doen we nog steeds met een toetsenbord en een beeldscherm. Fans van spraaktechnologie blijven er op wijzen op dat spraak, ook bij systemen, de meest natuurlijke vorm van interactie is. Het herkennen van spraak is voor systemen inderdaad geen enkel probleem meer. Maar het verwerken van spraak, zodat een systeem de juiste dingen gaat doen, is nog altijd een uitdaging: begrip van context blijft een bottleneck. Met de opkomst van machine learning worden op dit vlak de eerste stappen gezet en dat leidt tot ‘slimmere’ toepassingen. Daardoor is spraakbesturing bezig met een stevige opmars, met name in China en in Angelsaksische landen.

De chatbot is een domme bureaucraat

Er is ook veel aandacht voor de opkomst van chatbots in Nederland. De meeste chatbots komen echter niet verder dan een vooraf geprogrammeerd vraag- en antwoordspel: als ze al goed bruikbaar zijn, heeft dat betrekking op een specifieke taak. Het probleem is dat die taak niet altijd vooraf duidelijk is. Een consument zal zo’n chatbot met duidelijke verwachtingen gebruiken (ik wil dat mijn probleem wordt opgelost) en als die niet worden ingelost, is de kans op frustratie groot. Bij virtuele assistenten speelt die concrete verwachting een minder grote rol: daar zijn de verwachtingen nauwelijks vooraf ingekaderd en zal de gebruiker doorlopend zoeken naar nieuwe gebruiksmogelijkheden. Door dat exploratieve karakter lijkt de opbouw van een relatie met een virtuele assistent het meest op hoe we menselijke relaties opbouwen: stap voor stap leer je elkaar kennen. De chatbot lijkt vanuit dit perspectief het meest op een bureaucraat die niet vanuit de klant denkt en doet. De best presterende virtuele assistent maakt echter kans om onze nieuwe huisgenoot te worden.

Wie wordt onze nieuwe huisgenoot?

Die rol als nieuwe huisgenoot is interessant voor de leverancier van de virtuele assistent. Interacties leiden tot een nieuwe datastroom, tot een mogelijkheid om informatie te verstrekken (en dus ook gekleurde informatie, zodat beslissingen kunnen worden beïnvloed) en tot het faciliteren van transacties. Kortom, spraakbesturing brengt consumenten naar een platform waar vragen en antwoorden tot allerlei soorten business kunnen leiden. Twee jaar geleden stelde Wired nog dat spraak het platform van de toekomst is en dat Alexa deze slag zal winnen. Het is de vraag of de voorsprong van Amazon op dit moment groot genoeg is.

De strijd lijkt vooral te gaan om Siri, Alexa en Google Home Assistant. Er zijn nog meer initiatieven, maar die lijken op dit moment weinig kansrijk. Microsoft kiest naar alle waarschijnlijkheid voor integratie met Alexa in plaats van het verder ontwikkelen van de eigen assistent Cortana, die niet beschikt over eigen hardware en ook nog niet in het Nederlands beschikbaar is. Samsung heeft tegelijk met de introductie van het S8-toestel een intelligent hulpje gelanceerd (Bixby), dat ook overweg kan met beeldherkenning. Bixby heeft een eigen aan/uit-knop die niet iedereen weet te waarderen. En tot slot is er nog Amelia, de bot van IPsoft, maar zij wordt overwegend ingezet in maatwerkoplossingen voor specifieke opdrachtgevers.

Van het drietal Siri, Alexa en Google is Alexa de enige die nog geen Nederlands begrijpt. Siri was weliswaar de eerste Nederlandstalige virtuele assistent en op ieder Apple device aanwezig, maar alleen met je stem te activeren als het apparaat aan een oplader ligt. Sinds juni is Siri ook aanspreekbaar via de eigen hardware, de HomePod. En sinds oktober begrijpt ook Google Home Assistant de Nederlandse taal.

Siri, Google en Alexa: vrienden onder elkaar

De drie lijken zich in ieder geval behoorlijk bewust van hun onderlinge aanwezigheid. Sterker nog, vraag aan Google Home Assistant iets over Alexa, Siri of Cortana (de virtuele assistent van Microsoft) en er komen gevatte antwoorden. Google Home over Cortana: “Cortana is slim en grappig en ik weet dat ze in Seatlle woont. Het is daar erg mooi.” Vraag of Google Home Assistant contact kan leggen met Alexa: “Die kan je wel om een boodschapje sturen”. Ook Alexa is gevat: ze kent zowel Siri als Google Home, maar “only by reputation”. Siri lijkt het meest contactgestoord. Op de vraag “Ken jij Cortana?” is het antwoord: “Oké, dit heb ik op het web gevonden over ‘Ken jij Cortana’”, gevolgd door een overzicht van websites op je scherm.

Platforms: kwestie van koppelen en aanhaken

Terug naar de platforms. De potentie van de virtuele assistenten wordt (naast de taal, voor Nederland niet vanzelfsprekend) primair bepaald door de koppelingen met aanvullende diensten.
De koppelingen met aanvullende diensten zijn er in twee soorten: configureerbare koppelingen met functies en services die de gebruiker zelf tot stand brengt (denk aan smart home functies zoals Philips Hue of services zoals Spotify) en standaard aanwezige koppelingen die op de achtergrond gemaakt zijn door de leverancier van de assistent (zoals Alexa met Amazon, of Google met de zoekmachine). Deze standaardkoppelingen kunnen betrekking hebben op relaties met externe partijen en op specifieke datasets. Soms ontbreken ogenschijnlijk vanzelfsprekend koppelingen (de assistenten vertellen je niet wat je geboortedatum is of je woonplaats als je ernaar vraagt) terwijl ze bij bepaalde vragen wel rekening houden met je locatie.

Een goed voorbeeld van de verschillen: “Wanneer is mijn verjaardag” leidt bij Alexa tot “currently this agenda query is not supported”, bij Google tot “ik kan voor je zingen als je me dat vraagt” en bij Siri tot “Dit heb ik op het web gevonden over ‘verjaardag’.”

Een tweede voorbeeld: de vraag aan Google “vertel eens iets” leidt tot de presentatie van willekeurige wetenswaardigheden (zoals: het eerste homohuwelijk werd in Nederland gesloten); “vertel eens iets over Mozart” levert echter geen reactie op. Omdat mijn Home Assistant gekoppeld is aan Spotify, levert het woord “Mozart” wel op dat er (zonder dat te vragen) een symfonie wordt afgespeeld. En het laatste voorbeeld: wanneer je aan Google Home vraagt ‘wat voor geluid maakt een hond’, kondigt Google aan “zo klinkt een hond” waarna geblaf klinkt. Alexa reageert niet op de vraag, maar laat wel het geluid van een blaffende hond horen. Siri is nog steeds tot niets anders in staat dan het presenteren van een webpagina.

Drie verschillende ontwikkelpaden

Maakt de virtuele assistent die het best presteert op het vlak van deze ogenschijnlijk vanzelfsprekende achtergrondkoppelingen de beste kansen? Hoe intelligenter die koppelingen, hoe meer dat toevoegt aan (basale) herkenning van de context. Hoe belangrijk die koppelingen zijn is duidelijk geworden door Siri. Hoewel met veel bombarie geïntroduceerd in 2011 (en pas in 2015 voor Nederlands), blijkt Siri tot op de dag van vandaag nog steeds primair neer te komen op een spraakgestuurde zoekmachine. Daarnaast kwam Apple pas deze zomer op de markt met de HomePod, die met een prijs van 349 dollar aanzienlijk duurder is dan de hardware van de andere assistenten en die meer bedoeld lijkt als ‘speaker’ dan als ‘slimme speaker’ – Siri is zoals gezegd nog relatief dom en biedt een zeer beperkt ecosysteem van services en functies.

virtuele assistent

Ook Cortana van Microsoft heeft op alle fronten nog flinke inhaalslagen te maken. Naar verluidt wordt door Microsoft wel geïnvesteerd in spraaktechnologie en in een eigen slimme speaker. Ook is Cortana beschikbaar gemaakt voor iOS, maar het ontbreekt aan een uitgebreid ecosysteem zoals bij Apple (met iTunes en een zeer uitgebreide app store). Microsoft beschikt evenmin over een zee aan data (zoals Google met de zoekmachine) of over een koppeling met een online retailer zoals bij Alexa. Alexa daarentegen is in eerste instantie als open ecosysteem gepresenteerd: iedere developer kan skills toevoegen. Daarnaast stelt Amazon de spraakbesturingstechnologie beschikbaar aan andere producenten van bijvoorbeeld huishoudelijke en industriële apparatuur of auto’s. En uiteraard is Alexa gekoppeld aan Amazon, een van de grootste webwinkels ter wereld.

virtuele assistent

De beste assistent komt zelf met suggesties

Zijn die voordelen voldoende om van Alexa het dominante platform te maken? Dat is de vraag, want het ontsluiten en herkennen van de skills die Alexa in huis heeft (tot nu toe duizenden) is nog een uitdaging. Alexa wijst de gebruiker niet uit zichzelf op nieuwe skills of services. Hoe kom je erachter dat je assistent goed kan samenwerken met je bank-app? Wanneer is je assistent in staat om proactief een voorstel aan je doen om een financieel probleem voor je oplossen – bijvoorbeeld je huishoudrekening aanvullen vanuit je spaarrekening? Dit hangt ook af van het vermogen van assistenten om een langere dialoog te voeren en uit die dialoog bijvoorbeeld nieuwe behoeften te destilleren, zodat de assistent zelf – dus in een dialoog met de gebruiker – met suggesties kan komen: gebruik deze skills eens, of zal ik een koppeling maken met deze dienst? Precies dit is waar zowel Amazon als de bedrijven die op het platform willen aanhaken, mee aan de slag moeten.

