Google Glass – evil eye?

20130822_133952Is Google evil? De missie van het bedrijf geeft aanleiding tot die gedachte: “Google’s mission is to organize the world’s information and make it universally accessible and useful”. Dat betekent niet dat Google ook eigenaar moet zijn van alle informatie ter wereld. Maar het bedrijf zet wel telkens nieuwe stappen in die richting.

Het internet zorgt er voor dat wetgeving op het gebied van zowel auteursrecht als privacy al jarenlang in de voegen kraakt. Het web maakt opslag, kopiëren en hergebruik van creatieve producten erg gemakkelijk. De mobiel speelt bij een groot deel van ons gedrag een nadrukkelijke rol: we zijn de hele dag online (tijd en locatie), communiceren intensief met anderen en zoeken doorlopend naar informatie. Steeds meer technologieën haken hier succesvol op aan: behavioral targetting (adverteerders achtervolgen je op allerlei websites op basis van je zoek- en surfhistorie), deep packet inspection (telecom providers analyseren je dataverkeer) en predictive analytics (op basis van waarneembare veranderingen in betaalgedrag voorspelt je bank wanneer je in financiële problemen gaat komen). Ook Google weet al lange tijd waar we naar zoeken en waarover wij e-mailen.

Met de lancering van Google Glass komen privacy en auteursrecht opnieuw bij elkaar. De interactieve en connected bril van Google geeft de zoekmachinegigant de mogelijkheid te zien wat wij zien. Tijdens de introductie van de bril werd hierover gespeculeerd, maar sinds 13 augustus weten we het zeker: Google kan niet alleen meekijken maar heeft de technologie hiervoor ook gepatenteerd. Het stadium dat wij absoluut zeker zijn dat wij die functionaliteit  kunnen uitschakelen, zijn we ruimschoots voorbij.

Google heeft een octrooi aangevraagd en gekregen op de technologie die het mogelijk maakt dat het bedrijf ziet waar dragers van een Google Glass naar kijken. Google beschikt daardoor realtime over het beeld van wat de brildrager ziet en data over in welke richting hij of zij kijkt. Het opent de mogelijkheid dat adverteerders aan Google gaan betalen per ‘blik’ in plaats van per ‘click’.

De Googlebril stelt de drager in staat anoniem te registreren wat er gebeurt – zonder dat anderen zien dat registratie plaatsvindt. Met een eenvoudig spraakcommando kan je de bril een foto of video-opname laten maken. Materiaal dat op de juiste tijd en plaats wordt gemaakt en verspreid, heeft waarde – dat blijkt al uit actuele persfotografie of TV-crews die met hun neus bovenop rampverschijnselen zitten. Meestal zijn zij goed herkenbaar en hanteren ze bepaalde gedragscodes. Dat ligt anders wanneer burgers alles gaan registreren wat los en vast zit. Niet omdat er iets gebeurt, maar gewoon omdat het kan en je nooit weet waar het goed voor is – iets dat ook van toepassing is op de dashboard-cams die in Rusland een ware rage zijn. Of aan het lang geleden geïntroduceerde CCTV-netwerk in London (dat uiteindelijk weinig bijdroeg aan de bestrijding van criminaliteit doordat beelden te slecht van kwaliteit bleken).

Wanneer een nieuwe technologie toegepast kan worden, wordt deze vroeger of later ook toegepast – geheel los van de vraag of het noodzakelijk is en of het ethisch verantwoord is. Vaak wordt een antwoord op die laatste vraag bij nieuwe technologie gezocht; omgekeerd – dus: wat zijn de absolute grenzen van wat we nog willen accepteren – wordt die discussie zelden nog gevoerd.

