Onbetrouwbare overheid obstakel voor digitale innovatie

De cloud wordt het ideale platform voor het internet of things (IoT). De cloud is snel op te tuigen en in te richten, is op afstand toegankelijk, maar locatieonafhankelijk, kan enorm snel worden opgeschaald en kost relatief weinig geld. Het vormt ook de ideale basis voor een wireless sensor netwerk (WNS): een netwerk van sensoren, die door hun lage energieverbruik autonoom functioneren en in staat zijn permanent data door te geven aan het web. Denk aan sensoren in onze directie omgeving: systemen voor het bepalen van de luchtkwaliteit, sensoren die het klimaat in gebouwen optimaal reguleren.

Ook sensoren die we nu al intensief gebruiken – bijvoorbeeld bewakingscamera’s in en om gebouwen – zullen, voor zo ver ze dat niet al doen, steeds vaker hun data in de cloud opslaan. De schaalbaarheid (niet alleen voor opslag, maar ook voor analysecapaciteit) en de gemakkelijk te organiseren toegankelijkheid maken de cloud de ideale thuisbasis voor de sensordata die het IoT in toenemende mate gaat produceren.

 

Het idee achter een meer en meer connected world is dat onze mogelijkheden toenemen: we krijgen meer informatie over en meer vat op de systemen om ons heen. Daardoor kunnen we processen efficiënter inrichten, verspilling tegen gaan, bij complexe vraagstukken sneller tot conclusies komen en bepaalde verschijnselen eerder ontdekken, zo luidt de belofte. Kortom, (big) data gaan ons leven prettiger maken.

Maar het produceren van meer – of liever gezegd, meer nieuwe informatie, maakt ons ook kwetsbaarder. Denk aan een connected auto die gehackt kan worden, of inbrekers die aan de hand van domotica-gegevens precies weten wanneer ze moeten inbreken.

Wanneer onze zorg en aandacht rondom security vooral uitgaat naar de klassieke criminelen die met hacks onze systemen willen gijzelen, dan maken we een grote denkfout. Het vertrouwen in cloudtechnologie loopt de meest ernstige schade op, als niet criminelen, maar onze eigen medemensen – overheidsdienaren, civil servants die we zelf hebben aangewezen – misbruik van hun informatieprivileges gaan maken, ook al beloven ze dat ze de burger zullen beschermen tegen een overheid met expansiedrift.

 

De afgelopen zomer heeft cloudcomputing al de eerste ernstige deuken opgelopen en niet doordat commerciële spelers te snel gewaagde diensten en producten lanceerden. In de VS waren het de NSA-praktijken die het cloudconcept onder enorme druk zetten. Zo onthulde de Britse krant The Guardian dat de NSA via geheime gerechtelijke dwangbevelen de mogelijkheid gebruikte om clouddata af te tappen van miljoenen Verizon-klanten. Voor het eerste werd duidelijk in de VS wat de kracht was van de Patriot Act. Het ging niet langer om een ‘mogelijkheid’ dat jouw persoonlijke data door de overheid zouden kunnen worden opgevraagd, maar om de realiteit dat ze al waren gekopieerd en opgeslagen door die overheid. Weg privacy.

 

Bij het uitrollen van nieuwe IoT-modellen en -concepten (bijvoorbeeld protocollen voor machine-to-machine-communicatie zoals bij slimme energiemeters of on demand diensten voor gebouwenbewaking) houden ontwikkelaars nadrukkelijk rekening met security-aspecten van zowel M2M als cloud. Wanneer systemen onbetrouwbaar blijken te zijn, zullen consumenten ze massaal de rug toe keren, hetgeen dergelijke concepten financieel kwetsbaar maakt. Er is bij datagebaseerde diensten geen tweede kans zoals bij fysieke producten waarbij je met een goede recall actie de schade nog kunt proberen te beperken. In het een betrouwbaar Internet of Things wordt authenticiteit van dingen een belangrijk element. Is de sensor wel het apparaat dat het beweert te zijn? Hoe kan voorkomen worden dat Things ongeoorloofd elkaars identiteit overnemen? Daarnaast speelt data-integriteit een belangrijke rol: is de informatie die een sensor afstaat, nog steeds dezelfde informatie die uiteindelijk op een tussen- of eindbestemming wordt opgeslagen?

 

Wat is de waarde van dit soort inspanningen? De belangrijkste voorwaarde om met een prettig gevoel het cloud tijdperk te betreden, blijft toch een betrouwbare overheid. Wanneer die het keer op keer laat afweten, worden alle andere maatregelen op het gebied van security – ook die van de overheid zelf, bijvoorbeeld om ons op te voeden op het vlak van datasecurity – een lachertje. In plaats van meer veiligheid en betrouwbaarheid is het eindresultaat het omgekeerde: de stap naar cybermuiterij, cyberterrorisme en cyberactivisme wordt steeds kleiner, zoals Edward Snowden al overtuigend heeft laten zien. En last but not least wordt het gedrag van overheden een ernstig obstakel voor innovatie.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems

[wp_twitter]

De impact van het internet of things wordt zichtbaar

Hoe groot is de impact van het internet of things? Afgaand op de soms hoogdravende berichten uit de media lijkt het er op dat bedrijven en instellingen nog even achterover kunnen leunen. Maar schijn bedriegt: alleen toekijken levert het risico op van een achterstand.