Ecosysteem met naadloze integraties

virtuele assistentOok Google werkt aan het opbouwen van een ecosysteem. Daarbij lijkt extra aandacht uit te gaan naar de gebruiker van de assistent door de integratie van chatbots. Met het commando ‘hey google, ik wil met KLM praten’ wordt de conversatie die je met Google Home Assistant voert, overgenomen door Blue Bot. Blue Bot is de virtuele assistent van KLM die je kan helpen bij het boeken van een reis en het inpakken van je koffer. Vertel Blue Bot waar je naar toegaat (New York) en de assistent vertelt je onder meer dat je een visum nodig hebt. Maar als je wil weten hoe je dat visum kunt krijgen, wordt het stil. Ook is Blue Bot niet in staat die vraag weer ‘terug te geven’ aan Google Home Assistant, waarvan je zou verwachten dat die wel een advies heeft. En tot slot klinkt de stem van Blue Bot een stuk ‘mechanischer’ dan Google Home Assistant. Blijkbaar heeft KLM gekozen voor verouderde natural speech generator-software.

virtuele assistent
click to play video
Een soepele conversatie

Op vergelijkbare wijze kan de Google Home Assistant je in contact brengen met de bot van bol.com of de bot van Albert Heijn (‘Appie’): ‘Hey Google, ik wil graag praten met…’. Bij Appie kan je wel bestellingen op je lijstje toevoegen, maar nog niet shoppen zoals Amazon via Alexa. De bot van bol.com ‘kent de catalogus nog niet uit het hoofd’. Dat zal vast niet lang meer duren, de hardware van Google is in ieder geval al wel verkrijgbaar bij Albert Heijn.

Kortom, ontwikkelaars van chatbots (én hun klanten) doen er goed aan, na te denken over de vraag met welke ecosysteem zij gaan koppelen. Het lijkt er op dat zowel Apple als Microsoft last hebben van hun eigen besturingssysteem, terwijl Google en Amazon op dit vlak ‘agnostisch’ zijn. Daarnaast is van belang op welke manier ontwikkelaars aanhaken op een ecosysteem: via skills en services of via de meer intuïtieve handover waarbij de gesproken dialoog van de ene naar de andere bot wordt ‘overgedragen’ zoals bij KLM? Want vermoedelijk gaat ook in de spraakbesturing de kwaliteit van de customer journey van grote invloed zijn op het succes van chatbots en virtuele assistenten. En last nut not least levert aanhaken op een spraakgestuurd platform weer nieuwe vraagstukken op voor bedrijven: wat gaan ze regelen op het vlak van privacy en security?

Wie kijkt mee met uw autoritje?

Data makes the world go round – dat moeten ze bij ANWB ook bedacht hebben. De vier miljoen leden (de grootste vereniging van Nederland) waaronder een groot aantal autobezitters zijn in potentie een enorme bron van data. Datadriven businessmodellen zijn dus interessant voor ANWB. Dat betekent wel dat je vat moet krijgen op het gedrag van de individuele klant: zijn doen en laten, bewegingen, aankopen en andere interacties. Online retail biedt daartoe alle kansen – een klant die in een fysieke winkel komt, kan anoniem blijven – en daarnaast bieden mobiele apps veel mogelijkheden om interactie aan te gaan. Een ‘connected’ verzekeringsproduct is interessant: je verzamelt data terwijl je als verzekeraar meekijkt met de bestuurder. 

Connected car: interessant voor verzekeraars

Ook de nieuwste app van ANWB bevindt zich op de smartphone, maar heeft een interessant ‘hulpmiddel’. Bij de kort geleden nieuw verizon-delphigeïntroduceerde verzekering ‘veilig rijden’ krijgt de verzekerde een ‘stick’ die op de OBD-poort van iedere moderne auto kan worden aangesloten. Dat apparaatje verzamelt gegevens over rijgedrag en op basis van algoritmen wordt vervolgens een rijstijl-score berekend die de basis vormt voor de premiehoogte. Via de bijbehorende app krijgt de verzekerde inzicht in (en tips voor) het rijgedrag.

ANWB is niet de eerste partij die met een dergelijke ‘connected car verzekering’ komt. In Nederland heeft Kroodle, een startup van Aegon, het ook al geprobeerd. Ook in België is begin dit jaar een pilot gestart door Corona Direct, een online verzekeraar. En wanneer je op het internet zoekt, blijkt dat er al tientallen serviceproviders zijn die voor particulieren en bedrijven de infrastructuur leveren om gebruik te maken van data die de auto genereert.

Ook ANWB heeft de veilig rijden verzekering niet helemaal zelf bedacht: er wordt samengewerkt met het Britse Ingenie, waarmee ANWB een vijfjarige licentieovereenkomst heeft gesloten na een pilotperiode met 1000 proefkonijnen. Ingenie levert de hardware, de analytics en algoritmen, ANWB-dochter Unigarant zorgt voor het verzekeringsgedeelte.

Hoe werkt de Ingenie-stick?

Verzekerden krijgen een dongel die op de OBD-poort van de auto wordt aangesloten. De rijstijl bepaalt ANWB aan de hand van vier verzekeringsproductonderdelen: de rijsnelheid, de manier van optrekken en remmen en de wijze waarop bochten worden genomen. De rijstijl wordt herleidt tot een korting (of malus) op de premie; ook het tijdstip waarop je rijdt is mede bepalend voor de premiehoogte. Om gerichte feedback te kunnen geven op het onderdeel snelheid, moet de snelheidslimiet bekend zijn van de weg waarop de verzekerde rijdt. Daarom zit er ook een GPS-module in de dongel die de locatiegegevens levert. Daarnaast zal er ook een accelerometer in de dongel aanwezig moeten zijn – nodig om versnelling te kunnen waarnemen. Of met alle hardware en software veilig rijden kan worden gemonitord is de vraag; een noodstop maken voor een plotseling overstekend kind lijkt me noodzakelijk, maar veilig is het niet.

Een tweede smartphone in je auto

De data die de ANWB-stick verzamelt, blijven eigendom van de verzekerde, aldus ANWB. Je kunt zelf je gegevens inzien, maar de locatiegegevens (wie wanneer waar rijdt) zijn niet zichtbaar in het persoonlijke account van de app. De dongel die ANWB gebruikt is in feite een smartphone zonder camera en gespreksfunctie. De meeste automobilisten hebben al een smartphone aan boord en die geeft zeer frequent de GPS-informatie door aan de zendmasten in de omgeving. Met deze informatie laadt Google onder andere zijn dynamische verkeersinformatie in Google Maps. Telecomproviders beschikken ook over deze geo-informatie. De smartphone stelt ook gemeenten en bedrijven in grote steden in staat om je doorlopend te volgen. Citytraffic is één van de bedrijven die burgers via hun smartphone volgt. Het bedrijf werkt samen met dertig gemeenten, waaronder Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. De verzamelde data wordt verkocht aan onder andere gemeenten en winkels, aldus RTL Z, zonder dat burgers hiervan op de hoogte zijn. Dat gebrek aan transparantie speelt ook bij de nieuwe verzekering van ANWB.

Een beetje transparant bestaat niet

ANWB is bij dit verzekeringsproduct niet volledig transparant in de wijze waarop data worden verzameld en welke data worden verzameld. ANWB is er helder over: data worden niet met derden gedeeld – tenzij er een vermoeden is voor fraude of een poging tot fraude, of wanneer ANWB via een gerechtelijk bevel worden gevraagd de gegevens beschikbaar te stellen aan politie of justitie. Ook de gangbare bewaartermijn van data (7 jaar voor verzekeraars) roept vragen op. “Wij kunnen afwijken van het bovenstaande op het moment dat er zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan. Hierbij kun je denken aan een auto-ongeluk, diefstal, vermoeden van fraude of een juridisch onderzoek.” Je kunt wel een verzoek doen om de gegevens te verwijderen, maar aangezien de gegevens niet op jouw persoonlijke apparaat, maar in de Microsoft cloud staan, heb je hier geen zicht op. In het privacy statement wordt gesteld: “Buitenlandse inlichtingendiensten mogen volgens de wet in de gegevens in de database inzien.” Een beetje transparant bestaat niet, iets wat ook Sander Klous, hoogleraar big data aan de Universiteit van Amsterdam en tevens werkzaam bij KPMG, in een artikel in NRC Handelsblad benadrukt.

Welke technologie wordt gebruikt?