Naast het privacyvraagstuk zorgt de Google bril ook voor een nieuw auteursrechtenvraagstuk. Van wie is het beeld dat de Google bril registreert? De kracht van de Google bril zit straks in zowel de data (content) als de metadata – de gegevens die van data informatie maken. Google Glass is dus veel meer dan een bril om door heen te kijken: het ding produceert vooral data. Niet alleen de beelden kunnen van grote waarde zijn (financieel; in het opzicht van privacy of een combinatie van die twee), ook de bijbehorende data (wie keek wanneer naar wat) worden onderdeel van een business model. Het verschil met het ‘gewone’ gebruik van de camera op ons mobieltje is dat we bij Google Glass niet zeker weten of Google meekijkt en iets vastlegt. Is afplakken van de lens  – een vorm van censuur – de beste remedie? Google Glass is een interessante innovatie – waarmee driftig geëxperimenteerd wordt.

Een ding is duidelijk, Google Glass sluit wonderwel aan op Google’s mission statement.


CRM voor gevorderden

contactcenterSoftware voor customer relationship management bestaat al jaren. Enkele decennia geleden werd het met dozen tegelijk verscheept en  geïmplementeerd, meestal als kant-en-klare pakketten. Integratie met klantcontactsoftware, financiële systemen en logistieke systemen was vaak problematisch, terwijl callcenters en customer service omgevingen in veel gevallen toch de plek vormden waar informatie over al die processen bij elkaar moest komen. Hoe kan je anders een klant helpen, wanneer je wel weet hoe hij heet, maar niet wat de status van zijn bestelling of betaling is? Er zijn aardig wat van deze miljoenenprojecten uitgevoerd – en vastgelopen: 70 procent van de CRM-implementaties is mislukt, zo is een veel gehoorde inschatting.

 

Toch blijven de voorspellingen over de omvang van de wereldwijde CRM-markt opmerkelijk. Volgens Gartner heeft die markt in 2017 nog steeds een omvang van zo’n 37 miljard dollar. Je zou verwachten dat bedrijven die afhankelijk zijn van klanten, de fase van hangmappen, Excel-sheets en sticky notes wel hebben doorgemaakt – of failliet zijn. Maar nee, Forrester beweert zelfs dat uit een onderzoek binnen een groep van 556 grote bedrijven blijkt dat slechts de helft een CRM-oplossing voor marketing, sales, of customer service heeft geïmplementeerd. Een kwart zou overwegen om binnen 12 en 24 maanden een CRM-oplossing aan te schaffen. De cijfers komen weliswaar uit 2011, maar gezien de crisis denk ik niet dat er in de tussentijd veel is veranderd. Belangrijkste conclusie: de CRM-markt is nog lang niet verzadigd.

 

In tegendeel. Waar de ene groep bedrijven blijkbaar nog moet beginnen met CRM, zullen de meer ervaren CRM-gebruikers zich moeten voorbereiden op fundamentele vernieuwing van hun CRM-platform. De bedrijven die ik de afgelopen maanden heb gesproken, hebben vrijwel allemaal te maken met een data-explosie. Dat komt niet alleen door dat ze actief aan de slag gaan met kanalen als Twitter en Facebook. Bedrijven en instellingen beginnen in te zien dat de inzet van Big Data nieuwe kansen biedt. En dat Big Data veel verder gaat dan alleen de gegevens die op dit moment binnen het bedrijf bestaan (zoals data over klanten en hun gedrag, producten, financiën en transacties).

 

Nieuwe data komen niet alleen uit social media, maar vooral uit ‘nieuwe’ en externe bronnen, waarbij nieuwe en intelligente toepassingen ontstaan door combinaties van verschillende soorten informatie. Een voorbeeld. In de automotive sector heeft men op basis van verschillende soorten data inmiddels een goed inzicht in welke plaats een bepaalde occasion (merk, kleur, bouwjaar, uitrusting) tegen de hoogste prijs kan worden verkocht. Dat betekent: data analyseren en vervolgens de auto verplaatsen (of misschien wel exporteren). Dit is een recht-toe-recht-aan retail model; garagebedrijven kunnen straks inspelen op passerende automobilisten: “wij kunnen uw versleten remblokje vervangen”.