De impact is al volop merkbaar en de uitdagingen blijven niet beperkt tot de whizzkids van IT, maar beïnvloeden de gehele organisatie. Het internet of things, of liever gezegd het internet of everything, gaat over sensors, netwerken, de verwerking en opslag van data, applicaties en beveiliging. Het is geen hype meer, zo blijkt uit de voorbeelden van bedrijven die zich voorbereiden op een nieuwe toekomst. Die voorbereiding vergt niet alleen een brede blik – wat staat er voor ons op het spel? – maar ook een transformatie van de complete organisatie. Het internet of things is meer dan het ‘aan elkaar knopen’ van enerzijds objecten en anderzijds IT. Tijdens de tweede Imtech ICT-rondetafeldiscussie onder leiding van Marco Gianotten met als thema het internet of things werd duidelijk: steeds meer bedrijven praten niet alleen over het internet of things, maar implementeren op dit moment concrete toepassingen.

Download verslag Imtech ICT rondetafeldiscussieLees het verslag van de Imtech rondetafeldiscussie met daarin onder meer een nieuw luchtmeetnetwerk in Eindhoven; een nieuw, groen en slim kantoorgebouw van Deloitte in Amsterdam; de kloof tussen IT-organisatie en operationele organisatie; en het kantelen en/of verdwijnen van bestaande business modellen als gevolg van het internet of everything. Download pdf


De data spreken voor zichzelf

Discussies over big data beginnen steeds meer te lijken op de discussie over de opwarming van de aarde. Dat de aarde geleidelijk opwarmt, mag als een feit worden beschouwd, bij het nadenken over mogelijke gevolgen zijn we afhankelijk van de betrouwbaarheid van scenario’s – het is immers een vraagstuk over de toekomst. Ook aan de kant van big data wordt de groei van het datavolume niet ontkend, maar wordt het lastiger als je de aandacht op de gevolgen wil vestigen.

DatainOneMinuteDe feiten rondom big data zijn helder. Het datavolume groeit snel en op veel gebieden (denk aan de zorg) explosief. De toekomst biedt weliswaar geen feitelijke zekerheden, maar dat de groei sterk zal doorzetten valt niet te betwijfelen. Alleen al het mobiele dataverkeer neemt tot 2019 met 45 procent toe, aldus het laatste Mobility Report van Ericsson. Wereldwijd zijn er nu twee miljard mobiele breedbandabonnementen, in 2019 zullen dat er 8 miljard zijn. Rond die tijd zal ook het aantal tablets, mobile pc’s en mobile routers meer dan verdubbeld zijn. De exacte impact is niet duidelijk, maar dat vrijwel alle grote brands bezig zijn met het internet der dingen maakt in elk geval duidelijk dat het IoT de komende vijf jaar een enorme ontwikkeling zal doormaken.

Niet alle bedrijven zullen in 2019 (dat is over vijf jaar, de iPad is op dit moment nog maar drie jaar oud!) gelijktijdig in staat zijn met deze databubble om te gaan. Big data staat vooral bij IT-dienstverleners hoog op de agenda en daarnaast zijn er steeds meer CIO’s die inzien dat het tij niet te keren is. Steeds vaker gaat de CIO met de business in gesprek om te bezien wat de kansen, maar ook de uitdagingen zijn bij het aan de slag gaan met big data.

 

hollandse brug tekening - webIn veel gevallen moet de business echter nog tot het inzicht komen dat big data geen hype is. De early adopters van het big data fenomeen hebben nu dus al een voorsprong. Voor de late majority wordt de achterstand straks op twee manieren een probleem: er is minder tijd om een inhaalslag te maken, maar de transformatie naar de cloud zal sneller moeten. Tegen de tijd dat de late majority tot het inzicht komt dat er een begin moet worden gemaakt, wordt de jacht op data-analisten geopend en zullen prijs en beschikbaarheid verder uiteen gaan lopen. Kortom, veel organisaties zullen niet tijdig toegerust zijn – ook op boardroom niveau – om op het vlak van technologie, personeel en processen aan de slag te kunnen met big data. Niet nadenken over big data is dus ernstiger dan alleen uitstel van executie.

Waar te beginnen met big data? – live webcast

Op dinsdag 19 november organiseert Computerworld een live webcast met T-Systems en IDC, met als invalshoek: waar te beginnen met big data?

Tijdens de webcast wordt ingegaan op vraagstukken rondom security; besluitvorming en algoritmes; waarde en ROI van big data en de rol van technologieoplossingen waaronder cloudcomputing.

  • Datum: 19 november 2013
  • Aanvangstijd: 4.00 p.m. CET
  • Deelname is kosteloos
  • Aanmelden kan hier.

 

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


Cloudbankieren

DSC_9178Wanneer je het vliegtuig naar de VS neemt, weet de NSA vermoedelijk sneller wat jij aan boord hebt gegeten dan dat de cabin crew het aan je heeft gevraagd. Passenger Name Records moeten door vliegmaatschappijen beschikbaar worden gesteld aan de VS, die afspraak is nu eenmaal gemaakt, maar het afluistervraagstuk plaatst internationale afspraken en wet- en regelgeving in een ander perspectief. Onze banken worstelen echter al langere tijd met het datavraagstuk en met vergelijkbare wetten en regels met een eveneens twijfelachtige werking.

Cloud computing is een vorm van outsourcing

Nederlandse banken die zaken doen met Amerikaanse bedrijven, hebben te maken met verschillende regelingen. Aan de ene kant is er de Patriot Act, die de AmerikaanDSC_8837se overheid (officieel na toestemming van de rechter) de mogelijkheid biedt om data op te vragen van Amerikaanse burgers en bedrijven, ongeacht waar die zich bevinden. Aan de andere kant dragen Nederlandse organisaties vanuit Nederlandse en Europese wetgeving zelf de verantwoordelijkheid voor een correctie verwerking en bescherming van persoonsgegevens. Wanneer Europese banken zaken doen met internationale dienstverleners, wordt de wet- en regelgeving alleen maar complexer. Niet-Europese dienstverleners moeten verklaren dat zij de Europese wet- en regelgeving respecteren. Hun datacenters moeten bijvoorbeeld binnen Europa gevestigd zijn, zodat voorkomen kan worden dat een vestigingsland (buiten Europa) via eigen wet- en regelgeving kan bepalen hoe er wordt omgegaan met data. Datacenters zijn relevant voor de opslag van klantgegevens. Van grote financiële instellingen is vrijwel nooit bekend waar zij welke data onderbrengen.