Verder is ANWB niet transparant over de gebruikte technologie. Uit de voorwaarden kan je opmaken dat ANWB weet of de dongel wel of niet is aangesloten. Kroodle ontdekte dat rijders in het weekend (dan is het autorijden verzekeringstechnisch gezien duurder) de dongel loskoppelden. ANWB vermeldt echter niet dat de stick ook een GPS-module bevat die locatiegegevens van de auto doorgeeft. Technologiepartner Ingenie geeft op de eigen website wel informatie over de gebruikte technologie in de black box: “The ingenie box is a self-contained unit the size of a smartphone that includes a:

  • GPS unit which captures when and where the car is driven
  • high frequency motion sensor which captures how the car is driven
  • SIM card which is used to transmit the data
Privacy: van individu naar object

iphone6-scoreDe connected car roept uiteraard privacy-vragen op, maar in het geval van de connected car ontstaat een nieuw probleem. Privacy is een individueel en persoonsgebonden fenomeen, zo benadrukt ook Danny Mekic, die het nieuwe ANWB-product betitelt als “Big Brother Verzekering” (in een artikel dat op 21 juni in het AD verscheen). Met de connected car wordt privacy enerzijds overgeheveld naar de auto en anderzijds naar derden. Of in de woorden van ANWB: “Iedereen die ermee rijdt, bepaalt de rijstijl. U bent zelf verantwoordelijk om andere bestuurders van uw auto hierover te vertellen. Let op: rijd iemand anders roekeloos met uw auto? Dan heeft dat gevolgen voor uw rijscore.” Autodelen, bijvoorbeeld via Snappcar, wordt zo lastig. Een tweede rijder, bijvoorbeeld je partner, kan in de app zien hoe je rijdt en andersom. Vervang partner door werkgever en leg dan nog maar eens uit dat je zo hard optrok omdat je op tijd bij je baas moest zijn. Privacy koppelen aan individueel gedrag is prima, maar in het geval van de connected car is het gekoppeld aan een voorwerp waarvan meerdere mensen gebruik kunnen maken.

Ook de distributie van data over een gehele keten (de auto, ANWB, Unigarant, Ingenie, Microsoft) roept vragen op. De balans is zoek: alle ruwe data gaan naar verschillende partijen, maar de gebruiker heeft alleen een beperkt dashboard. Ook ANWB kan gebruik maken van de data die haar dochter Unigarant verzamelt.

Data is geld waard

Helaas is het niet zo dat je direct de vruchten kunt plukken van je nieuwe rijstijl. Uit de algemene voorwaarden blijkt dat je begint bij een standaardkorting; na een periode van drie maanden bepaalt de rijscore je werkelijke korting. Dat kan er toe leiden dat je premie niet verandert, of dat je premie terug krijgt of moet bijbetalen. Een korting kan dus ook negatief zijn. Ben je, als je opzegt, nog welkom bij de gewone verzekering van Unigarant? Je rijscore kan er ook toe leiden dat je verzekering wordt opgezegd. Begrijpelijk vanuit het perspectief van een aanbieder van een ‘datadriven’ verzekering, maar in deze constructie is het de autorijder die in ruil voor data mogelijk korting krijgt zonder dat precies duidelijk is hoe de onderliggende mechanismen werken. Het is een groot verschil of je tandenborstel communiceert met je ziektekostenverzekeraar over poetsgedrag of dat je een uitgebreide en gevoelige dataset afstaat voor een korting op je autoverzekering.

Danny Mekic stelt in zijn artikel dat ANWB enkele jaren geleden nog tegen rekeningrijden en de kilometerheffing was, omdat dat de privacy van de automobilist in gevaar zou brengen. “Maar nu zijn ze getransformeerd tot een wolf in schaapskleren die het ‘datagraaien’ op een hele sympathieke manier weet te verkopen: wie kan nou tegen de ‘ANWB Veilig Rijden Autoverzekering’ zijn, zoals ze hun orwelliaanse verzekering hebben gedoopt?”

Consument in control over persoonlijke data

De consument hoeft natuurlijk niet te kiezen voor korting in ruil voor data. Een gewone autoverzekering werkt ook op basis van ‘goed gedrag’, namelijk de no-claim korting. Het is echter de vraag wanneer deze variant door verzekeraars wordt ingeruild voor het datadriven model.

Wil je toch profiteren van de data die je auto produceert, dan zijn er allerlei standalone oplossingen die de auto laten communiceren met je telefoon, tablet of laptop, waarbij je vanaf dat apparaat zelf kiezen wat je met de data doet. Dat is ook het vertrekpunt van een concept als Schluss. Privacy begint bij persoonlijke controle over welke data je deelt.

Gemeente Amsterdam: smart city?

Amsterdam is innovatiestad van Europa 2016. Die prijs is uitgereikt voor het innovatie-ecosysteem. Maar wat is een stad die zélf innoveert? Leidt dat tot een ‘smart city’? En waar begin je dan: bij het oplossen van bestaande problemen of met experimenteren? Ger Baron, chief technology officer (CTO) van de stad Amsterdam: “Er is een kennisachterstand als het gaat om technologie.”

“Gemeente Amsterdam heeft een CTO ingehuurd met twee doelstellingen: hoe kan de stad zicht houden op en gebruik maken van alle technologische ontwikkelingen; daarnaast heeft technologie als verschijnsel ook impact op de stad; hoe kan de stad proactief omgaan met ontwikkelingen, denk aan drones of robotisering. Het grootste deel van de aandacht van het team gaat uit naar feitelijke vraagstukken oplossen met nieuwe technologie.”

Google als concurrent van de overheid? 

Ger Baron (l)“Organisaties zijn gebaseerd op de principes van de tweede industriële revolutie: centralisatie en standaardisatie. In de digitale revolutie ontstaan niet alleen nieuwe diensten en producten, maar gaan organisaties en zelfs sectoren op de schop, kijk naar energiebedrijven. Transformatie vindt overal plaats, dus ook bij de gemeente.” Ook de gemeente heeft sterk met deze disruptie te maken, aldus Baron: “We worden nog niet weggeconcurreerd, maar Google investeert in z’n labs met het idee dat ze beter overheid kunnen spelen dan de overheid zelf. En goed voorbeeld hiervan is het bedrijf Sidewalk Labs. Verkeersmanagement was een overheidstaak, maar TomTom en Google vullen op dat vlak een deel van de gemeentelijke taken in.”
Innovatie heeft ook een sociale component. Soms is sociale innovatie zelfs een voorwaarde om technologische innovaties goed te laten slagen. Van wie is de stad en hoe functioneert de besturing van de stad-als-organisatie eigenlijk? Baron: “In het digitale tijdperk verdwijnt bijvoorbeeld geleidelijk het verschil tussen centrale en decentrale overheid. Het leidt ook tot de vraag wat een overheid zelf nog moet doen. Waarom kan ik een bedrijf als Randstad niet mijn uitkering laten regelen?”

Schaarste als kader voor innovatie 

smart cityDe stad Amsterdam piept en kraakt – schaarste is een van de meest belangrijke problemen, iets wat je terugziet in een zwaarbelaste openbare ruimte. Het afval wordt bijvoorbeeld opgehaald volgens vaststaande rijschema’s; volle containers en zwerfafval kan je online melden, maar het hele systeem is niet real time, niet vraaggestuurd en niet zelf-lerend. Zijn dit de prioriteiten van een smart city?
“Met innovatie kan je die problemen te lijf gaan en de kwaliteit van de stad verbeteren. Gebiedsontwikkeling was voorheen een kwestie van grond verkopen, bebouwen en zorgen dat er mensen wonen. Je kunt veel bereiken als je veel meer monitort met het doel doorlopend te verbeteren. Als het gaat om het afval: we hebben alle aanbieders van slimme technologie al langs gehad. Misschien is de oplossing niet ‘anders rijden’, maar grotere containers neerzetten op die plekken waar ze altijd vol zijn. Dat is behoorlijk voorspelbaar; het is de vraag of vraaggestuurd ophalen het meest slimme is. Je zult vermoedelijk een combinatie uitkomen van dynamische routes en variabele containers. Containers in Zuid, West en Nieuw-West hebben al sensoren, waarmee wordt geoefend. Bij de inzet van personeel moeten we rekening houden met de cao. Oplossingen zitten niet alleen in algoritmen. Een ander deel van de dagelijkse realiteit bestaat uit politiek, waar ook zaken als economische en sociale waarde meespelen. Ik krijg als CTO de ruimte om dit soort dilemma’s voor te leggen; de beslissingen worden uiteindelijk op politiek niveau genomen. Het wordt pas lastig als discussies over innovatie op basis van verkeerde informatie worden gevoerd – denk aan misverstanden over connectiviteit. Wat is LoRa, wat is glasvezel, wat is 4G of 5G? Er is een kennisachterstand als het gaat om technologie. Verder varieert het per bestuurder en per thema hoe hoog technologie op de agenda staat. De kijk op technologie verschilt per domein. De gemeente Amsterdam is een organisatie met ontzettend veel rollen: we kopen voor 800 miljoen euro per jaar aan zorg in, in het mobiliteitsdomein gaat 600 miljoen per jaar om. We zijn bestuurder op afstand van het Havenbedrijf dat ook iets met energie doet.”