 

CRM-gebruikers zullen dus hun systemen moeten openzetten voor verschillende soorten externe data, al dan niet voorgekookt in een BI-tool. Een extra reden hiervoor is dat consumenten nu achter Facebook en Twitter aan rennen, maar dat over drie of vijf jaar wellicht een heel nieuw platform de toon zet. Bovendien staan er verschillende andere gegevensbronnen in de startblokken: denk aan het internet of things, mobiel betalen en locatie-gebonden diensten. Stuk voor stuk volkomen onontgonnen gebieden, die straks goed zijn voor vele petabytes aan data.

 

Ook al wordt de overgang van 3G naar 4G als weinig revolutionair gezien en ook al is connectiviteit een commodity, de infrastructuur wordt alleen maar beter. Dat maakt de kans groot dat we in de nabije toekomst vrijwel altijd en overal online zullen zijn. Al is het maar om er voor te zorgen dat al onze verschillende apparaten (tablet, laptop en smartphone en straks ook onze camera’s, horloges en sensoren) via de cloud gesynchroniseerd blijven. Always online, een goede bandbreedte en steeds meer apparaten die permanent gegevens gaan produceren en uitwisselen, dat is genoeg om een data explosie te creëren.

 

Een ding is de afgelopen paar jaar duidelijk geworden: succesvolle apps zijn data-gedreven. Succesvolle apps nemen waar of ‘meten’ (= data verzamelen), zijn in staat om gebruikers te bereiken en vervolgens waarde te creëren of toe te voegen. Het verdienmodel kan zitten in ‘de gebruiker aan het werk’ zoals bij Roamler, waarbij de baten worden verdeeld, maar ook in compleet nieuwe gegevensstromen. Daarbij zijn bestaande apps steeds vaker ook een inspiratiebron voor nieuwe apps. Wekelijks komen er voorbeelden bij. Denk aan platte toepassingen (http://www.thetileapp.com/) of aan local social discovery apps, die je helpen kiezen wat je met je vrije tijd kunt doen op basis van je gedragspatroon, je vrienden en je voorkeuren.

 

“Het internet der dingen levert bedrijven pas waarde op wanneer het netwerk integreert met de zogeheten systems of engagement, zoals crm-systemen of analysesystemen voor big data.” Aldus Forrester-analist Sarah Rotman Epps. Het duurt misschien nog even, maar alles wijst er op dat CRM en het internet of things straks in één huis moeten gaan wonen. Microsoft liet eind juni in ieder geval zien niet te gaan zitten afwachten.

Op weg naar het internet of cars

e-callIn de Verenigde Staten overlijden jaarlijks 30.000 personen als gevolg van verkeersongevallen. In de VS wordt daarom hard gewerkt aan slimme oplossingen en informatie – liever gezegd data waarmee software aan de slag kan – speelt daarbij de hoofdrol. Bekend voorbeeld is de Google Car, die als bewegend object ontworpen is om zelf in te spelen op de (veranderende) omgeving.
Als het gaat om auto’s en hun omgeving zijn er ook andere interacties mogelijk. Auto’s kunnen informatie aan elkaar afgeven. De belangrijkste data die de auto zelf produceert, hebben betrekking op positie, richting en snelheid. Op basis daarvan kunnen auto’s met elkaar interacteren. Een voorbeeld (nu nog eenrichtingsverkeer) is de adaptive cruise control, waarbij een auto zelf zijn snelheid verlaagt als de afstand tot een voorligger te klein wordt.
Daarnaast is interactie tussen de (statische) omgeving en het verkeer mogelijk: de omgeving kan data afgeven aan de auto en informatie opvragen aan de auto. Denk aan stoplichten, snelheidsbeperkingen langs de weg of tolpoorten.
Met ‘connected cars’ kunnen allerlei voordelen worden behaald. Ongelukken kunnen vaker worden vermeden, bij een ongeval (of bij pech) kan hulp sneller en effectiever worden ingeschakeld; mobiliteit kan slimmer worden georganiseerd met het oog op doorstroming van het verkeer. Dat laatste verkort reistijden en verlaagt de CO2-uitstoot.