Safe harbor

De Safe Harbor-regeling tussen de EU en VS schrijft voor dat Amerikaanse bedrijven alleen privégegevens van Europese consumenten verwerken en opslaan als ze (Safe Harbor)-gecertificeerd zijn. Onderliggende regels hebben betrekking op zaken als toestemming, databeveiliging, handhaving en klachtafhandeling. Het Safe Harbor-keurmerk wordt gehandhaafd door het Amerikaanse ministerie van Handel.

Of het Safe Harbor-keurmerk garanties biedt, is de vraag. De Patriot Act geeft de VS altijd de mogelijkheid om data (of complete servers) te vorderen, iets waardoor het keurmerk aanzienlijk aan kracht inboet. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) stelt daarom dat Nederlandse bedrijven en organisaties die clouddiensten afnemen in de VS, zelf eindverantwoordelijk zijn voor de bescherming van persoonsgegevens.

Toezicht?

Om die verantwoordelijkheid goed te kunnen invullen moet je dan wel een audit kunnen uitvoeren bij je clouddienstverlener. Voor financiële instellingen geldt dat De Nederlandsche Bank (DNB) toezicht houdt en dat toezicht strekt zich uiteraard ook uit tot de DSC_9178IT van banken. In de Wet Financieel Toezicht (WFT) en de Pensioenwet is vastgelegd dat DNB een right to audit heeft. Dat recht kan gebruikt worden wanneer DNB er niet of onvoldoende in slaagt om via normale procedures (opvragen van documenten, stellen van vragen) aan informatie te komen. Wanneer banken overgaan tot het uitbesteden van IT, mag dat niet leiden tot belemmeringen in het toezicht, zo is één van de eerste voorschriften van DNB. Cloud computing verandert daar niets aan. Het audit-recht van toezichthouders blijft aan de orde en gaat bij IT-outsourcing bijvoorbeeld tot op het niveau van onderaannemers van IT-dienstverleners. De praktijk is echter tot nu toe dat veel Amerikaanse partijen niet toe stonden dat een Nederlandse toezichthouder het right to audit ook daadwerkelijk zou uitoefenen: toezichthouders kwamen er eenvoudigweg niet in.

Werkbare afspraken

Financials ervaren het dan ook als een hele toer om alle wet- en regelgeving vertaald te krijgen in juridische contracten en afspraken met hun service providers. Service providers op hun beurt vrezen dat opdrachtgevers of toezichthouders zo maar kunnen binnen vallen. Het realiseren van contractuele afspraken met service providers rondom het naleven van wet- en regelgeving is hierdoor tijdrovend maatwerk.

De service providers en de Nederlandse financiële sector zijn gebaat bij heldere afspraken over bijvoorbeeld het invulling van het toezicht. DNB heeft met de clouddienstverleners Microsoft, Salesforce.com en Amazon overeenstemming bereikt over de wijze waarop specifieke clausules van IT-contracten kunnen worden ingevuld. Het gaat dan om aspecten als hoe vaak het right to audit speelt, wie de kosten draagt en wat een audit precies inhoudt. De afspraken die DNB met Salesforce.com, Microsoft en Amazon heeft gemaakt, zijn echter niet openbaar. Ze zijn concurrentiegevoelig en hangen nauw samen met de aangeboden diensten van de betrokken partijen; mede een gevolg van principle-based toezicht door DNB (in plaats van rule-based toezicht).

Meer transparantie?

Hoewel de Patriot Act een pijnpunt blijft, begrijpt een partij als Microsoft dat ze moet inspelen op de lokale Europese situatie – het bedrijf wordt dan ook steeds transparanter over de locatie van de eigen datacenters, aldus DNB. Wanneer concurrentie er voor zorgt dat meer leveranciers DSC_8957versneld gaan inspelen op regelgeving, wordt dat aantrekkelijk voor klanten. Het vergroot tegelijkertijd de complexiteit: dienstverleners zullen namelijk sterker moeten inspelen op uiteenlopende omstandigheden van verschillende lokale markten. Of de verschillende nationale toezichthouders eenzelfde beweging zullen maken en zullen streven naar geharmoniseerde regelgeving, valt te betwijfelen. Daarvoor zijn de verschillen in nationale wet- en regelgeving op het vlak van levensverzekeringen en pensioenen nog veel te groot.

Of juist gebrek aan transparantie?

Leveranciers bieden inmiddels allerlei verschillende cloud diensten aan, bijvoorbeeld afgestemd op verticals of op specifieke vraagstukken rondom data of toepassingen. IT-uitbesteders ervaren tot nu toe vaak gebrek aan transparantie bij aanbieders. Zo worden ze soms achteraf toch geconfronteerd met additionele kosten en vragen ze zich af wat het verschil is tussen een private cloud en gevirtualiseerde diensten. Aan de andere kant kan het schaalvoordeel dat een cloudprovider kan leveren, ook betrekking hebben op het gebied van security. Kiezen voor de cloud betekent dat je als uitbesteder in een multi-tennant-omgeving terecht komt, waarbij de aanbieder maximale energie in beveiliging zal steken. Maar wanneer financials met die reden allemaal voor dezelfde cloudprovider kiezen, maakt dat die ene provider en daarmee de financiële sector als geheel weer extra kwetsbaar.