Innovatie-competenties opbouwen

Kennis over innovatieprocessen en technologie is cruciaal. Baron heeft met zijn team daarom ook gewerkt aan de opbouw van drie competenties. “Op de eerste plaats zijn we aan de slag gegaan met de data-component. We hebben een data-lab opgezet waar data scientists aan het werk zijn. Op de tweede plaats hebben we ingezet op de ontwikkeling van methodieken. Wat kan je bereiken met lean, scrum of design thinking? Hiervoor hebben we verschillende gespecialiseerde teams samengesteld. Dat werkt beter dan even snel een pilot uitvoeren. Als derde punt hebben we de samenwerking onder de loep genomen – iets waar overheden slecht in zijn. We kunnen bijvoorbeeld veel verbeteren in aanbestedingen, bijvoorbeeld de leveranciersrelatie te veranderen van zuiver transactioneel – het plat inkopen van een dienst – naar relationeel – het samen realiseren van oplossingen.”
DSC00338Net als in oudere bedrijven heeft ook gemeente Amsterdam te maken met legacy – de last van verouderde systemen die niet zo maar vervangen kunnen worden – te groot, te duur, te complex. Die legacy kan innovatie, vernieuwing en wendbaarheid in de weg zitten en steeds meer organisatie die dit probleem ervaren kiezen er voor om innovaties buiten de organisatie op te zetten. “We voeren klassieke innovatieprojecten uit, denk aan de ontwikkeling van gepersonaliseerde gezondheidszorg. We hebben ook een categorie innovaties die direct gelinkt zijn aan problemen, bijvoorbeeld overlast in een uitgaansgebied. De derde is de radicale innovatie, waarbij we de kans krijgen en nemen om de gemeente opnieuw te ontwerpen. We doen dat onder meer op het vlak van dienstverlening en nog een aantal andere thema’s.” Daarbij grijpt Amsterdam terug op design thinking: terug redenerend vanuit business outcomes of verwachtingen van burgers naar een ontwerp. De gemeente subsidieert nu wasmachines voor minima, maar misschien moet je wel inzetten op de behoefte aan schone kleding en kan je dat oplossen met een gedeelde machine, aldus Baron.

Slimme stad = transparant bestuur

Wanneer de processen in de slimme stad data-driven worden, wordt ook het functioneren van het bestuur transparanter. Zijn ambtenaren bang voor de slimme stad? “Ik zelf ben daar niet bang voor. Tot nu toe bezit de overheid een informatievoorsprong. Nu wordt dat omgedraaid, burgers weten beter wat de overheid doet. Dat is onontkoombaar. Er is op dit moment een gezond wantrouwen tegen de overheid, juist door dat gebrek aan transparantie. Boston maakte tijdens een periode van grote sneeuwoverlast aan klagende burgers inzichtelijk hoe de beperkte capaciteit aan sneeuwschuivers werd ingezet. Dat zorgt voor veel begrip. Maar transparantie vraagt soms ook om duiding – denk aan het naast elkaar leggen van begrotingen van steden en de politieke keuzes die worden gemaakt over het takenpakket van een stad.”
In hoeverre is Amsterdam al een slimme stad? Er is nog een lange weg te gaan, aldus Baron. Ook de stad verkeert, net als vrijwel iedere andere organisatie, in een digitale transformatie: zowel de stad – burgers, omgeving – als het bestuur. “Je kunt het zien als een reis. We weten nog niet wat de goede oplossingen zijn, we zijn nog niet data-driven of volledig connected. Onze straatlantaarns schrijven we in vijftien jaar af, dus die kan je niet zo maar even vervangen door ‘slimme palen’. Bij het inkopen van diensten en producten zijn we wel vooruitgegaan: we kijken daar in termen van oplossingen en we denken beter na over het verkrijgen van feedback uit de stad over processen. Maar zeker is dat er de komende jaren een hoop gaat veranderen.”

Lees ook: 'Van wie is de slimme stad?'

De innovatieparadox bij de overheid

philips p2000 systeem uit 1981Consumenten omarmen innovaties steeds gemakkelijker en sneller. Zodra ze veranderen in burgers, lopen ze echter tegen de gevestigde orde aan. De overheid is weliswaar gek op innovatie, maar innovatie moet niet te veel impact hebben op de overheid zelf.

Innovatie begint met creativiteit: het op een nieuwe of andere manier omgaan met vragen; het bestaande los laten, de buitenwereld naar binnen halen. Vaak spelen toeval en experimenten (proberen en falen) een grote rol. Innovatie kan pas slagen als de omstandigheden passend zijn. Soms duurt het jaren voordat een goed idee ook werkelijk impact kan hebben; soms stellen bedrijven dat ze niet kunnen innoveren omdat de overheid niet meewerkt. Een goed voorbeeld daarvan is Uber, dat klaagde over verouderde wet- en regelgeving. Soms ontbreekt het aan kapitaal, waardoor kansrijke innovaties niet van de grond komen. En soms zorgt dat zelfde kapitaal er voor dat een innovatie veilig op de plank komt te liggen – bijvoorbeeld om de bestaande markt te beschermen. Dat laatste, het beschermen van de status quo, is een interessante tegenstander van innovatie. Want innovatie heeft alles te maken met anders denken en doen.

Niet de private sector, maar ‘de staat’ is de echte motor achter vernieuwende technologieën, stelt Mariana Mazzucato in haar boek De ondernemende staat. Volgens Mazzucato is de overheid niet afwachtend, laat staan belemmerend als het gaat om innovatie. Vindingen als GPS, microprocessors en draadloze technologie zijn ontwikkeld in laboratoria en wetenschappelijke instituten die zijn opgericht en gefinancierd door de Amerikaanse overheid, aldus Mazzucato. Ze stelt ook dat 75 procent van de innovatieve medicijnen in de VS afkomstig van laboratoria die zijn gefinancierd door het Amerikaanse National Institute of Health, dat tussen 1976 en 2010 624 miljard euro in de farma- en biotechsector heeft geïnvesteerd. Dat lijkt veel, maar die periode van 34 jaar komt neer op ruim 18 miljard euro per jaar; de belangrijkste Amerikaanse farmaceuten bij elkaar zijn goed voor circa 50 miljard dollar per jaar.

Mazzucato vindt dat de betekenis van de overheid als aanjager wordt miskend en dat er te veel waarde wordt gehecht aan de rol van venture capitalists. Die verschijnen pas op het toneel als de allergrootste risico’s zijn genomen, waardoor investeerders en bedrijven het risico van innovaties afwentelen op de belastingbetaler.

Misschien heeft ze gelijk en is de overheid een prima aanjager – echter, tot op zekere hoogte. Mazzucato gaat namelijk voorbij aan een belangrijke eigenschap van de overheid: die wil best geld uitgeven om de wereld te veranderen, maar is niet primair van plan om zelf te veranderen. De overheid kan prima ruimte bieden voor experimenten, bijvoorbeeld met beschikbare middelen – dus binnen het bestaande budget – of door het beschikbaar stellen van extra budget. Maar wat als innovaties het functioneren van de overheid zelf raken?

Is de overheid de aangewezen partij om veranderingen (innovaties, transformaties, migraties) door te voeren? Ja, maar tot op beperkte hoogte. Dat blijkt uit de snelheid waarmee de overheid de eigen processen moderniseert. Wordt de transformatie richting digitale overheid gehinderd door complexiteit, door rammelende IT of door weerstanden bij mensen? Jos Maessen, directeur dienstverlening Amsterdam, wijst in een interview over de digitale transformatie die de gemeente doormaakt op het verschil tussen ‘beschreven processen’ en de ‘werkelijke processen’. Mensen houden zich niet aan afspraken over het standaardiseren van taken en creëren olifantenpaadjes, zo is het argument. De uitvoerende diensten van Amsterdam (kolommen of silo’s) moeten wennen aan het nieuwe matrixmodel, waarin ze moeten samenwerken met bijvoorbeeld klantcontact-afdelingen (balies en callcenters die horizontaal over alle diensten heen opereren). Het is maar een voorbeeld, maar het maakt wel iets duidelijk: bij vernieuwing zijn het, naast IT en processen, vooral mensen die moeten veranderen. En dus gaat het langzamer, veel langzamer.

actiekaart MRAAmsterdam heeft wel ambities: de regio wil graag bij de top 3 van stedelijke regio’s van Europa horen. De zestig pagina’s tellende ruimtelijk-economische Actie-agenda 2016-2020 van de Metropoolregio Amsterdam (MRA)  staat vol met ronkende termen als wendbaarheid en innovatie. Maar als je kijkt naar de acties in die agenda, dan gaat het vooral om faciliteren en niet om zelf innoveren. Op het lijstje staan het aantrekken van kennis, het creëren van ruimte en gelegenheid en het laten aansluiten van onderwijs en arbeidsmarkt. Dat is minder praktisch dan het online ontsluiten van overheidsinformatie of het implementeren van selfservice voor burgers. Of het toevoegen van intelligentie aan mobiliteitsvraagstukken, zodat transporteurs hun capaciteit bundelen, afvalcontainers alleen worden geleegd als ze vol zijn en stoplichten op groen gaan als de verkeersstromen daarom vragen.