 

In Ann Arbor (VS) is een grootschalig experiment uitgevoerd met 2.800 voertuigen (inclusief bussen, vrachtwagens en tweewielers). Kosten: 25 miljoen dollar, voor het grootste deel gefinancierd door het Amerikaanse Department of Transportation. Al deze voertuigen waren uitgerust met de 802.11p-versie van Wi-Fi, waarmee informatie uitgewisseld kon worden over een afstand van 300 meter. Het experiment was hoofdzakelijk bedoeld om het dataverkeer te testen. Enkele voertuigen werden voorzien van systemen zodat bestuurders mededelingen ontvingen, bijvoorbeeld over voertuigen die remmen, maar (nog) niet waarneembaar zijn. Het is niet zozeer de datatransmissie, als wel het intelligente gebruik van alle data wat de grootste uitdaging vormt, aldus de onderzoekers, die de mogelijkheden zelf ‘extreme powerful’ noemen. Ook het Department of Transportation claimt dat 80 procent van de verkeersongelukken positief te beïnvloeden moet zijn op basis van technologie.

 

Ondanks de ronkende berichten maakt men zich ook zorgen in de VS: over de haalbaarheid, de financiering en de aansprakelijkheid van dit soort plannen. Het toevoegen van nog meer technologie aan de fysieke infrastructuur en de auto leidt tot de vraag wie er – wanneer systemen uitvallen – allemaal aansprakelijk zijn naast de bestuurder zelf.
Het resultaat van al die beren op de weg is dat men in de VS vreest dat Europa een voorsprong opbouwt bij het ontwikkelen van intelligente toepassingen op mobiliteitsvlak. “The United States could well be overtaken by Europe in developing the technology. Similar standards are being developed there through a project called Car2Car, which is backed by carmakers who have already committed to introducing some form of vehicle-to-vehicle communication by 2018,” aldus Will Knight op 27 juli 2013 op TechnologyReview.com.

 

De zorgen van de Amerikanen zijn niet onterecht. Al in 2015 moeten in Europa alle nieuwe auto’s voorzien zijn van het eCall-systeem, waarbij de auto (binnen Europa) bij een verkeersongeval zelf 112 belt. De invoering van eCall zou in Europa jaarlijks 2500 verkeersdoden kunnen schelen. Voor Nederland wordt verwacht dat met eCall het aantal dodelijke verkeersslachtoffers met 15 kan worden verminderd. Achter de eCall-technologie gaat een samenwerkingsverband van NXP en IBM schuil. Het eCall-systeem geeft na een auto-ongeval informatie door aan de alarmcentrale, in vakjargon het PSAP (Public Safety Answering Point). De data die worden doorgegeven, gaan over de locatie, de auto en het aantal inzittenden. Voor de afhandeling van de eCalls zijn strenge eisen door de EU opgesteld, waaronder korte responstijden. Het eCall-systeem moet namelijk ook bijdragen aan een versnelde opstart van de hulpverlening, waardoor er in het zogenaamde ‘gouden uur’ meer kan worden bereikt.

 

eCall is geen nieuw idee, zowel overheden als de industrie zijn er al jaren mee bezig. Maar inmiddels zijn we de conceptfase ver voorbij. In 2010 werden al demonstraties gegeven met eCall-systemen in auto’s, en sinds 2011 worden er in negen Europese landen pilotprojecten uitgevoerd onder de naam HeERO. In Nederland zijn Rijkswaterstaat en het KLPD actief met een pilot. De Europese pilots lopen tot eind 2013. In 2014 moeten de meldkamerssystemen aangepast zijn voor het aannemen van eCalls.
De invoering van het systeem vereist dat de systemen van de meldkamers van het Korps Landelijke Politiediensten moeten worden aangepast. Net als in de VS roept het connected car-concept ook in Nederland vragen op. Welke systeem belt de noodhulpdienst: de mobiele telefoon of de auto? Wie gaat deze telefoontjes aannemen? Wat is de drempelwaarde voor het eCall systeem om in werking te treden? Vanuit de Nederlandse nooddiensten wordt de kritiek geuit dat een eCall systeem al in werking treedt wanneer een airbag wordt geactiveerd – bij een zachte aanrijding al het geval – en op deze manier te veel telefoonverkeer genereert richting de meldkamers. Daardoor zou de ‘echte’ noodoproepen in de verdrukking komen. Uit analyses blijkt echter dat bij 20.000 calls ongeveer een tiende deel gegenereerd wordt door airbags. Bovendien wordt het eCall systeem pas vanaf 2015 alleen in nieuwe auto’s verplicht gesteld, waardoor meldkamers te maken krijgen met een geleidelijke toename.