 

Dit blogbericht is gebaseerd op een verslag van een rondetafeldiscussie over ‘financials in de cloud’ (2013). De discussiebijeenkomst werd geleid door Marco Gianotten en was een initiatief van de Werkgroep Cloud van Platform Outsourcing Nederland. Het uitgebreide verslag inclusief een case over de stap van Robeco naar de cloud is te vinden op http://giarte.nl/publications/outsourcing-performance-2014/

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


Het internet van onzichtbaarheden

Het zal niet lang meer duren voordat we Google Glass-dragers in real life op straat tegenkomen. Een goed geïnformeerd mens met een scherpe blik zal deze vorm van wearable computing opmerken. Het internet of everything is een stuk minder zichtbaar.

IT-consumerization heeft zo zijn voordelen: ons leven is een stuk gemakkelijker geworden. Met een app als  Buienradar weten we wanneer het gaat regenen in onze directe omgeving; het gemak van die kennis is vele malen groter dan het nadeel van het delen van onze locatie. Dergelijke gemaksdiensten betalen we met meestal met data als valuta. Data kan je in een zeker opzicht met echt geld vergelijken: het is fijn als je er over kunt beschikken en het is vervelend als het tussen je vingers weg glipt of gestolen wordt.

Privacy is (op)rekbaar begrip

Burgers verwachten van hun overheid steeds meer transparantie, maar hebben er vreemd genoeg steeds minder moeite mee allerlei data af te staan of te delen. Grosso modo wordt er lauw gereageerd op pogingen van derden om informatie te ontfutselen, ongeacht of het nu om de overheid of over bedrijven gaat. In veel gevallen praten we de datahonger goed met argumenten die gaan over winst in kwaliteit en efficiency (denk aan de zorgsector) of tegen winst op veiligheidsgebied (denk aan openbare veiligheid). Dat laatste is overigens opmerkelijk: er is nog nooit aangetoond dat het veiliger wordt wanneer we meer weten. In tegendeel, meer data vergroot de kans op nieuwe ongelukken.

Een overheid of onderneming die echt iets wil weten van consument of burger moet vooral enig geduld opbrengen: de grenzen van burgers en consumenten zijn uiterst rekbaar als het gaat om privacy.

Millennials zijn de CxO’s van morgen

Ook millennials, de grootverbruikers van de open samenleving, maken zich weinig tot geen zorgen over hun privacy – dat is een begrip uit de 20e eeuw – en over waar hun data staan. Als ze er maar bij kunnen en tot nu toe gaat dat goed. Millennials gaan om met data zoals babyboomers omgaan met automatische incasso’s. Millennials vertrouwen wellicht nog op een emotioneel overschrijfbaar digitaal bestaan: nieuwe feiten zijn belangrijker dan oude feiten; oude feiten vergelen net als oude foto’s.

Die millennials zijn de politici, CEO’s en CIO’s van morgen. Als gretige gebruikers zorgen ze voor een voedingsbodem voor het internet of things (IoT) en later zullen ze het wellicht uitbouwen.

Vier eigenschappen

Waarmee moeten we nog meer rekening houden, als we ons binnenkort vergapen aan het internet of things?

1. Het internet of things is, net als internet zelf, een disruptive technology. Het internet heeft niet alleen complete industrieen getransformeerd (reissector, retail, muziekindustrie en de uitgeverij) maar ook een aantal maatschappelijke standaarden onderuit gehaald, onder meer op het vlak van bescherming van persoonlijke privacy, identiteit en data. Snel na de doorbraak van internet werd duidelijk dat verschillende soorten wetgeving niet meer voldeed.

2. Het internet is als dataverschijnsel een onomkeerbaar proces. Het internet of things zorgt voor een explosieve datagroei. Gelukkig is het digitale geheugen kolossaal en functioneert over het algemeen erg goed; data liggen aan de basis van steeds meer processen. Afhankelijkheid van data leidt echter ook tot kwetsbaarheid van die processen. En de onomkeerbaarheid heeft ook betrekking op privacy: wat we daarvan inleveren, krijgen we nooit meer terug.

3. Het internet of things is onderhevig aan proliferatie. De eerste internetfunctionaliteit beperkte zich tot computernetwerken; vooral het aantal IP-adressen is daarbij toegenomen. Met de komst van tablets en smartphones lijkt het alsof internet ‘overal’ is, de volumes worden echter pas echt groot wanneer voorwerpen connected worden. De proliferatie strekt zich niet alleen uit tot datgene waar we controle over denken te hebben. Het internet of things zit straks ook in de publieke infrastructuur: in de vorm van sensors in wegen, bruggen, parken, openbaar vervoer. Die sensors verzamelen data over onze interactie met die infrastructuur. Dat vraagt om een andere benadering van overheden hoe zij met informatiearchitectuur, data en informatie omgaan. Aleecia M. McDonald, als director of privacy verbonden aan het Center for Internet and Society van Stanford Law School, stelt het als volgt: “We have learned the hard way that we cannot trust companies or governments to show restraint in collecting our data.”

4. Het IoT gaat leiden tot onvoorziene, nieuwe business concepten. IoT als geheel kan alleen een succes worden als de ‘schuld’ die is ontstaan in de relatie tussen data en technologie enerzijds en privacy, security en safety anderzijds wordt ingelost. Voor zo ver dat nog mogelijk is, vergt het een enorme inhaalslag waarvoor de basis moet worden gelegd in het onderwijs van nu, ook op het vlak van bewustzijn.

Normen en standaarden

Het Institute of Electrical and Electronics Engineers Standards Association, afgekort IEEE-SA of kortweg triple-E werkt al enkele jaren aan de ontwikkelingen van verschillende standaarden die relevant zijn voor het Internet of Things. De standaards zijn nodig om ontwikkelaars en innovators een algemeen platform te bieden zodat ‘compatibiliteit’ gegarandeerd is.

Maar ook voor het minder zichtbare zullen standaarden moeten worden ontwikkeld. Zaken als wearable computing, goedkope sensoren en permanente connectiviteit in combinatie met de inzet van big data analytics roepen nieuwe vragen op, op het moment dat de verschijnselen zich openbaren.