De vraag is tot op welke hoogte een stad als Amsterdam echt geïnteresseerd is in het inzetten van sensortechnologie, in big data en in analytics. Een slimme stad genereert informatie en inzichten, ook over je eigen functioneren. Niet al die inzichten kan je omzetten in geautomatiseerde DSC00731handelingen waarbij verder geen mens te pas komt. In tegendeel, in de meeste gevallen betekent het veranderende van processen dat mensen dingen anders moeten gaan doen, moeten stoppen of juist veel harder moeten werken. Innovatie heeft consequenties.

Daar staat tegenover: niet innoveren betekent bijvoorbeeld niet meten en dat maakt het gemakkelijker om niet in te grijpen, niet te handhaven en niet te veranderen. Denk aan de CO2-uitstoot van oude auto’s, touringcars en vrachtwagens, scooters en bootjes met tweetaktmotoren – waardoor de omvang van het probleem (en dus de urgentie) zichtbaar wordt en waardoor je wellicht impopulaire maatregelen zou moeten nemen. Of denk aan het aantal klachten ingediend door burgers, waardoor je eigen functioneren (bijvoorbeeld het gebrek aan vermogen om problemen structureel op te lossen) naar voren komt. Digitalisering maakt bijvoorbeeld ook doorlooptijden van complexe processen transparant voor bewoners. Tot voor kort bood alleen een onderzoek van de Rekenkamer dat inzicht, maar een digitale overheid geeft de burger een ‘real time view’. Later of langzamer innoveren en digitaliseren geeft je meer tijd om weerstanden te vermijden of de chaos te beteugelen. Of de verantwoordelijkheden door te geven aan je opvolgers.

Luchtvaart is sneller dan scheepvaart – vooral met innovatie

scheepvaartNegentig procent van al onze spullen wordt vervoerd per schip, zo beschreef Rose George twee jaar geleden in ‘Ninety percent of everything’, een boek dat een uniek inkijkje biedt in de moderne zeescheepvaart. Volgens George, die voor haar boek meevoer op het grootste containerschip ter wereld, is de scheepvaart lange tijd grotendeels aan ons zicht onttrokken. Grote havens maken zelden deel uit van de bewoonde wereld en zijn vaak moeilijk toegankelijk. Zo blijft ook buiten beeld wat zeeschepen uitstoten aan schadelijke stoffen.

Volgens een wetenschappelijk onderzoek in opdracht van het Europees Parlement zou de sector bij ongebreidelde groei in 2050 verantwoordelijk kunnen zijn voor 17 procent van de wereldwijde emissies. Toch is de internationale scheepvaart, net als de luchtvaart, uit het klimaatakkoord van Parijs (2015) verwijderd. Een van de argumenten was dat de International Maritime Organization (IMO) al met succes maatregelen heeft afgesproken om de CO2-uitstoot te verlagen. Door deze maatregelen zal naar verwachting de CO2-uitstoot per ton/kilometer met 50 procent in 2050 verminderd zijn. Dat wekt de indruk dat de scheepvaart ‘goed bezig is’.

Maar helaas, terwijl de luchtvaart de afgelopen jaren volop innoveerde, is de totale uitstoot van broeikasgassen door schepen sinds 1990 verdubbeld. Tot voor kort voeren schepen op topsnelheid van de ene naar de andere haven, met een enorme uitstoot als gevolg. Pas sinds de economische crisis zijn zeeschepen structureel langzamer gaan varen. Daarmee werd de overcapaciteit enigszins bestreden en een prettige bijkomstigheid was dat de brandstofkosten en de CO2-uitstoot werden verlaagd. Maar er is niet, zoals in de luchtvaart, sprake van een nieuwe generatie schepen of motoren.

Er zijn verschillende redenen voor het gebrek aan innovatie. Er heerst sinds 2008 malaise in zowel de container- als de bulkvaart. De Baltic Dry Index, een maat voor de vervoerstarieven in de scheepvaart, is vanaf 2008 gekelderd. Galen Hon, verbonden aan de Amerikaanse organisatie Carbon War Room, benadrukt dat de malaise in de scheepvaart invloed heeft op het innovatietempo. “Een van de problemen is de trage vernieuwingssnelheid van zeeschepen. Gezien de levensduur van schepen kan het tot 25 jaar duren voordat alle schepen die nu in de vaart zijn, vervangen zullen zijn.”

BDIY
Baltic Dry Index, laatste vijf jaar

Voor het probleem van oude vervuilende technologie bestaan ook andere oplossingen dan vervanging. Volgens een recent onderzoek van het IMO zou de bestaande vloot 40-60 procent efficiënter kunnen varen, mits er aanpassingen worden doorgevoerd zoals het gebruik van LNG als brandstof. Van de circa 90.000 zeeschepen die rondvaren op de wereldzeeën, zijn er nu circa 600 omgebouwd. Zij profiteren daarmee van kortingen op het zeehavengeld in een klein aantal wereldhavens. Je zou dus verwachten dat de scheepvaart sterker geneigd is in te zetten op efficiencyverbetering, maar dat is niet het geval. Zodra de schepen in de internationale wateren zijn beland, varen ze het grootste stuk van hun route op stookolie. De scheepvaart is de afgelopen jaren alleen maar in omvang gegroeid en er is een enorme buffer om in te spelen op veranderende marktomstandigheden. Plus: de scheepvaartsector betaalt geen belasting op brandstof. De kosten van de brandstof vormen de helft van de operationele kosten in de scheepvaart.

Nu de crisis heeft toegeslagen en er sprake is van overcapaciteit neemt ook de groei van het aantal schepen af: die is het laagste sinds tien jaar. Kortom, of het nu gaat om vervanging of aanpassing, in beide gevallen verloopt verduurzaming langzaam. Dat is ook te zien aan ESI-certificering van schepen, vijf jaar geleden in het leven geroepen door de International Association for Ports and Harbors (IAPH). Die index is een maat voor de milieuprestatie van schepen op het vlak van luchtverontreiniging (NOx en SOx) en CO2. Op dit moment hebben ruim 3.600 schepen een ESI-vermelding – vier procent van de wereldwijde vloot van 89.464 schepen. De belangrijkste innovaties in de scheepvaart blijven dan ook beperkt tot de logistieke keten op het land. Zo claimt de nieuwe terminal van APMT op Maasvlakte 2 dat men er CO2-neutraal werkt. Alle voertuigen en kranen zijn elektrisch aangedreven en er wordt groene stroom ingekocht. Maar de rest van de keten – het grootste deel – blijft ongewijzigd.

Wat is het verschil met de luchtvaart? Ook bij vliegmaatschappijen vormen de brandstofkosten een belangrijk deel van de operationele kosten: circa 30 procent. Net als de scheepvaart betaalt ook de luchtvaart geen belasting op brandstof. De luchtvaart kent wel al langere tijd een aanzienlijk scherpere concurrentie op prijs met marginale winsten. Er zijn de afgelopen tien jaar enorme veranderingen op de luchtvaart afgekomen, onder andere door globalisering (nieuwe luchthavens) en door de komst van prijsvechters.

De luchtvaartsector heeft echter een andere handicap waar de scheepvaart weinig last van heeft. Luchthavens bevinden zich altijd vlakbij de bewoonde wereld en vliegtuigen zijn hoorbaar en zichtbaar. Op Schiphol wordt daarom gewerkt met ‘geluidsruimte’: de maximale geluidsproductie die is toegestaan. Willen luchthaven en vliegmaatschappijen meer verdienen, dan moeten ze stillere vliegtuigen bouwen waar meer passagiers in passen. Bart Kuipers, de zeehavenexpert aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, onderschrijft dit: “Grosso modo kan je stellen dat de scheepvaart later is begonnen met innoveren dan de luchtvaart. In de luchtvaart wordt al jarenlang gewerkt met stille en zuiniger motoren en lichtere constructiematerialen.”

Velen betreuren dat zowel luchtvaart als scheepvaart niet zijn opgenomen in het klimaatakkoord. De Europese reders, verenigd in de ECSA, betreuren dit zelf ook en roepen op om wereldwijd via de Internationale Maritieme Organisatie (de IMO) samen te werken om de CO2-uitstoot te verminderen. Dat kan alleen met internationale afspraken en de kans dat die tot stand komen is kleiner als er geen klimaatverdrag op de achtergrond staat. Zo lang het aan financiële prikkels ontbreekt, de voordelen te zichtbaar, en de nadelen te onzichtbaar zijn, zal er vermoedelijk niet veel gebeuren in de scheepvaart. Tot die tijd is het nuttig een blik te werpen op Sea Blind – de documentaire van Bernice Notenboom die kort geleden in première ging.

Shipping from space, uit documentaire SeaBlind van Bernice Notenboom

Slibt Amsterdam dicht?