 

Aan de andere kant blijkt uit de analyses dat eCalls slechts in 15 procent van de meldingen betrekking hebben op echte noodsituaties. Dat laatste gegeven sluit aan bij een ander punt van kritiek: wat voegt eCall toe aan de bestaande systemen en procedures? Bij een ongeluk zijn er vrijwel altijd omstanders die massaal 112 bellen; het aantal verlaten bergweggetjes in ons land is minimaal.
Een laatste punt van kritiek komt uit de hoek van privacybeschermers. Het eCall-kastje – dat op basis van GPS-gegevens de locatie van de auto bijhoudt – lijkt sterk op de technologie die nodig was om rekeningrijden mogelijk te maken. De criticasters wijzen op een zogenaamde ‘function creep’, waarbij de technologie uiteindelijk heel andere doelen gaat dienen.

 

Die angst of verwachting ten aanzien van een ‘function creep’ is niet onterecht. Er komt meer data beschikbaar en de vraag is waar die data belandt en wat er mee wordt gedaan. Er liggen echter ook waardevolle innovaties in het vooruitzicht. De auto kan als nieuwe dataproducent veel intelligentie toevoegen aan ons tot nu toe tamelijk ‘domme’ systeem van mobiliteit, dat er voor zorgt dat we met z’n allen ‘s ochtends en ‘s avonds in de file staan. Of wachten voor verkeerslichten die voor niets op rood staan. Of een uur te laat komen op onze afspraak omdat er een vrachtwagen met pech langs de weg staat.

 

BMW Nederland is het eerste automerk ter wereld dat sinds maart 2013 standaard de Emergency Call (eCall) in nieuwe auto’s levert. De auto legt daartoe contact met een servicedienst van BMW, die daarna 112 inschakelt. Naast eCall introduceert het automerk ook BMW Teleservices, waarmee de auto zelf contact kan maken met de dealer voor het onderhoud. Bij een servicebeurt is de dealer vooraf dan al geïnformeerd over wat er moet gebeuren. Bij een storing kan de dealer op afstand zien wat er met de auto aan de hand is. De klant kan eventueel telefonisch worden geïnformeerd of geholpen worden.

 

Op 11 september 2013 wordt in Nederland de i-mobility challenge georganiseerd, waar demonstraties zullen worden gegeven op het gebied van mobiliteit, verdeeld over efficiency, samenwerking, intelligentie en veiligheid.


Webbased tandenpoetsen

Forrester-analist Sarah Rotman Epps relativeerde in haar presentatie tijdens het laatste Vint-congres de betekenis van het Internet der Dingen op dit moment. Ze ziet geen standaarden, geen verdienmodellen, geen grote spelers. Ze geeft aan dat we nu nog in de fase van voorbeelden zitten: “De Amerikaanse zorgverzekeraars Delta Dental en Humana laten medewerkers nu poetsen met tandenborstels die data over het poetsgedrag doorsturen. Of dit uiteindelijk betekenis krijgt voor polisvoorwaarden is nu nog niet te zeggen.” De tandenborstel van Beam communiceert via Bluetooth met een smartphone app en slaat zo gegevens op over de duur van alle poetsbeurten. In een latere fase zou de app ook moeten registreren hoe het gebit op verschillende plaatsen wordt gepoetst.