Of zoals het NYT-redactioneel het verwoordt: “A camera that lets you check on your sleeping baby? Very cool. A camera that lets hackers broadcast live video of your sleeping baby? Less cool.”

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


WTF is IFTTT?

Het Internet of Things (IoT) is geen toekomstmuziek, het bestaat gewoon. Mijn telefoon veert (via een bluetooth melding) al op wanneer m’n vriendin in haar auto voor ons huis langsrijdt en in de draadloze thermostaat die ik al twee jaar gebruik zit een Zigbee-chip die met de ketel communiceert.

Om dat snel oprukkende internet van dingen te temmen met zelfbedachte en controleerbare acties is er sinds enige tijd IFTTT. IFTTT staat voor ‘If This Then That‘. IFTTT is een startup – gevestigd in San Francisco – die een service aanbiedt om internet te gebruiken als dashboard voor het aansturen van dingen of processen.

IFTTT maakt het mogelijk om zelf online diensten aan elkaar te koppelen: zo kan je bijvoorbeeld inregelen dat je een sms ontvangt als een andere app regen in jouw buurt voorspelt. Het bedrijfje IFTTH sloot partnerships met onder meer Philips. Hierdoor is het mogelijk om de kleur van Philips Hue’s paars te laten schijnen als het regent.

IFTTT beeldLinden Tibbets is een van de bedenkers en ontwikkelaars van IFTTT. Tibbets was op zoek naar algemene regels die het werken met internet meer specifiek kunnen maken. Met andere woorden, hij wilde internet gaan gebruiken als thoughput, als schakelkast tussen input en output, of tussen actie en reactie. ‘Recepten’ zijn de instructies die er voor zorgen dat een bepaalde actie tot een bepaalde respons leidt. Dat mag in de visie van IFTTT geen heel ingewikkelde operatie zijn. In tegendeel, het mag niet gaan lijken op programmeerwerk, al is dat wel wat je doet. De ontwikkelaars zijn daarom met ikonen gaan werken, hetgeen IFTTT geschikt maakt voor mobiel gebruik. Natuurlijk worden de recepten, die iedereen kan creëren, straks ook gedeeld via social media.

IFTTT beeld 2Met platforms zoals IFTTT krijgt domotica een consumerized tintje: het zijn niet langer de hardware- en software-boeren die IoT-functionaliteit leveren: denk aan de zonwering of verwarmingsthermostaat thuis die je vanaf je werk met je mobiel kunt bedienen. Of een meer praktisch voorbeeld van GE, die een IoT-dingetje voor in de koelkast ontwikkelde.

Met IFTTT kunnen mensen zelf gemakkelijk koppelingen tussen verschillende online zaken aanbrengen. En waar het IoT nu nog vooral gericht lijkt te zijn op de interactie tussen online  en fysieke ‘voorwerpen’, kan met IFTTT als platform straks iedere interactie ontworpen worden. Het betekent ook dat consumenten niet beperkt worden door producenten die koppelingen voorschrijven: je koelkast kan zelf melk bestellen bij iedere online retailer, en niet alleen bij de eerste retailer die denkt in te spelen op IoT.


Het echte millennial-probleem

Het Nieuwe Werken is nog maar net overgewaaid en big data en het internet of everything staan al te trappelen om aandacht van de CIO. Die is nu vooral nog druk in de weer met cloudcomputing en het invoeren van bring your own device (BYOD)-beleid.

CIO’s zien dat de IT-afdeling sneller en flexibeler moet functioneren: onder 20130520_154301andere om innovaties sneller door te voeren en de time to market te verkorten, maar ook om de medewerkers beter in staat te stellen hun werk te doen. Uptime van de medewerker wordt het uitgangspunt. De medewerkers zelf doen ook een duit in het zakje. Ze verhogen de druk op IT door te verwachten dat IT-op-het-werk net zo gemakkelijk werkt als de IT die men thuis gebruikt. Deze IT-consumerization is aangewakkerd door goeroes die steeds opnieuw wijzen op de komst van een nieuwe generatie werknemers: de Millennials.

Millennials

Millennials – mensen die begin jaren negentig geboren zijn, ze worden ook wel generatie Y genoemd – bepalen straks hoe het gaat in het bedrijf. Millennials zijn volkomen digitaal. Ze bepalen zelf hoe en waarmee ze werken, ze willen aangesproken worden op output – en nog liever op outcomes. Ze hebben een hekel aan oude hiërarchische patronen en silo’s, willen graag zinvol werk doen en denken onafhankelijk. Althans, die indruk wordt gewekt. Want het bedrijfsleven wordt door goeroes een beetje bang gemaakt voor deze groep. Millennials zouden als gevolg van de vergrijzing in grote getale het bedrijfsleven instromen en ingrijpende veranderingen afdwingen. Zonder rekening te houden met millennials zouden bedrijven de strijd verliezen. De bangmakers zelf maken echter meestal geen deel uit van generatie Y, maar van generatie X – geboren in de jaren zestig en zeventig.

Vergrijsde organisaties

DSC_1653Ik voorzie bij het Millennial-vraagstuk heel andere trends. Millennials overspoelen het bedrijfsleven helemaal niet, er zal een geleidelijk proces van vervanging zijn. In Nederland krimpt de potentiële beroepsbevolking tot 2016 met ongeveer vijftigduizend personen, maar omdat we de komende jaren langer doorwerken, zal de omvang van beroepsbevolking de jaren daarna licht toenemen. Vooral sterk vergrijsde bedrijven zullen te maken krijgen met een flink verloop.