Drukte in Amsterdam: nu de grens lijkt bereikt, komt er meer ruimte voor voetgangers en fietsers. De auto wordt geleidelijk uit de stad geweerd, als het mobiliteitsplan van Amsterdam wordt uitgerold. 

cropped-DSC_2331.jpgEen stad waar alleen Airbnb-gasten verblijven, waar fietsers dagelijks in de file staan, waar alle schoenwinkels verdwenen zijn en waar je ’s avonds alleen nog Nutella-wafels kunt eten. Kortom, een pretpark met uitdagingen op het vlak van mobiliteit. Bewoners van Amsterdam klagen over toenemende drukte en zelfs trambestuurders zeggen dat ze niet meer normaal door het stadscentrum heen komen. Ook Pieter Litjens, wethouder Verkeer, Vervoer en Organisatie, erkent dat Amsterdam aanzienlijk drukker is geworden. “Dat gaat niet alleen over toeristen, maar ook over fietsers. Het college beseft dat ruimte schaars is en discussieert al enige tijd over hoe om te gaan met de drukte. Als we niet oppassen, lopen we tegen de grens aan van wat Amsterdam en de Amsterdammers kunnen hebben.”

Walther Ploos van AmstelOp sommige plekken, zoals de populaire wijk De Pijp word je als voetganger verbannen naar de straat, omdat het trottoir vol staat met fietsen of met bergen vuilniszakken. Een beetje Amsterdammer mijdt op zaterdag het gebied tussen centraal station en de Stadhouderskade. Maar ook door de week zijn veel fietspaden ’s ochtends en ’s avonds overbelast. Walther Ploos van Amstel, lector City Logistics aan de Hogeschool van Amsterdam, noemt het diplomatiek een groeiende onbalans tussen beschikbare en gevraagde ruimte. “De verkeersstromen die de stad ingaan, nemen toe en worden steeds fijnmaziger. Zestig procent van de winkels bestaat uit fashion winkels; die wisselen in een jaar tijd vaker hun collectie. Ook horecaondernemers en consumenten doen zaken met steeds meer verschillende leveranciers. Het leidt tot meer busjes in de stad.”

Amsterdammers klagen graag over stinkende vrachtwagens of drommen toeristen. De grootste drukte komt echter niet van vrachtverkeer, maar van het personenvervoer: openbaar vervoer, particuliere auto’s, taxi’s, fietsen. En pas sinds kort blijkt uit metingen dat een groot deel van de automobilisten niet uit het centrum komt en daar ook niet hoeft te zijn: doorgaand verkeer dus. De feiten laten zien dat op veel plaatsen de beschikbare ruimte voor voetgangers, fietsers en auto’s precies tegenovergesteld is van de belasting van de ruimte door die groepen. Bij gemeente Amsterdam was tot voor kort niet bekend dat er twee maal zo veel voetgangersbewegingen als fietsers in de stad zijn. Ploos van Amstel: “Kijk naar het Damrak op een willekeurige zaterdag: de rijbaan, de trambaan en het fietspad zijn leeg, het trottoir is overvol. In de weekenden is het een verschrikking om in bepaalde gebieden boodschappen te doen. Op andere plekken en momenten rijden er 42 verschillende afvalinzamelaars door de stad!”

Een vieze, volle en stinkende stad is het gevolg. Ploos van Amstel: “De luchtkwaliteit en de bereikbaarheid nemen af, de geluidsbelasting en de onaantrekkelijkheid van de stad nemen toe. Door aanhoudende trillingen veroorzaakt door zwaar vrachtverkeer loopt de oude binnenstad schade op aan gebouwen, wegen en bruggen.” De problemen en de protesten zijn nu doorgedrongen tot in de Stopera: zelfs wethouder Kajsa Ollongren (onder meer economische zaken) constateert dat er grenzen aan de groei zitten. GroenLinks wierp een balletje op: als het te druk wordt, sluiten we de binnenstad af voor autoverkeer.

horusfotografie mobiliteitMaar wethouder Litjens is geen voorstander van domweg afsluiten van wegen: oplossingen moeten ‘slim’ zijn. Litjens heeft een mobiliteitsplan opgesteld met meer dan vijftig maatregelen. De Metropoolregio Amsterdam trekt 10 miljoen euro uit om het verkeer beter te laten doorstromen met behulp van nieuwe technologie, want: “verkeer dat stil staat, vergroot de problemen. Amsterdam gaat bijvoorbeeld samenwerken met leveranciers van navigatiesoftware zoals TomTom en Google, zodat het gedrag van automobilisten verandert. Busjes moeten niet meer de helft van de tijd leeg rondrijden.” Dat betekent dat er overslagcentra aan de rand van de stad komen en dat de laatste distributiekilometers de stad in “fijnmazig en emissieloos” moeten worden.

De stad komt er niet met alleen ‘slimme’ oplossingen. Verschillende groepen zullen hun gedrag moeten aanpassen. Zo moet ook de heilige koe er aan geloven. In het plan van Litjens is het straks niet meer vanzelfsprekend dat je overal met de auto kunt komen. Of dat je die overal kunt parkeren. Een tweede accent in het plan van Litjens, waar de gemeenteraad nog wel akkoord mee moet gaan, is het vergroten van de ruimte in de stad. “Bijvoorbeeld door parkeerplaatsen te creëren in ondergrondse parkeergarages. Zo kunnen we twintig voetbalvelden aan ruimte scheppen.”

Volgens Litjens moeten de eerste positieve effecten van veranderd gedrag zichtbaar worden in de tweede helft van 2016. Ook bedrijven moeten hun gedrag aanpassen. Ploos van Amstel: “De horeca laat zich gedurende de gehele dag bevoorraden, omdat ondernemers in de straat allemaal eigen openingstijden hanteren. Bedrijven, maar ook overheden, doen zaken met honderden of duizenden leveranciers, maar stellen zelf geen eisen aan het bundelen van die transporten. Er zijn ook wettelijke beperkingen. Professionele transporteurs mogen samenwerken, maar bedrijven met eigen vervoer mogen niet elkaars spullen vervoeren.” Meer aansturen op samenwerken dus, en waar nodig de regels aanpassen, dat zou helpen. “Een ondernemer kan nergens online zijn vracht aanbieden, terwijl de hele dag 7.000 vrachtwagens en 25.000 busjes door de stad rijden. Dat netwerk is onzichtbaar. Morgen of overmorgen staat er een bedrijf op dat de booking.com wordt van vrachtvervoer. In Hongkong rijden al bijna 20.000 bestelbusjes rond van GoGoVan, een peer-slimme stadto-peer platform voor vrachtvervoer. Het ontbreekt op dit moment aan intelligentie: de meeste ondergrondse afvalcontainers die worden geleegd, zijn maar halfvol, terwijl de afvalinzamelaars vaste rondjes rijden.”

Amsterdam komt er niet mee weg door alleen te kijken naar de drukte van vandaag, zegt Ploos van Amstel. “Over tien jaar hebben we 250.000 senioren in Amsterdam, ouder dan 55 jaar. Een kwart daarvan is minder mobiel. We verwachten dat deze mensen zelfstandig blijven wonen. Hoe krijgen die mensen hun boodschappen straks thuis? Als we het niet slimmer organiseren, loopt die logistiek straks muurvast. Er is voldoende innovatie mogelijk, maar investeringen worden pas haalbaar als beleid consistent wordt. In het verleden was het beleid vaak nog ondergeschikt aan de bestuurstermijn van wethouders.”

Wethouder Pieter Litjens is een van de sprekers op 'De Mobiele Stad #3: Drukte in beweging' (3 februari 2016, Pakhuis de Zwijger, Amsterdam).

‘Neue Kombinationen’ met de Apple Car

apple car 2Apple maakt een auto, maar het bedrijf had ook een bank kunnen beginnen – geld genoeg in kas. In Silicon Valley begint business tegenwoordig bij data. Apple weet via iOS al waar de meeste gebruikers zich vertoeven. Weten waar iemand is, zegt behoorlijk wat over de voorkeuren – de grote vraag is dan ook wat de verdere bedoelingen zijn van de Apple Car. Is het een opstapje naar de energiemarkt – zoals Tesla wellicht uit is op een deel van de markt van decentrale opwekking – of gaat het toch om het uitbreiden van het iOS-ecosysteem?

Innovatie wordt ook wel gezien als het maken van ‘Neue Kombinationen’. Soms gebeurt dat door het samenvoegen van technologieën (camera + streaming + spraakherkenning + zoekmachine: Google Glass); soms door markten (Uber gaat behalve mensen ook goederen verplaatsen, maar is eigenlijk uit op data); soms door de consument tot het middelpunt van het verdienmodel te maken (AirBNB is de grootste hotelketen ter wereld, maar investeert niet zelf in mensen of assets zoals hotelkamers). Nieuwe combinaties ontstaan ook als bedrijven onverwachte, nieuwe activiteiten gaan opstarten – bijvoorbeeld supermarktketen Jumbo begint een bank.