Verzekeraar Delta Dental meldt niet zo veel (vermoedelijk omdat het personeel nu nog guinee pig is), maar de tandenborstelproducent Beam is er in de FAQ’s duidelijk over: “You (control the data). The brushing data that you create is yours, to be used for personal oral health management, brushing goals, etc. Beam Tech backs up all of your data for security, convenience, and operations. If you want to share your data with your dental professional (which we highly recommend), it is you that initiates this function in the app. Your data will never be sold to anyone, unless we tell you and you authorize it first.”

uit de FAQ van Beam connected brush
uit de FAQ van de connected toothbrush van Beam

Zie hier een business model – voor die patiëntengroep die bereid is gegevens te delen, ontstaan allerlei nieuwe sales- en marketingmogelijkheden. Zowel aan de kant van leveranciers (reserveborstels?) als aan de kant van tandartsen en verzekeraars (kortingen op behandelingen, aanvullende verzekeringen) zijn er mogelijkheden. Daarvoor is geen enkele standaard vereist. Alleen een early adopter. Of de poetsindicator echt bruikbare informatie geeft over het poetsgedrag, is een andere vraag. De apps en statistieken voegen weinig toe aan twee minuten slordig poetsen.


Big Data – data created every minute

Data never sleeps. Every minute massive amounts of it are being generated from every phone, website and application across the Internet. Just how much data is being created and where does it come from? Published by Josh James, CEO of DOMO.

DatainOneMinute


Niets nieuws onder de zon

Accenture telt een flink rijtje bloggers. ‘Data geek’ Rene Meijers doet op zijn blogpagina een poging te betekenis van Big Data te duiden. Allereerst beschrijft hij het verschijnsel:

“In a relatively short time the concept of data is changing dramatically. Not just in volumes, which become bigger and bigger, but also in the number and type of sources this data is coming from. In todays world, most machines, tools, cars, websites, buildings etc.  store and even transmit data. And, to add to the complexity, this data is not by definition formatted in a way most of us are used to. In summary, we face higher volumes of data, coming from a higher number of sources both in a structured and unstructured way.”

Een eindje verderop vertaalt hij de betekenis van Big Data naar hoe data een rol spelen in zijn eigen leven. Eigenlijk draait hij het om: als het om data gaat, zit Meijers zelf aan het stuur. Het gaat dan om de data die zijn GPS-horloge produceert als hij aan het hardlopen is. Meijers dicht zichzelf vier rollen toe; dezelfde als in de periode toen Big Data als concept nog moest worden bedacht:

“- In my role as data owner I still decide which data I want to use to support my running.

– In my role as data sponsor, I have freed up the budget to buy the right watch, that captured the data that I, as data owner, needed to manage my running performance.

– In my role as data steward I have done a comparison between the different options offered by different watches and finally choose the one that best fitted my budget and requirements.

– And, as data steward I am still maintaining the data and determining the standards for the, for me, relevant parts of the data that are captured.

Based on this very simple example, I might conclude that, from a data governance viewpoint, Big Data is not bringing that much news.”

Afgaand op Meijers voorbeeld is er inderdaad geen nieuws. Maar hij komt niet voor niets met een simpel voorbeeld. Data-management is vanuit een technisch standpunt wellicht prima te organiseren. Toenemende complexiteit vraagt misschien om meer beheer, andere tools en om meer opslagcapaciteit en rekenkracht.

Het echte nieuws bij Big Data zit ‘m in de mate waarin mensen straks beslissingen gaan nemen over geautomatiseerde data-communicatie van objecten. Mensen moeten in de toekomst niet alleen hun eigen data managen, maar naast die enkele smartphone of tablet ook een groot aantal andere dataproducerende apparaten en voorwerpen – het gedrag van die voorwerpen inclusief hun output. De koelkast is straks niet alleen een gesloten object met een deur waardoor koude lucht naar buiten kan, maar ook een machine met een eigen datastroom die in de toekomst wellicht een relatie heeft met onze bankrekening. En wie bepaalt hoe en waarover onze auto communiceert met de dealer? De onderdelen – remblokken, een accu – communiceren in de toekomst zelf met het onderhoudsbedrijf. Met of zonder tussenkomst van de autobezitter?

Lees meer: http://www.accenture-blogpodium.nl/latest-post/big-data-what-news-does-it-bring/