Millennials hebben het begrip schaarste nauwelijks meegekregen. Ze hebben weinig op met privacy en security: dat zijn begrippen die naar hun idee integraal deel uitmaken van die andere commodities: connectiviteit en functionaliteit. Of in normaal Nederlands: je moet overal en altijd bij alle informatie kunnen komen. Een lovenswaardig streven, dat goed past in een organisatie die het moet hebben van multidisciplinair samenwerken. Werkgevers worden echter een beetje bang gemaakt: in tijden van een krappe arbeidsmarkt zou de werkgever weinig keus hebben en zou de Millennial van alles kunnen eisen. Ja, Millennials gaan inderdaad op andere manieren kiezen voor werkgevers. Dat kan, omdat ze over meer informatie beschikken en deze vaker delen. Een goed voorbeeld hiervan is Glassdoor, dat al lang niet meer gaat over Bring Your Own Device.

Millennial proof?

Aan de CIO de uitdaging om de werkplek Millennial-proof te maken; iets wat in de praktijk neerkomt op Choose Your Own (met een budget zelf je hardware kiezen) en verder de toegang tot informatie te vergemakkelijken (goede software en connectiviteit). Over enkele jaren zijn dit soort zaken gewoon gemeengoed – niet alleen door de aanwezigheid van Millennials, maar ook omdat personen uit generatie X hier om vragen.

Het echte probleem rondom de Millennials gaat zich voordoen over tien tot twintig jaar. Over een jaar of tien hebben de Millennials van nu enige werkervaring van betekenis opgebouwd. We vertoeven dan in 2023 en hebben net 2020 gepasseerd, een belangrijk ijkpunt voor veel organisaties. In de periode daarna zal de vergrijzing (waar nu vooral over gepraat wordt) in volle ernst voelbaar worden. Hoewel de omvang van de vergrijzing in Nederland – ten opzichte van de meeste andere Europese landen – relatief gering is, zal de impact van de vergrijzing in ons land relatief groot zijn. Dat heeft vooral te maken met de kosten van de vergrijzing, die in Nederland stijgen tot 8 procent van het BNP. Op Europese schaal zal de beschikbare beroepsbevolking tot 2050 afnemen met zo’n tien procent en specifiek in Nederland zal er een tekort ontstaan op het vlak van hoogopgeleid personeel.

Kortom, bedrijven doen er verstandig aan zo snel mogelijk hun IT-voorzieningen voor medewerkers te moderniseren, want over een jaar of tien is BYOD eenvoudigweg een hygiënefactor en staan organisaties voor veel grotere uitdagingen.

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


Alles van data is weerloos

Het internet staat in het teken van convergentie: altijd en overal toegang tot alle informatie. Daarmee wordt het gemak van de digitale snelweg steeds groter. Het onderliggende dataverkeer wordt daardoor wel steeds diffuser. De afluisterschandalen tonen aan dat de route minstens even belangrijk is als herkomst en bestemming.

De afluisterschandalen volgen elkaar sneller op dan tijdens het heetste moment van de koude oorlog. Inmiddels zijn we kritischer, beter geïnformeerd en assertiever, maar het blijft vervelend dat uitgerekend die digitale snelweg, waar we zo op gesteld zijn geraakt, nu duidelijk maakt dat gemak en kwetsbaarheid dicht bij elkaar liggen.

Het gemak

shutterstock_112036244Het web is inmiddels uitgegroeid tot veel meer dan alleen een informatieplatform. We surfen ons suf en clicken ons lam. Het internet biedt als primaire gateway toegang tot content en tot entertainment.

De televisie, die concurrentie heeft gekregen van games, apps en social media, schaart zich nu in het rijtje desktop, laptop, tablet en smartphone. Telefonie- en kabelbedrijven zijn druk bezig om van triple play (bellen, internet en televisie) over te gaan naar quad play (het toevoegen van mobiele connectiviteit). Oude grenzen vervagen: mobiel staat niet meer voor ‘bellen’, maar voor een vorm van connectiviteit die aanvullend is op wat we thuis en op kantoor hebben. Het concept ‘vaste telefoonlijn’ kan straks naar het museum; het begrip ‘telefoontikken’ stamt uit het bakeliet-tijdperk.

Convergentie

Het leidende principe achter deze ‘convergentie’ is dat alle data op alle devices beschikbaar zijn en dat voor die connectiviteit – ongeacht het soort data – verschillende technologieën worden gebruikt.  Quad play wordt onder meer opgezet door UPC en Ziggo, waarbij zij de routers van hun klanten – met toestemming van die klanten – gaan opnemen in een nieuw netwerk. Klanten kunnen vervolgens zelf ook van dat netwerk gebruik maken. Dat betekent bijvoorbeeld dat mobiele telefoongesprekken die shutterstock_84718831vanuit huis worden gevoerd, gewoon worden opgepakt door het kabelnetwerk, door wifispots, door femtocellen en picocellen. Voor data die we onderweg ophalen of wegsturen, geldt hetzelfde, waarbij het mobiele netwerk (3G, 4G en straks 5G) voorziet in connectiviteit als andere netwerken niet beschikbaar zijn.

Convergentie heeft dus gevolgen voor de reis die data aflegt. Voor streaming content zoals muziek of video is dat misschien niet zo interessant. Voor onze persoonlijke files betekent het dat ze gemakkelijker op alle devices beschikbaar komen. Denk aan foto’s en video’s, gemaakt met de smartphone, die via de cloud op het grote TV-scherm bekeken kunnen worden. Het zelfde geldt voor apps – buienradar raadplegen, Skypen of een overboeking doen met de TV als interface. Of on demand televisie kijken op je tablet of smartphone.