Het wordt vast een bijzonder vervoermiddel, die Apple Car, maar het zal toch aanmerkelijk meer moeten worden dan alleen een (elektrisch aangedreven) vervoermiddel. Het project draagt de naam Titan en zou volgens analisten al meer dan 1800 medewerkers omvatten: meer dan bij de ontwikkeling van de iPhone betrokken waren. Het zou logisch zijn als de Apple Car de opmaat is voor een nieuwe vorm van mobiliteit: denk aan een combinatie van de zelfrijdende auto en gedeeld gebruik. Dat bij hardware het bezit niet langer het de enige denkrichting is, heeft Apple al laten zien bij het recente gelanceerde lease-model voor de iPhone. De partij die er als eerste in slaagt om mobiliteit opnieuw uit te vinden (het belangrijkste daarbij is: een verdienmodel, maar met zeer lage kosten voor de gebruiker) is spekkoper. Voor het heruitvinden van mobiliteit is nog alle tijd: de lancering van de Apple Car staat gepland voor 2019.

apple car 3De auto van de toekomst gaat over elektrisch rijden, connectiviteit, data en kunstmatige intelligentie. Het is de uitdaging van zowel Apple als Google om zo diep mogelijk in ons leven door te dringen. Google heeft een werkend advertentiemodel gekoppeld aan de meest gebruikte zoekmachine (of andersom) en kan ons ook onderweg helpen met Google Maps. Apple bezit (of bezat) vooral het vermogen om bijzondere hardware te ontwikkelen. Beide giganten hebben een ecosysteem opgetuigd dat nog lang niet compleet is: de auto lijkt een laatste bastion. Wellicht is Apple op zoek naar nog een extra ‘interface’. Het bedrijf heeft bijna alle vormen van hardware onder controle: de smartphone, de laptop, de desktop, de televisie en de tablet volgde alleen de wearable. Allemaal bedoeld voor op kantoor, thuis of onderweg.

De auto-industrie lijkt innovatief, maar in de kern is er sinds de eerste auto niet veel veranderd aan zowel product als productiemethoden. De automotive-sector is relatief kwetsbaar voor disruptie. Er wordt bovendien volop gestoeid met digitalisering en datavraagstukken; er is technologisch al veel meer mogelijk dan de grote autofabrikanten nu van de lopende band laten rollen. Naast mobiliteit – mensen hebben nu eenmaal de neiging zich doorlopend te verplaatsen – zijn er nog twee andere gebieden waar zowel Apple als Google nog niet zo sterk in zijn: de gezondheidszorg en de financiële sector. Voor het buiten spel zetten van banken is veel cash nodig en een hoop vertrouwen. Voor een revolutie in de gezondheidszorg moet je opboksen tegen een sector die uitmunt in gebrek aan veranderbereidheid. Niet vreemd dus dat zowel Google als Apple de meest kwetsbare dinosaurussen als eerste aanpakken.

Zelfsturende auto: het vliegtuig als leerschool

zelfsturendZelfsturende auto’s (soms ook zelfrijdende auto’s genoemd, hetgeen aardig in de richting van een pleonasme komt) worden ook in Nederland de weg op gestuurd. De Nederlandse overheid heeft de RDW de bevoegdheid gegeven om ontheffingen te verlenen voor het uitvoeren van experimenten.

Begin februari 2015 reed het allereerste konvooi van autonoom rijdende voertuigen in Nederland over een stukje A28. Er werd geëxperimenteerd met vrachtauto’s, die elektronisch aan elkaar gekoppeld waren. De voorste vrachtwagen fungeerde als leider; de rest volgde – ook wel platooning genoemd. Het toekomstbeeld is dat chauffeurs in de volgende vrachtauto’s hun handen vrij hebben om bijvoorbeeld hun administratie bij te werken, te lezen of iets anders te doen, aldus RDW. Remt de eerste vrachtauto in de platoon af, dan remmen alle vrachtauto’s real-time met dezelfde dosering af. De chauffeur heeft echter altijd de controle over zijn eigen wagen. Of het doen van administratie hierbij past, is de vraag; volgens RDW kan de chauffeur altijd het systeem overrulen en beslissen om een konvooi te verlaten en zelfstandig te gaan rijden.

Dit concept, in een treintje rijden of platooning, is een eerste stap op weg naar autonome voertuigen. Voertuig-tot-voertuig (of V2V) communicatie is een van de voorwaarden om te komen tot zelfsturende auto’s: zij moeten naast de infrastructuur en andere weggebruikers ook elkaar herkennen. Het is niet ondenkbaar dat platooning ook de eerste stap in de richting van autonome personenauto’s zal zijn – adaptive cruise control en andere innovaties zijn al ontwikkeld.

Platooning roept vragen op over de rol, competenties en verantwoordelijkheden van de voertuigbestuurder. Het CBR stelt dat ook in zelfsturende auto’s minimaal dezelfde vaardigheden als bij ‘gewone’ auto’s van belang blijven: “Vaardigheden als voertuigbediening, waarneming en participatie kunnen nooit helemaal verdwijnen”. Daarnaast geeft het CBR aan dat bestuurders moeten leren omgaan met uitvallende systemen; research- en developmentmanager René Claesen van het CBR maakt terecht de vergelijking met de luchtvaart.

Heeft het CBR voldoende besef van de snelheid van de ontwikkelingen? “… al worden auto’s in de toekomst automatisch bestuurd, het zal nog vele tientallen jaren duren voordat overheden toestaan dat dit gebeurt zonder dat er iemand met een geldig rijbewijs in het voertuig aanwezig is.” Ook Schultz verwacht binnen 20 jaar zelfrijdende auto’s op de Nederlandse wegen, maar de industrie heeft daar aanzienlijk kortere termijnen bij in gedachten.

vliegtuigAutomatisering in vliegtuigen is vele malen verder ontwikkeld dan die in auto’s. Er zijn meer communicatielijnen (tot nu toe twee ‘bestuurders’, luchtverkeersleiding, feedback van veel verschillende systemen), er is uitgebreide technische redundantie aan boord, en er zijn vaste, gecontroleerde vliegroutes, waarbij toestellen gevolgd worden. Moderne toestellen worden tijdens het gebruik bovendien real time gemonitord vanaf de grond met behulp van Airplane Health Management (AHM). Anti collision systemen voor de luchtvaart dateren al uit de jaren zeventig; maar pas nu worden dit soort onderdelen van de luchtvaarttechnologie overgenomen door autofabrikanten.

In de luchtvaart is bovendien veel expertise opgebouwd op het vlak van interactie tussen geautomatiseerde systemen en de gebruiker van die systemen. Die automatisering houdt echter niet op bij de perfectionering van de autopilot; er wordt hard gewerkt aan het geleidelijk overbodig maken van de cockpit crew. Interesse voor onbemande luchtvaart is verklaarbaar: de totale personeelskosten van een vliegmaatschappij vormen 20 procent van de totale kosten; piloten van gevestigde luchtvaartmaatschappijen kennen nog steeds riante primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden.

Volgens onderzoeker Mary Cummings (voormalig luchtmachtpiloot) van Humans and Autonomy Lab at Duke University kunnen vliegtuigen al volledig zelfstandig vliegen; een piloot is gemiddeld zo’n 3 minuten bezig met ‘fly the plane’. Volgens NYT is dat bij de gemiddelde Boeing 777 piloot zeven minuten; bij Airbus piloten is dat de helft.

opleidingHet is niet alleen de vliegtuigtechnologie die sterk is ontwikkeld. De interactie met die technologie door de piloot – ofwel: het juiste gebruik van techniek – is een belangrijk onderdeel van de vliegopleiding. 80 procent van de crashes wordt veroorzaakt door menselijke fouten, waarbij de piloot contraproductief omgaat met de technologie. Bij problemen tijdens een vlucht geldt niet voor niets op de eerste plaats: fly the airplane.

MIT voegt daar aan toe dat het niet zo zeer de technologie is die het vliegen met onbemande toestellen in de weg staat. Voor de technische veiligheid is ook sociale controle noodzakelijk: er is toezicht nodig zodat de gewichtsverdeling van de stoelbezetting in orde blijft en de vlucht moet ongestoord kunnen verlopen. Zelfs Google stelt dat er personeel aan boord van een vliegtuig moet blijven. Google heeft in januari 2014 een eerste vlucht uitgevoerd met een geheel gemodificeerde MD11: met passagiers, maar zonder piloot aan boord. Tijdens de vlucht van San Francisco International Airport naar Los Angeles International Airport werd het toestel vanaf de grond begeleid en gecontroleerd.

luchthavenTerug naar de zelfsturende auto. Wanneer zelfsturende auto’s steeds meer op het huidige vliegtuig gaan lijken, worden ze wellicht slimmer, maar ook complexer. Het is de vraag of er in de zelfsturende auto voldoende tijd overblijft om te handelen als systemen niet of niet goed functioneren. Ten opzichte van vliegtuigen zijn de snelheden van auto’s weliswaar lager, maar ook de onderlinge afstanden zijn veel kleiner. Er is dus weinig tijd voor de bestuurder om uitvallende geautomatiseerde systemen te corrigeren. Er is vooralsnog niet een model voorzien waarbij een externe partij ingrijpt wanneer een voertuig vreemd gedrag gaat vertonen; iets wat al wel technisch mogelijk is in de luchtvaart.