Datastromen

shutterstock_6234928Convergentie betekent dat het onderscheid tussen verschillende datastromen geleidelijk verdwijnt. Een e-mail is data, een gesproken conversatie is data, een Whatsapp-bericht is data en het gebruik van streaming (bij audio of video) is eveneens data. Bij een datafile (onze software, tekst of beeld) vertrouwen we er op dat de data blijven bestaan nadat we ze hebben opgehaald; van een spraakbericht hopen we dat de data vervliegen, bij een streaming dienst zoals Spotify is het nadrukkelijk de bedoeling dat data niet worden opgeslagen.

Het convergentieparadigma impliceert ook dat we niet meer precies weten via welke datahubs onze conversaties – telefoongesprekken, e-mails en whatsapp’s – lopen en wat er onderweg mee gebeurt. Dat is het gevolg van de ontwikkeling dat connectiviteit een optelsom is van verschillende verbindingen, technieken, platforms en leveranciers. We beseffen dat al deze hubs goed beveiligd moeten zijn, maar garanties hebben we niet en als het mis gaat is moeilijk aan te wijzen waar het lek zit.

So what

Wat kan er mis gaan? Datastromen worden vastgelegd terwijl dat juist niet de bedoeling is. Data verdwijnen terwijl we nadrukkelijk hadden gevraagd om opslag. Data worden onderweg gebruikt of gemuteerd door derden terwijl ze vertrouwelijk zijn. Data zijn niet toegankelijk, terwijl ze wel ons eigendom zijn. Dit zijn geen theoretische uitkomsten, maar praktische problemen. Niet alleen de bestemming (de cloud is steeds vaker de eindbestemming van onze datastroom) maar ook de route die data afleggen zou ons zorgen moeten baren.

Data is grondstof voor informatie waarmee bedrijven vat willen krijgen op onze portemonnee; een model dat we al ruimschoots hebben geaccepteerd in ruil voor alles wat digitaal glimt en glinstert. We weten nu dat ook overheden graag controle uitoefenen op datastromen. Ook Angela Merkel begrijpt inmiddels: alles van data is weerloos.


Datawaarde en cloudgarantie

stockAls journalist zit ik volop in de cloud. Al mijn zakelijke files (zowel content als administratie) staan in de cloud, mijn mail verloopt via de cloud en zowel mijn zakelijke als mijn privé-netwerk bevinden zich in de cloud. Ikzelf zit in de driver seat: ik kan via ieder device overal en altijd gemakkelijk bij, ik kan de capaciteit uitbreiden en ik heb zicht op de kosten. Zo lang mijn leveranciers zorgvuldig omgaan met hun klanten – en daar vertrouw ik op – maak ik mij geen zorgen over beveiliging en uptime.

Mijn overstap naar de cloud is geleidelijk verlopen. Eerst ben ik gestopt met het gebruik van Microsoft Outlook; dat werd vervangen door Gmail. Daarna ben ik gevallen voor de lol van Facebook, het nut van Linkedin en het gemak van Dropbox. Van die clouds – lees: servers – heb ik geen idee waar ze zich bevinden en wat voor soort mensen aan de knoppen zit. Ook hier is het een kwestie van vertrouwen.

Clouds en banken

Als het gaat om vertrouwen, dan lijken cloudleveranciers wel wat op banken. Een bank is voor mij niet veel meer dan een dienstverlener waar je je geld kunt parkeren. De rentestand maakt dat niet aantrekkelijk, maar schuiven met geld (overboeken, incasseren en opslaan, betalen) gaat via een bank gemakkelijker dan vanuit een oude sok of een spaarvarken.

DSC_1265Goed beschouwd bestaat mijn geld – zeker in dit tijdperk van online bankieren – alleen in de vorm van data. Ik ga er vanuit dat de bank mijn geld goed beschermt; ook al is het data en geen chartaal geld, laat staan goud. Als mijn bank omvalt en mijn geld goed heb geparkeerd, dan is mijn kapitaal tot op zekere hoogte verzekerd via het deposito-garantiestelsel.

Ook voor mijn data geldt dat het handig is als een externe partij ze voor mij bewaart – en ik mij kan beperken tot het geven van opdrachten die aangeven waar de data naar toe moeten. In de wereld van data ontbreken echter afspraken of garantiestelsels. Dat is vreemd, want bij de meest bedrijven vertegenwoordigen data een belangrijk deel van de assets: klanten, goodwill, medewerkers, voorraden, producten, intellectueel eigendom of markten. Daarnaast geven data inzicht geven in de performance en de strategie van ondernemingen. Bedrijven hebben hun data echter zelden op de balans staan.

Data hebben intrinsieke waarde

Voor consumenten zijn data steeds vaker een betaal- of ruilmiddel bij het afnemen van ‘gratis’ diensten. Dat is bijvoorbeeld het geval bij Gmail van Google. In die situatie is duidelijk dat de data op zich een waarde vertegenwoordigen. Google biedt in ruil voor die waarde haar Gmail-dienst gratis aan (Google baseert op de inhoud van de e-mail zijn advertenties).

Bedrijven die professionele clouddiensten afnemen, betalen voor de daadwerkelijk gebruikte servercapaciteit. De exploitatieomzet die met het servergebruik wordt gegenereerd, wordt niet beïnvloed door de intrinsieke waarde van de data. Tenzij de eigenaar van de data een hoge waarde aan de data toekent en daarom voor een zeer hoog niveau van dienstverlening kiest.

Het waarderen van data is lastig, maar aan de andere kant: als data geen activa of asset zijn, dan is de kans groot dat ze gezien worden als kosten. En die moet je minimaliseren. Dat is geen goed vertrekpunt voor de cloudgebruiker, die iets opbergt in de kluis van een ander. Waarbij die ander, de clouddienstverlener, zijn diensten niet afstemt op de waarde van de inhoud van de kluis. Het is immers standaarddienstverlening? In ons privéleven negeren we dat soort risico’s niet. Wanneer we op vakantie gaan, nemen we bewust beslissingen over reis-, ongevallen- en annuleringsverzekeringen.  De verhouding tussen risicobedrag en premie geeft daarbij vaak de doorslag.

Dataverlies

Los van allerlei cloudvarianten, -modellen en SLA’s is cloud computing goed voor dataverlies bij twee op de vijf bedrijven, aldus onderzoek van Symantec, dat meer dan 3.200 bedrijven ondervroeg over gebruik van de cloud. 43 procent van de cloudgebruikers moest na dataverlies teruggrijpen op een eigen backup. Gelukkig zijn er verzekeringen tegen cybercrime en dataverlies. Zonder een goede waardebepaling lijkt het echter lastig je data te verzekeren.

Deze post is tot stand gekomen in samenwerking met de Zero Distance community en T-Systems


Data driven drivers

In 2015 moeten in Europa alle nieuwe auto’s voorzien zijn van een eCall systeem. Voordat het zo ver is staan er nog wat vragen open. Mag de auto alleen zelfstandig communiceren met een meldkamer? Of mag de bestuurder ook zelf een ‘noodknop’ indrukken? Moeten meldkamers zich in dat geval voorbereiden op massale meldingen als ergens een ongeval heeft plaatsgevonden? Moet de auto een noodsignaal afgeven als de airbag afgaat of moet ook gekeken worden naar de impact van het event?

DSC_4120Een bezoekje aan iMobility Challenge op 11 september 2013 maakte duidelijk dat de techniek nog altijd ver vooruit loopt op de praktische realisatie. iMobility is een programma gericht op schonere, veiliger en meer efficiënte mobiliteit. Die verbeteringen kunnen voor een groot deel worden voortgebracht door systemen die data produceren; een ander deel van de verbeteringen zit ‘m in het slimmer gebruik van bestaande en nieuwe data. Maar het succes van verbeterprogramma’s hangt dus ook af van besluitvorming.

Een KLPD’er, die voor een demonstratie van eCall bij iMobility aanwezig was, bevestigde dat evenmin duidelijk is hoe de eCall meldingen moeten worden afgehandeld. Op dit moment gaan de meldingen nog naar de alarmcentrale van het betreffende automerk. Die koppen een serieuze melding door aan de meldkamer van… zegt u het maar. De ANWB? De meldkamers van 112? De KLPD? Rijkswaterstaat? Daarover is nog geen besluit genomen. Een ding is wel duidelijk: de communicatielijnen en de data vertegenwoordigen geld en machtsposities.

Een vergelijkbaar probleem doet zich voor bij het gebruik van open data. Althans, data waarvan betwist wordt of ze wel open zijn. Als het gaat om het beter regisseren van de mobiliteitsbehoefte, dan ziet TNO kansen in big data. Het combineren van allerlei gegevens, waaronder die van sociale media. TNO zou wel willen dat ook de reizigersdata van TLS (de club die de OV chipkaart in Nederland exploiteert) ‘open’ worden, zodat ook anderen er mee aan de slag kunnen. Een TNO-onderzoeker vermoedt dat het een kwestie van jaren is: daarna zijn de OV chipkaart data vrij. Maar voor de details verwijst hij ons door naar het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Daar vinden ze wenselijk dat die data vrijkomen, maar lastig om dat hardop te beweren.

verizon-delphiOok op een ander vlak wordt gestreden om data. Delphi (foto) is een van de leveranciers van een (2G of 3G)dongel-gebaseerd systeem dat via de OBD-II connector voertuigdata in de cloud zet. Normaal wordt die OBD-connector gebruikt door het onderhoudsbedrijf om de autogegevens uit te lezen, dus met een diagnostisch doel. Via de dongel worden digital-keydata real time beschikbaar via een mobiele app en een web-applicatie. Die data hebben betrekking op waar de auto zich bevindt, maar ook op wat de actuele snelheid en het toerental is. Omdat er tweewegverkeer mogelijk is, kan je de auto ook bedienen via een app. Dus openen of inschakelen, maar ook bijvoorbeeld geografische grenzen aangeven waarbinnen de auto moet blijven.

Zonder autobezitter geen auto en dus geen data. Met de combinatie Verizon (voor de connectiviteit) en Delphi (voor de software) ontstaat een berg data die in de Delphi cloud terechtkomt, maar de data zijn van degene die het Delphi product afneemt. Dat kan ook dus een leasemaatschappij zijn. Of een huisvader die precies wil weten of zoon en dochter zich aan de maximum snelheid houden.

DSC_4101Hoe lang zitten we zelf nog achter het stuur? Dat auto’s intelligenter worden, staat vast. Omdat auto’s en IT langzaamaan versmelten, komen twee processen nu echt op gang. Het eerste proces is gericht op de auto als vervoermiddel in het verkeer: zuiniger, veiliger, beter inspelend om omgevingsfactoren en omstandigheden. Een tweede aspect heeft te maken met de auto als verdienmodel. De auto zelf draagt steeds minder bij aan het resultaat van fabrikanten. Het verdienmodel verschuift in de richting van aanvullende diensten (infotainment, onderhoud, service). Daarnaast gaat de auto terrein verliezen. De dominante positie moet straks gedeeld worden met andere mobiliteitsoplossingen.

Video: TNO over Open Data en Mercedes Benz over Distronic technologie
 

DSC_4188Een belangrijk deel van iMobility was gericht op IT en data, een ander deel van de aandacht ging uit naar elektrisch rijden. Tesla had twee exemplaren van het model S beschikbaar gesteld, die in nog geen uur werden leeggereden door hongerige autojournalisten. Er waren ook Twizy’s en Zoe’s van Renault en slimme limo’s van Mercedes. Ford liet zelfs een busje rondrijden met het opschrift ‘Zero Emission’. Alsof het ontwerpen, bouwen en onderhouden van windmolens volledig kan worden gerealiseerd met… windenergie.