Daarbij speelt de ‘paradox van de automatisering’ mee: bij een toenemende automatisering wordt menselijk ingrijpen steeds crucialer, wanneer de denkende machine toch de fout in gaat. Omgekeerd kan een mens echter ook verkeerd reageren op een geautomatiseerd systeem, waardoor het geautomatiseerde systeem beslist tot een compenserende reactie, wat vervolgens weer kan leiden tot opnieuw een verkeerd menselijk ingrijpen. Denk aan een auto die bij een dreigend ongeval zelf beslist dat gas geven de beste optie is, terwijl de bestuurder (die te laat ingrijpt op basis van andere waarnemingen) juist op de rem trapt. Het resultaat kan zijn dat de auto nog meer gas geeft, de remfunctie uitschakelt of juist de macht overgeeft aan de bestuurder, die ondertussen de waarschuwingen van zijn auto moet combineren met hetgeen op hem afkomt.

De (semi-)autonoom rijdende auto vraagt dus om andere en nieuwe competenties van de bestuurder. Helaas is de veiligheidsattitude van veel automobilisten op dit moment omgekeerd evenredig is met de hoeveelheid technologie in de auto: met ABS, airbags en 5 NCAP-sterren kan je meer risico’s nemen en sneller rijden. De smartphone en navigatiesystemen (de grootste informatiebronnen in de auto) leveren eerder afleiding op dan concentratie, maar cruise-control schakelt zichzelf niet uit wanneer je op hoge snelheid een file nadert. De doorsnee technologiegebruiker is bovendien naïef en vertrouwt bij het gebruik van complexe technologie volledig op hardware, software en de partijen uit de digitale keten.

In de naamgeving van de automobiel ligt besloten dat het gaat om een verbeterde versie van zijn voorganger, het paard. Maar de auto is nog behoorlijk dom en houdt weinig rekening met omstandigheden, laat staan met het gedrag van zijn gebruiker.

Zelfsturende auto: 2017 of 2030?

Scheelt het veel tijd als je auto zichzelf kan inparkeren? Dat hangt van je rijvaardigheid af. Scheelt het veel tijd als je auto zelfstandig een beschikbare parkeerplaats vindt? In drukke steden met parkeerproblemen is het wellicht een oplossing. Wat gebeurt er echter als reistijd definitief verandert in werktijd? Wat is de economische impact van de driverless car? Voorlopig nog beperkt: de zelfsturende auto is nog lang niet slim genoeg.

Volgens het nieuwste rapport van McKinsey is de economische impact van de ‘driverless car’ op ons leven enorm. De verwachting is dat tussen 2025 en 2030 de eerste, grote groep van early adopters zal ‘overstappen’ en het stuur uit handen geeft. Tien jaar later zal de zelfsturende auto naar verwachting breed geaccepteerd zijn.

parkerenDe analisten komen met opmerkelijke nieuwe inzichten rondom de autonome auto. Zo zijn zelfsturende auto’s in staat om passagiers (die tijdens de rit werken) af te zetten en zichzelf daarna te parkeren; omdat op de parkeerplaats geen ruimte nodig is om de portieren te openen, scheelt dit alleen al in de VS meer dan 5 miljard vierkante meters aan ruimte. Zelfsturende auto’s reageren en beslissen sneller dan menselijke bestuurders, waarmee (in de VS) 190 miljard dollar op jaarbasis aan ongevalskosten kan worden bespaard. Daar staat tegenover dat in de Amerikaanse autoverzekeringsmarkt ieder jaar 200 miljard dollar omgaat – een verdienmodel dat op de helling komt te staan.

Andere Amerikaanse bronnen wijzen op de besparing op brandstofkosten (zelfsturende auto’s rijden slimmer), het wegvallen van boetes voor snelheidsovertredingen, en het uiteindelijk kunnen afschaffen van verkeerslichten (al wordt met dat laatste onder meer voorbij gegaan aan niet-zelfsturende voertuigen). Morgan Stanley schat voor de Amerikaanse economie de totale waarde in op 1,3 biljoen dollar; een groot deel daarvan komt voort uit een toegenomen productiviteit.

Zitten de consultants van McKinsey op het juiste spoor? Zelfs Uber, dat in eerste instantie voet aan de grond wil krijgen in de chauffeursbusiness, anticipeert al op de zelfsturende auto. Het bedrijf ontwikkelt samen Carnegie Mellon University (CMU) in Pittsburgh het zogenaamde Uber Advanced Technologies Center, waarvoor inmiddels vacatures voor zijn opengesteld op het vlak van robotica, machine learning, verkeerssimulatie, voertuigtesten en software- en hardware-ontwikkeling.

zelfrijdende autoIedereen weet dat Google met zelfsturende auto’s experimenteert in California en Nevada. Het bedrijf wil in 2017 de Google car gereed voor verkoop hebben. Nissan claimt dat zijn zelfsturende auto klaar zal zijn in 2020. Ford doet er iets langer over en verwacht dat het nog zo’n vijftien jaar duurt voordat zijn zelfsturende auto beschikbaar is, al onderkent Ford dat met name de cameratechnologie en algoritmen, nodig om de auto waarnemings- en denkvermogen te geven, zich sneller ontwikkelen dan verwacht. Volvo wil autobezitters in 2017 kennis laten maken met zelfsturende wagens. En zo heeft ieder automerk wel een roadmap voor een eigen autonoom modelletje. 2020 is volgens veel autofabrikanten een beslissend jaar.

Tesla-oprichter Elon Musk, de personificatie van het concept disruptieve innovatie, gelooft echter dat het allemaal sneller kan. De Tesla’s die nu rondrijden – meer dan 60.000 wereldwijd – ontvangen al regelmatig softwareupdates waarmee nieuwe functionaliteit wordt toegevoegd aan bestaande modellen. Musk voorziet dat er dit jaar nog updates zullen uitgaan die Tesla’s Model S in staat stelt delen van de autorit zelfstandig af te leggen: handsfree, aangeduid als autopilot.

Niet onverstandig dus van de Amerikaanse National Highway Traffic Safety Administration om al vast een classificatiesysteem voor zelfsturende auto’s te ontwikkelen. Daarmee speelt de toezichthouder in op een markt waarin steeds meer functies van auto’s worden geautomatiseerd. De classificatie loopt van 0 (geen enkele automatisering) tot 4 (waarbij de passagier alleen de bestemming opgeeft en de auto vervolgens volledig autonoom functioneert). Daarbij maakt het voor de NHTSA bij categorie 4 niet uit of er uiteindelijk wel of niet iemand in de auto zit. De Google car valt momenteel nog onder categorie 3, waarbij de bestuurder beschikbaar is voor aanvullende controle over het voertuig.

Voordat we de controle volledig uit handen kunnen geven, zijn er nog wel wat obstakels te overwinnen. Volgens onderzoek van University of Michigan Transportation Research Institute zal naar schatting zo’n 6 tot 10 procent van de Amerikaanse automobilisten in de driverless car last krijgen van wagenziekte – veroorzaakt door conflicten tussen evenwichtsorgaan en visuele waarneming, het onvermogen om te kunnen anticiperen en gebrek aan controle over bewegingsrichting. De onderzoekers voorspellen dat – net als bij virtual reality – het effect van deze factoren versterkt aanwezig zal zijn wanneer je in een zelfsturende auto zit.

bordbewAls Google zijn deadline van 2017 wil halen, dan moet het bedrijf nog veel verbeteren aan de zelfsturende auto. Er is nog een hele waslijst aan situaties en omstandigheden waar de Google-auto nog niet mee om kan gaan. De belangrijkste daarvan is het 100% detecteren van andere weggebruikers zoals voetgangers of politieagenten die een stopteken geven. Daarnaast is de Google car nog niet getest in slechte weersomstandigheden met regen of sneeuw. Ook wegen die nog niet uitputtend in kaart zijn gebracht door Google zelf, vormen nog een uitdaging, net als onbekende wegwerkzaamheden, gaten in de weg en rondwaaiend afval. Ook de interactie met andere, niet-zelfdenkende voertuigen blijft een probleem: ze communiceren niet met hun omgeving en vertonen onvoorspelbaar gedrag. Volstrekte voorspelbaarheid (ofwel: betrouwbaarheid) geldt overigens ook voor de mobiele connectiviteit van iedere zelfsturende auto. Het autonome wagenpark zal enorme hoeveelheden dataverkeer gaan genereren. Grote IT-bedrijven zijn al bezig met de realisatie van enorme datacenters, specifiek voor de connected car.

De mate van acceptatie van zelfsturende auto’s (consumenten zijn nu nog overwegend sceptisch) zal toenemen als meerdere autofabrikanten te zijner tijd hun eigen modellen en technologie uitbrengen en een goede vergelijking mogelijk wordt. Dat betekent ook dat autofabrikanten zullen moeten omschakelen van hardware- naar software fabrikant. Enkele jaren geleden was een BMW of Mercedes-Benz uit het hogere segment al een computer op wielen, maar met Google als belangrijkste concurrent zullen autofabrikanten zich moeten voorbereiden op een marktpositie in de ICT-sector.